Inkijk ~ Hella S. Haasse

► door: A.IJ. van den Berg

Afgezet tegen mijn eisen voor de ideale boekrecensie had Hella S. Haasse mijn ideale boekbespreekster kunnen worden. Ze herlas telkens. En als haar een schrijver interesseerde wilde ze het hele werk van zo iemand leren kennen ook.

Wanneer ze over een auteur schreef, had Haasse zowel een intieme toegang tot zijn of haar teksten, omdat zij daar zo dicht op zat, als ook de afstand om grotere vergelijkingen te kunnen maken.

Toch was het een straf voor mij om Inkijk te lezen — éen van twee bloemlezingen uit het beschouwende proza die aan het einde van Hella S. Haasse’s leven verschenen. De andere anthologie heet Uitzicht.

Normaal zou ik een essaybundel vrij snel wegleggen als het me niet bevalt. Waarom tijd verspillen aan een vervelend boek in een wereld met nog miljoenen ongelezen titels meer? Ditmaal zette ik door. En werd lezen huiswerk. Omdat van Haasse bijvoorbeeld éen essay werd opgenomen over wat zij als kwaliteit beschouwde, en daarmee dus wat volgens haar literatuur is.

Het kan geen kwaad om over dit onderwerp hier toch ook eens wat woorden te wijden.

En het is ook niet dat ik voor een objectiever medium geen waarderende woorden had kunnen vinden voor Hella S. Haasse’s ‘mijmeringen van een lezer’. Punt blijft alleen dat ze in Inkijk nogal wat schrijvers behandelde die ook ik las, en dat ze daarbij niets opmerkte waarvan ik blij verrast opkeek dat nu eindelijk ook eens in te zien. Ik weet van Vestdijk, Wolkers, Gombrowicz, Alberts, Boon, of Iris Murdoch.

Het enige interessante wat mij betreft aan Haasse relatie tot Elias Canetti bijvoorbeeld is dat zij deze auteur — die toen al in het Engels vertaald was — ‘ontdekte’ en in Nederland kon introduceren.

Essentieel verschil tussen Haasse en mij in onze kijk op boeken bleek onze geboortedatum te zijn, en daarmee het ons aangeleerde cultuurbesef.

Voornaamste onderscheid dat daardoor optreedt, lijkt me dat wezenlijke verschil ooit door Kurt Vonnegut en Saul Steinberg aangekaart — waar Multatuli overigens ook al op preludeerde. Er zijn kunstenaars die reageren op hun tijd, en kunstenaars die allereerst reageren op de geschiedenis van hun kunst tot dan toe. Beide groepen begrijpen elkaar slecht. En Haasse’s beschouwing over kwaliteit benadrukt bovenal dat zij de traditie in de kunst als basis zag voor alles.

Hella S. Haasse zocht ook nogal vaak naar symboliek in haar stukken. Mij interesseert bewust ingebrachte symboliek hoegenaamd niet — die diskwalificeert een auteur eerder nog.

In haar close-reading van de roman Nooit meer slapen van Willem Frederik Hermans — de directe aanleiding om deze bundel te lezen — haalt ze bijvoorbeeld de hele Noorse mythologie en het oud-Germaans erbij om de tocht van Alfred Issendorf en zijn Noorse collega’s te duiden.

Als gezegd behoort tot Alfreds bagage het visnet. Hij had liever het statief van de theodoliet, het meetinstrument, gedragen (over zijn schouder, als een speer, in navolging van de ‘sterke man’, een Lap die op de eerste etappe van de tocht als lastdrager heeft gefungeerd), maar dat heeft Arne, met het leeuwendeel van de bepakking, op zich genomen. Vele Germaanse talen kenden vroeger één woord om masker, vermomming, en visnet aan te duiden. Doden werden vaak in netten gewikkeld begraven, onder andere om hem de terugkeer te beletten. In cultische optochten droegen degenen die de doden, de voorouders, moesten uitbeelden netmaskers. ‘Een net dragen’ kon dus betekenen: zich met een dode of met dé dood vereenzelvigen, er niet (meer) zijn, onzichtbaar zijn. Alfred is in dit opzicht dubbel gemaskerd, hij draagt het visnet — van Arne! — en hij draagt óók, op een andere manier, een net tegen de muggen om zijn gezicht gebonden.[…] [290]

Het enige wat de auteur lukte met passages als deze is om mij nieuwsgierig te maken naar iets dat ze meestal niet geeft — in dit geval dat Germaanse woord voor masker, vermomming, en visnet.

Interpretaties als deze steunen volgens mij op een zelfde misvatting als streng gelovigen hebben, die grammofoonplaten andersom afdraaiden om de te horen welke verborgen boodschappen een rockgroep in hun muziek heeft ingestopt. Al wat de maker in zijn schepping verwerkt, zou in die wereldvisie door het publiek onbewust worden opgepikt.

Enkel zij met het zuivere hart doorzien wel degelijk de ware bedoeling van kunstenaar.

Alleen, een boek zo lezen hoorde bij een tijd. En wellicht bij een soort van onderwijs dat ik nooit genoten heb.

Dus, waar de essays die Haasse bijvoorbeeld schreef over de boeken van Hermans in principe tot de meest unieke teksten horen die deze bloemlezing te bieden heeft, werden ze dat niet.

Weinig interessanter is er, zo lijkt me, dan om een romanschrijver te lezen die kan zien hoe een vakbroeder het deed, en enthousiast wordt over wat deze daarbij gelukt is. En toch leverde dit bij Haasse juist draken van besprekingen op. Het volstond Hella S. Haasse jammer genoeg niet op de kwaliteiten te wijzen van die collega. Die moesten ook nog eens voor een groter publiek worden uitgelegd — waarbij ze bedoelingen vermoedt die er helemaal niet geweest hoeven te zijn.

Inkijk was dus opvallend genoeg het minst irritant in de meest algemene stukken — de teksten waarin Haasse gewoon een boek of wat navertelde, zonder daarbij te interpreteren. Maar om een boek te zien worden naverteld, lees ik geen essays.

Probleem wordt dan ook dat de samenstellers van zo’n anthologie voor essays kiezen over algemeen bekende auteurs. Dat er dus geheel niets in dit boek stond dat mij nieuwsgierig maakte naar iets helemaal nieuws.

Hella S. Haasse, Inkijk
Reflecties van een lezer
gekozen en van een nawoord voorzien
door Margot Dijkgraaf en Patricia de Groot

382 pagina’s
Em. Querido’s uitgeverij, 2011

[x]opgenomen in het dossier: