Friezen ~ Luit van der Tuuk

► door: A.IJ. van den Berg

Geschiedenis is vanouds vooral de interpretatie van geschreven materiaal. Waardoor het gauw een probleem was als zulke schriftelijke bronnen ontbraken. Veel van de vroegste kennis over het gebied dat nu Nederland heet, komt bijvoorbeeld bij de Romeinen weg. En hun opinies waren gekleurd.

Zo begrepen ze de mensen hier niet, die blijkbaar het liefst in karige hutjes woonden, met gevlochten wanden, waar de wind eeuwig doorheen waaide, op een land waarvan zulke grote delen zo makkelijk onderliepen.

Kwamen daar nog de latere opstanden bij ook, omdat dat volkje het verdomde fatsoenlijk belasting te betalen. Fraai was het allemaal niet hier. Om niet te zeggen achterlijk.

In De Friezen legt Luit van der Tuuk wat precies bekend is over de vroegste geschiedenis van het Nederlandse kustgebied. Eindpunt in de chronologie van dit boek ligt rond de tiende eeuw. Als de Denen uit ‘Frisia’ verdreven worden, en in West-Frisia graaf Gerulf aan de macht komt — want daarop ontwikkelde het gebied ten westen van het Vliet, tussen Texel en Vlieland, zich afzonderlijk.

En al gauw begint de geschiedvervalsing dan ook. In de eerste rijmkroniek over de heersers van wat dan ondertussen Holland heet, wordt het hele Friese verleden van het gebied voor het gemak al helemaal weggepoetst.

Maar ook bij hedendaagse Friezen bestaat er een kwalijke neiging om het verleden te mythologiseren. Sommigen hadden nog meegedaan aan dat ene succesvolle belastingoproer tegen de Romeinen, bij wijze van spreken. Of anders kennen ze wel iemand van wie de grootvader nog…

En waar de Middeleeuwse periode bij dezulken verheerlijkend ‘de Friese vrijheid’ heet — vanwege het ontbreken van extern gezag — zie ik in die tijd toch allereerst burgeroorlog.

Van der Tuuk wijst er in zijn boek onder meer op dat de Friezen die tegen de Romeinen vochten wat later waarschijnlijk uit de kuststrook zijn weggetrokken. Om het klimaat.

Daar kwamen vervolgens wel weer anderen voor in de plaats. Die daarop toch ook weer Friezen heten, om het simpel te houden; waarschijnlijk om het gebied waar ze woonden. Omdat er nu eenmaal geen eigen geschreven bronnen zijn overgeleverd van die mensen, en onze kennis vooral berust op wat derden in de tijd hebben opgetekend. De Friezen zijn zich waarschijnlijk pas veel later zelf Fries gaan noemen.

Want we weten niet eens of al die oude Friezen wel éen volk waren. Bovendien waren het er nooit heel veel.

Dat wegtrekken wordt door Van der Tuuk overigens ‘bewezen’ doordat over een hele periode geen archeologische vondsten bestaan.

Tegelijk stonden die vroege Friezen wel bekend als handige zeelui, en goede kooplieden. Die van overal spullen vandaan haalden. Dus niet alle archeologische vondsten lijken me hier even nuttig als bron. Als aardewerk hier voorkomt en elders ook, zegt mij dat niet alles.

Nieuw voor mij was dan weer dat kwaliteit van de wollen kleding uit Frisia overal geprezen werd, aan het einde van het eerste millennium.

Dat er vanuit het kustgebied heel lang zout is geëxporteerd — gewonnen uit brakke hoogveenmoerassen — wist ik dan weer wel.

Er is namelijk een reden dat de huidige zoutfabriek in Harlingen ook Frisia heet. Voor de zoutwinning moest diep geboord worden, en iedereen weet dat het boren onder land tot aardbevinkjes leidt en verzakkende huizen. Alleen doen politici altijd net alsof zij dit niet weten. Omdat economische activiteit voor hen boven alles gaat; en dus boven ethiek — alleen mag ook dat niet zo worden gezegd.

Zelfs bij de strijd om die fabriek is dat verhaal van die vroege zoutexport al gebruikt — en daarmee gemythologiseerd.

Tweede belangrijke conclusie die Luit van der Tuuk trekt in zijn boek is dat het onderzoek naar de geschiedenis van de Friezen zich te lang heeft geconcentreerd op wat nu nog de provincie Friesland is. Terwijl deze geschiedenis dus eigenlijk over vrijwel heel Nederland gaat — van de kust tot einden landinwaarts.

Voor de Denen verdreven werden, zaten ze nu eenmaal wel in de Betuwe.

De kracht van dit boek zit dan ook in het tonen van wat we nu weten, wat zoal de vermoedens zijn, en wat waarschijnlijk mythe is. Van der Tuuk toont fraai hoe het staat met de stand van de kennis over dit vroege verleden.

Miste ik wel nog éen element — DNA-onderzoek kan nog iets vertellen over waar de mensen vandaan kwamen die ‘Nederland’ oorspronkelijk bevolkten; en bijvoorbeeld aantonen hoeveel immigratiegolven er waren. Maar waarschijnlijk zal zulk onderzoek enkel laten zien dat de meeste kustbewoners rond de Noordzee eenzelfde afstamming delen.

Luit van der Tuuk, De Friezen
De vroegste geschiedenis van het Nederlandse kustgebied

288 pagina’s
Omniboek, 2013

[x]

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden