Staande receptie ~ Jos Joosten

► door: A.IJ. van den Berg

Wat literatuurwetenschap is, weet ik waarschijnlijk alleen door de karikatuur die Karel van het Reve ervan maakte. En toch had deze gelijk toen hij Popper op het vakgebied losliet. Toen hij stelde dat het onmogelijk is om een objectieve lijst op te stellen van de kwaliteiten die een literair meesterwerk bezit. Omdat er altijd een heel matig boek te vinden zal zijn dat precies dezelfde eigenschappen deelt.

Is er vanzelfsprekend nog wel meer dat een harde wetenschap onderscheidt van éen met een minder stevig fundament. De wens tot consensus lijkt me bijvoorbeeld een duidelijke aanwijzing. Natuurkundigen streven naar overeenstemming, ongeacht waar of wanneer ze leven. Een proef hier gedaan, hoort hetzelfde resultaat op te leveren als dezelfde proef honderd jaar terug — mag de verklaring waarom overigens best verschillen, als die nieuwe verklaring beter is.

Blijft het maken van kunst alleen mensenwerk — en daarmee het beoordelen niet minder. Lees nu een boek uit 1915, en het zou werkelijk verbazing wekken als uw mening daarover precies dezelfde is als die van lezers toentertijd. Tijden hebben tijden.

Ik zou overigens nooit over het wetenschappelijke gehalte van de literatuurwetenschap hebben nagedacht als Jos Joosten zich in de bundel Staande receptie niet zo duidelijk afficheert als hoogleraar Nederlandse letterkunde. En als hij in dit boek anderen, als een Connie Palmen, niet onwetenschappelijk denken had verweten.

En dan staat er ook nog een blind en ongeïnformeerd stuk in Staande receptie, met de titel ‘Nederlandse literatuurkritiek op internet; een verkenning’.

Joosten doet daarin net alsof er maar éen vorm van literatuurkritiek bestaat; en is zich niet van dit vooroordeel bewust. Dat is dan de recensie; zoals die ooit vorm kreeg in literaire bladen, tijdschriften, en couranten. Teksten zijn dat waarin éen man of vrouw zich uitspreekt over een boek of schrijver.

Ging hij vervolgens kijken of er anno 2009 ook online Nederlandstalige literaire blaadjes, tijdschriftjes, of krantjes te vinden waren waarin weleens een kritiek verscheen. En verdomd, die waren er. Veel stelde het alleen nog niet voor wat deze presteerden; aldus Joosten.

En ik vind dat dus onnozel. Om een nieuw medium enkel te onderzoeken op eigenschappen die de oude media hadden. Dat toont echt niets aan, behalve dan het dodelijk ontbreken van nieuwsgierigheid en werkelijkheidszin bij de onderzoeker.

Bedreef ik bovendien in 1991/1992 al literatuurkritiek online, in openbare nieuwsgroepen, waarin we met zijn tientallen tegelijk, verspreid over meerdere continenten, dan een tijd éen en hetzelfde boek bespraken. Wat was dat anders als een spontaan werkgroepje literatuurkritiek?

Zwijg ik nog over initiatieven als de ‘Infinite Summer’ — uit 2009, toen Joosten zijn stuk schreef — toen tienduizenden spontaan de nogal moeilijk geachte roman Infinite Jest lazen van David Foster Wallace. En daarover online discussieerden.

Natuurlijk, ik geef geen voorbeelden van hier. En Joosten dekte zich aardig in door zijn essay ‘Nederlandse literatuurkritiek op internet’ te noemen. Alleen maakt dat internet het nu net ook zo gemakkelijk om internationale vergelijkingen te trekken. En als iets elders wel kan, wordt meteen ook al een onderzoeksvraag waarom zoiets in Nederland dan niet lukt.

Zou ik overigens graag eens een literatuurwetenschapper horen over waarom er in het Nederlands nooit romans zijn verschenen als Infinite Jest. Of, want dat kan misschien ook, waarom die ene mij onbekende roman van een vergelijkbare lengte, ambitie, en moeilijkheidsgraad toch nooit tot cultboek zou uitgroeien.

Jos Joosten zet zich graag in postuur in Staande receptie. Hij bedrijft nogal eens polemiek. En niet altijd staat de inspanning dan in verhouding tot het resultaat. Connie Palmen schreef indertijd een flutboekje over ‘de roman’, alleen zijn er echt geen veertien pagina’s aan betoog nodig om dat te laten zien. Want dan worden er al gauw argumenten bijgesleept die meer over de criticus zeggen dan over het bekritiseerde.

Prijken er verder in deze bundel stukken van informatieve aard — met bijvoorbeeld cijfers over hoeveel literaire werken er verschijnen per jaar — alsmede essays waarmee Joosten zijn positie bepaalt in het veld.

Vooral die laatste lieten mij onbedoeld zien dat literatuurwetenschap voor Jos Joosten allereerst het aanleren was van een jargon, enkel bedoeld voor fijne luiden, dat op buitenstaanders onbegrijpelijk overkomt — ook al omdat de mededelingen in dat taaltje niets voorstellen als ze tot hun betekenis worden gereduceerd.

De wetenschapper die zich bezighoudt met de literatuurkritiek en het fenomeen recht wil doen, kan er niet omheen de dynamiek van het Sozialsystem Literatur te verdisconteren en zou zich uitgedaagd moeten weten door die onvermijdelijke ‘anarchy of values’ waarmee het object van onderzoek zich aandient. [57]

Ofwel, niemand die een boek leest doet dit volkomen objectief. En zelfs als hij of zij zich wel bewust is van bestaande vooroordelen, komt elke tijd nog met zijn eigen blindheid die pas veel later opvalt.

Jaja. Nounou. Een mededeling waar ik van opkijk.

Jos Joosten, Staande receptie
175 pagina’s
Vantilt, 2012

[x]


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden