Fjildferhalen ~ Rink van der Velde

► door: A.IJ. van den Berg

Meest opvallend in De fjildferhalen van Rink van der Velde vond ik een reeksje interviews helemaal achterin. Dat waren namelijk geen teksten uit eerdere boeken, zoals de rest van de inhoud wel. Dat waren gewoon wat vruchten van zijn dagelijks bestaan — Van der Velde werkte als dagbladjournalist — die ooit even in de krant hebben gestaan. En toen meteen vergeten werden. Tot het krantenarchief online kwam te staan.

Zou ik dus nu ook gewoon zelf kunnen kijken of Rink van der Velde nog meer van dergelijke interviews geschreven heeft. Dat moest haast wel.

Knap aan die interviews is onder meer dat het lopende verhalen zijn geworden. Levensverhalen. Van mensen die even terugkijken op hoe het ooit was, en wat er daarna allemaal veranderde.

En omdat ik als journalistje ooit met zekere regelmaat heel moeizaam mensen heb geïnterviewd, die niet of amper gewend waren om met enige abstractie over zichzelf te praten, woog ook die bewondering mee. Van der Velde had al die verhalen er toch maar even uitgekregen.

Tegelijk kleeft aan alle interviews dat ze gepubliceerd moesten worden binnen de beperkte ruimte van de krantenpagina. Wat de stukken soms ook iets benauwds geeft — te veel informatie moest dan in te weinig ruimte worden gepropt. Meer lucht had ze tot betere teksten gemaakt.

De fjildferhalen [Veldverhalen] is verder een wat merkwaardig postuum bloemlezinkje uit het werk van Rink van der Velde. Met materiaal dat enkel geselecteerd is op de eigenschap dat de natuur er een rol in speelde. Dus staan er humoristische columns in, een autobiografisch stuk of wat over wat de auteur allemaal waarnam om zijn arkje, en dus die interviews achterin.

Van die humoristische columns bestaat nog een andere bloemlezing. De kroechferhalen. Daaruit zijn met opzet de stukken weggelaten waarin mens en natuur de hoofdrol hadden, opdat die een eigen bundel konden krijgen. En ik weet niet of dat dan het materiaal niet ook vermoordt.

In een boek vol kroegpraat lijkt me enige afwisseling niet verkeerd in het type gesprekspartner die de auteur ontmoet. Daar werd dus door de uitgever aan gemorreld.

En omgekeerd lijken in De fjildferhalen alle mannen waar Van der Velde mee praat nogal op elkaar. Met hun enorme natuurkennis die al dateert van heel lang terug. Van toen de Grote Oorlog nog speelde. Met hun beschrijvingen van het mollenjagen, en wat een velletje van een dode mol opleverde ooit. Met hun stroperijen.

Ofwel, deze bloemlezing toonde mij dat Rink van der Velde zijn kennis over het veld waarschijnlijk slechts aan een gering tal mannen ontleende. En dat hij deze in zijn verhalen en columns dan waarschijnlijk even voor het gemak van een andere geschiedenis voorzag. Als was het maar om zo aan de juiste lengte te komen. Want dat gaf de anekdotes dan wel die noodzakelijke lucht.

Dus blijft nu na afloop van het lezen staan, de kroegverhalen van Rink van der Velde zijn me lief. Die kunnen rustig elke tien jaar op nieuw gelezen worden. Alleen dan wel uit een oorspronkelijk bundeltje, niet uit zo’n bijeengegraaid postuum omzetmakertje.

Rink van der Velde, De fjildferhalen
208 pagina’s
Friese Pers Boekerij, 2009

[x]