Draag nooit een gele trui ~ Alex van der Hulst

► door: A.IJ. van den Berg

Al tijden wil ik een geel wielershirt kopen. Felgele kleding valt domweg goed op in het verkeer. Ik heb al een fluorescerend geel jack, met zwarte stukken. En het kan verbeelding zijn of niet, autobestuurders lijken me daardoor altijd veel eerder te zien.

Het probleem om onbekommerd een fluorescerend geel shirt te kopen, of desnoods een groen, of een felroze, is alleen dat de truitjes met zulke kleuren een betekenis hebben in de wielersport. Enkel wie op kop gaat in de Ronde van Frankrijk mag met recht en reden geel dragen, terwijl roze alleen bij de leider in de Giro d’Italia past. Dus kleeft er een taboe aan voor alle anderen, om shirts te dragen die daar op lijken.

En dit is dan slechts éen van een hele reeks ongeschreven regels — er liggen veel meer eisen vast waaraan ‘de echte fietser’ zich te houden heeft. Een lijst die weliswaar ironisch lijkt, en waaraan nogal wat mensen toch grote waarde toekennen.

Dus in plaats een pomp aan het frame te klemmen, en reservebanden in een tasje mee te voeren, stoppen dezulken al deze spullen in hun achterzak. Dirk Jan Roeleven reed nog liever met een onhandig zware rugzak op zijn nek naar Nederland vanuit Italië dan ook maar éen tasje aan zijn fiets te hangen.

Is er zelfs een verbod om een bel op de fiets te monteren, of spatborden.

Profwielrenners blijken opvallend genoeg deze stijlregels helemaal niet of amper te kennen, en ze bovendien verrassend makkelijk te negeren. Wie van hen geen zin heeft om in de regen met een natte kont rond te fietsen, met alle risico’s van dien voor verweking en dus beschadiging van het zitvlak, monteert gewoon een spatbordje achter.

Draag nooit een gele trui van Alex van der Hulst bleek door dit gegeven aanzienlijk beter te verdragen te zijn dan gevreesd. Het boek biedt weliswaar een ode aan het fietsen op snelle en lichte fietsjes. Alleen werd de tong daarbij wel ferm in de wang gepland. Passie is mooi, zo lijkt de schrijver te willen zeggen, alleen moest die liefde niet in een blind fanatisme ontaarden.

Alsof er toch al niet iets tragikomisch kleeft aan al die mannen van middelbare leeftijd in lycra (Mamils), die op zondagochtend in een groep nog net even doen of ze professionele wielrenners zijn; en daarom zo makkelijk de verkeersregels negeren. Op hun veel te dure fietsen. Met al die ontieglijk kostbare lichtgewicht onderdelen.

Terwijl menige zondagscoureur zelf nog zo veel kilo’s zou kunnen afvallen om een veel lichter rijgewicht te hebben.

Van der Hulst biedt in Draag nooit een gele trui onder meer interviews met actieve en gepensioneerde wielerprofs m/v, rubriekjes over wat bijvoorbeeld het merk fiets over iemand zegt, en een hele serie fietsende archetypes. Staan er ook nog verslagen in, zoals van een wielerclinic bij de oud-prof Henk Lubberdink.

Wonderbaarlijk genoeg spreekt in het hele boek als vanzelf dat fietsen op een racefiets geweldig is. Over waarom dit dan toch zo zou zijn, spreekt vrijwel niemand zich uit in detail. Dat hoefde niet. Wat de uitgave daarmee tot doelgroepproza maakt.

En doelgroep was ik lang niet altijd — alleen al omdat ik het hele jaar door fiets, me wel aan de verkeersregels houdt, pelotonnetjes haat, en niet veel om hoge snelheden geef. Alleen al omdat ik niet de hele tijd wil zitten op te letten onderweg. Hang ik bovendien rustig gigantische zadeltassen aan mijn fiets, zitten daar doorgaans spatborden op, hebben ze dan ook verlichting, en bovendien een bel.

Dat ik me dus wel iets aantrek van die ene regel, dat je geen kleding draagt die voorbehouden is aan wielerprofs, zit me daarom dwars. Al geldt daarbij ook dat er opvallend weinig mooi vormgegevens wielershirts zijn. Dat ik ook gewoon nog nooit een felgele trui zag die mijn begeerte wist op te wekken.

Alex van der Hulst, Draag nooit een gele trui
En andere wetten voor de bloedfanatieke wielertoerist

204 pagina’s
Nieuw Amsterdam, 2015

[x]opgenomen in het dossier: , ,


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden