Caesarion ~ Tommy Wieringa

Curieus dat in korte tijd een roman uit de eenentwintigste eeuw dezelfde lacherige reacties van ongeloof veroorzaakte als een negentiende-eeuwse uitgave. Zelfs al liggen de vertelconventies van het hedendaagse boek me dan iets beter.

Maar Thomas Hardy zette even openlijk en opzichtig het niet zo geloofwaardige schokeffect in als Tommy Wieringa deed. Beiden zoeken hun verhaal in nogal groteske veranderingen. Daardoor wordt telkens de hand van de schrijver te goed zichtbaar, en daarmee de touwtjes waarmee hij zijn personages aanstuurt — voor zo ver die er dan zijn.

In deze roman is zo’n plotse groteske het beroep van de moeder, bijvoorbeeld. Die blijkt dan ineens pornoactrice te zijn geweest. Een andere groteske is vervolgens dat ze uiteindelijk borstkanker krijgt; waarmee het even lijkt of Wieringa nog moraal inbrengt ook — het leven van de vrouw wordt bedreigd door dezelfde uitstekende delen waarvan ze ooit zo goed leven kon.

Maar ook in de beschrijving van wat de vader aan het doen is, doemen telkens vergelijkbare grotesken op — terwijl de hele man verder amper in het boek voorkomt.

Caesarion is een boek over een tijdje uit het leven van een ietwat losgeslagen jonge man. Een Ludwig Unger. Die scharrelt doorgaans zijn kostje bij elkaar als barpianist, maar begint na enige maanden ook de eenzame vrouwen te troosten die hij in de hotels ontmoet.

Overigens is dat hele gigolobestaan een terloops lijntje waar verder niet te veel waarde aan gehecht moet worden. Een zinloze groteske. Leraren op de middelbare school zullen er wellicht tentamenvragen over stellen; en dan vast willen horen dat de zoon uiteindelijk doet wat hij zijn moeder met zo veel weerzin verweten heeft. Mij verveelde die verhaallijn slechts. Omdat al die pagina’s van het boek onecht aanvoelden. Loze krullendraaierij waren, en meer niet.

Dit boek had enkel wat prettige fragmenten. Wieringa schrijft mooi over zaken waar hij wel verstand van heeft. Zoals de tijd dat de jonge Ludwig met zijn moeder in Engeland gaat wonen, en hij daar dan lid wordt van een rugbyclub.

Fragmenten over rugby vielen ook al op in het wel geslaagde Ga niet naar zee. En die in de roman waren anders, maar leken toch waar.

En uiteindelijk gaat het simpelweg om dat; het idee iets authentieks te beleven.

De schrijver die authenticiteit het best weet te faken, heeft het gemaakt; om maar eens een Binsenwahrheit te parafraseren.

Alleen bleef het in Caesarion bij enkele flonkerende fragmenten, die te zeer los van elkaar stonden. Het boek ontbeert een dwingende verhaallijn; laat staan een reden waarom ik zou begrijpen dat het per se geschreven worden moest. De hoofdpersoon wil eigenlijk niets. En als hij dan toch iets gaat doen, aan het einde, zoals zijn vader opzoeken in de jungle, is niet zo duidelijk waarom dat dan ineens moet. Internet en satelliettelefoon komen voor in het boek. Communicatiemiddelen dus genoeg voor handen.

En doordat Wieringa de lezer evenzeer laat dobberen als zijn belangrijkste personage, krijgt die te veel tijd om na te denken over wat er zoal langskomt. En om onvrede te laten groeien over het gebodene. Caesarion lijkt dan ineens een ouderwets feuilleton; edelkitsch van een auteur waarvan ik waarschijnlijk te optimistisch hoopte dat hij iets te zeggen zou hebben.

Tommy Wieringa, Caesarion
366 pagina’s
De Bezige Bij, 2009

Ga niet naar zee ~ Tommy Wieringa

Tommy Wieringa heeft op het moment een wekelijkse column in Dagblad De Pers. Voordien zal hij vast ook ergens een column hebben gehad. Want ik verbeeld me dat sommige stukken uit Ga niet naar zee ouder zijn dan zijn huidige podium is.

Toch kan ik dat niet controleren. In Ga niet naar zee ontbreekt een verantwoording. Dus lijkt het boek op een bundel met honderdvijftig ultrakorte verhalen. En denk ik, het is een verzameling van alle columns over Tommy Wieringa zelf; waarin gewoon al het materiaal is weggelaten dat ooit te zeer aan een toevallige actualiteit gebonden was.

Niet dat dit voor de inhoud uitmaakt. Mij viel alleen op bij het lezen dat ik een groot tal verhalen al leek te kennen. En dat vraagt dan toch om een verklaring; zo zit ik blijkbaar in elkaar.

Tezamen biedt dit boek een soort kroniek van het leven van een beginnend auteur. Tegelijk worden heel veel zaken daarbij niet benoemd, of slechts zijdelings aangegeven. Er is dat succes, met die ene roman. Maar daar gaat het nooit over.

Opvallende constante in de bundel is Wieringa’s lidmaatschap van een rugbyvereniging, te Dwingeloo. Zelfs al speelt hij inmiddels niet meer, de negentien jaar dat dit wel gebeurde blijven opvallend levend — zoals denk ik voor iedereen geldt die een tijd intensief gesport heeft.

Er wordt verhuisd in het boek. Er gaan liefdes voorbij. En Wieringa is vaak op pad. Maar ondertussen is het toch vooral de taal die bijblijft. De woorden die schijnbaar afstand houden tot wel degelijk gevoeld wordt. De zinnen waar ik zo vaak toch weer even naar terugkeerde, om ze opnieuw te proeven.

Dus is te begrijpen dat nergens in Ga niet naar zee staat dat de inhoud al eens elders gepubliceerd werd, als column. Er zijn nu eenmaal honderden columnisten in Nederland, die met zijn allen doorgaan kolommen vol schrijven zonder daarbij ooit iets op te merken dat een moment later nog leesbaar zou zijn.

Dus is het jammer dat Ga niet naar zee niet te gebruiken is als hèt argument tegen alle luie columnisten. Kijk toch nu eens wat er ook kan, met jullie medium.

Tommy Wieringa, Ga niet naar zee
287 pagina’s
De Bezige Bij, 2010

Mooie jonge vrouw ~ Tommy Wieringa

Geen kwaad woord had ik tot nu toe gehoord over het Boekenweekgeschenk van 2014. Alleen zijn er weinig recensies met minder betekenis dan die over dit jaarlijkse geschenk. Elk jaar in maart is het toch of iedereen actief in de boekenwereld meent mee te moeten helpen om propaganda te maken. Zelfs de critici. Wie wil er nu een feestje over boeken verstoren?

Ook over prutswerkjes als dat van Kader Abdolah of Bernlef is indertijd welwillend geschreven.

Maar deze novelle van Tommy Wieringa was inderdaad heel niet slecht. Tot ongeveer de helft van het boek dan. Want daarna wreekt zich het ruimtegebrek annex aan Boekenweekgeschenken en gaat de hoofdpersoon ineens wel heel vlot en simpel ten onder.

Wat Een mooie jonge vrouw goed maakte, is waar het mij in eerdere boeken van Wieringa aan ontbrak. Noem het waarachtigheid. Noem het echtheid. Bij fictie wil ik nu eenmaal niet al tijdens het lezen de trucs van de schrijver doorzien.

Een eerder geboeklogde roman als Caesarion vond ik heel matig, omdat Tommy Wieringa de oplossingen in zijn verhaal toen veel te makkelijk zocht in de groteske. Schokeffecten zoals hij gebruikte, acht ik veel te makkelijk, uiterst goedkoop, een belediging van mijn intelligentie als lezer.

Schrijvers die het conflict in hun boek vinden in een subtiel verschil, en dit dan toch weten over te brengen, vind ik nu eenmaal betere schrijvers dan de lui die in termen denken van zwart en wit.

Ook Een mooie jonge vrouw bevat grotesken, die niet helemaal geslaagd zijn. Maar ziet, juist omdat dit boek zo kort uitvalt, komt de auteur daar nu mee weg. De vaart die nodig blijft, verbloemt nu veel.

De hoofdpersoon in het boek is een veertiger. Viroloog van beroep, met een verantwoordelijke positie aan een universiteit, en een redelijk cynische kijk op hoe onderzoek gefinancierd moet worden. Want: het is volstrekt logisch dat Big Pharma dat grotendeels betaalt.

Er kleven nogal wat ethische consequenties aan een dergelijke houding — alleen blijven deze buiten het boek. Wieringa had die namelijk ook niet nodig. Hem was het enkel te doen om tegenstellingen aan te zetten tussen de mannelijke hoofdpersoon en de mooie jonge vrouw die plotseling in zijn leven opdook.

Niet alleen is zij vijftien jaar jonger. En mooi dus, anders dan hij. Ze is ook nog eens vegetariër, en begaan met dieren; en daarmee principieel tegen het gebruik van veel wat in zijn laboratoria gebeurt.

Die extra zwaar aangezette tegenstelling had om mij niet gehoeven — heel erg uitgewerkt is deze toch al niet. Ook omdat daardoor de vraag opwelt die speelt bij alle boeken waarin een wat oudere man iets krijgt met een veel jongere vrouw. Wat ziet zij dan in hemelsnaam in hem?

De lezer krijgt het niet te weten als zo’n boek door een man geschreven werd. Dat deze zijn blijvende status als he-man bewezen heeft, volstaat in deze gevallen blijkbaar wel.

Nee, mooi aan de eerste helft van dit boek is de verbazing van de hoofdpersoon over wat hem overkomt. Dat er toch zo maar iets jongs en fraais zijn leven binnen is gedarteld. Wat dan weer in tegenstelling staat tot het besef zelf in elk geval fysiek ouder te worden — en haar ouder te maken dan ze is.

Dan komt er een kind in dat bestaan. Een huilbaby bovendien — ook alweer zo’n makkelijke groteske — en gaat alles mis.

Biedt de novelle wel nog een catharsis aan het slot.

Tommy Wieringa, Een mooie jonge vrouw
94 pagina’s
Stichting CPNB, 2014

Voordeel schutter ~ A.L. Snijders

Plots is een gewetensvraag of ik Snijders las toen ik hem gelezen kon hebben. De columns uit Voordeel schutter verschenen in 1986 wekelijks op zaterdag in Het Parool. En kocht ik toen die krant al elke week?

Ik zou ooit een grote voorliefde ontwikkelen voor de zaterdagbijlagen van Het Parool. Maar het kan goed zijn dat dit toen nog allemaal te gebeuren stond.

Snijders werd overigens al vlot weer door de krant afgedankt. Een nieuwe hoofdredacteur kwam. Die vond dat columnisten allereerst spraakmakend moeten zijn.

En spraakmakend verkoopt misschien even wat meer kranten. Maar spraakmakend is meestal te luid over iets klein actueels; dat wat later vanzelf verstuift in de wind — waardoor spraakmakend al heel snel onleesbaar wordt.

Voordeel schutter bevat weliswaar werk van vijfentwintig jaar geleden. Maar dat is over vijfentwintig jaar nog goed.

Wel valt aan deze bundel op dat het nog even zoeken was naar timing en ritme voor Snijders. Dit boek bevat zijn eerste werk voor een groter publiek. En hoewel zijn toon er al direct was, ging het later allemaal nog wat onnadrukkelijker, en daarmee soepeler.

Van de kroniek over Snijders’ leven, die hij terloops ook vastlegt in zijn werk, moet dit boek dus als eerste worden gelezen. De lezer komt daardoor onder meer te weten hoe hij als leraar Nederlands op een politieschool belandde. Of ook waarom hij zijn latere brieven ondertekende met het raadselachtige ‘Hoofdcommies’ — dat was zijn rang op de school.

Snijders was onder meer een docent die niet per se in onderwijs geloofde. Dat lijkt een recept voor depressie en een mislukt bestaan. Maar zijn boeken tonen allereerst dat er met wat geven en nemen heel goed langs alles heen te scharrelen is. En wat is dan wijsheid?

wordt vervolgd

A.L. Snijders, Voordeel schutter
207 pagina’s
Thomas Rap, 2011