Bewaar deze brieven als je eigen tekeningen ~ August Willemsen

Bijboeken zijn op zichzelf doorgaans niet zo veel. Die ontlenen hun waarde toch allereerst aan het bestaan van hoofdboeken, waarmee een auteur al eens eerder sympathie of respect heeft verworven. En dit maakt het weleens moeilijk om de waarde van zo’n bijboek vast te stellen.

Ofwel, ik beleefde wel enige aardigheid aan de verzameling Bewaar deze brieven als je eigen tekeningen. Alleen lijkt het me sterk dat die positieve leeservaring door dit boek alleen kwam. Voor mij was deze uitgave er éen die de open puzzel zo’n beetje afmaakte. Omdat ik al zo veel andere stukjes had uitgelegd eerder.

De briefwisseling over vijf decennia tussen August Willemsen en Marian Plug wordt bijvoorbeeld interessanter door de wetenschap dat Willemsen zich in zijn dagboeken uit die tijd juist wel direct heeft uitgesproken over zijn verliefdheid voor haar. In die vroege brieven kon dat niet. Gingen beide desondanks samen op reis naar het zuiden, toen zulke reizen nog iets bijzonders waren bovendien.

Goed, er werd ook éen kort briefje in deze bundel opgenomen waarin hij wel eerlijk over zijn gevoelens wordt — maar dat is een tekst van later.

Ook staat er een verhaal van nog weer later in dit boek, dat ooit werd gepubliceerd in Maatstaf, waarin de ik-figuur op reis in Spanje wel erg onder de indruk is van ene Marian.

Meest blij werd ik overigens nog van het lezen van enkele originele brieven uit Sao Paulo — alleen was dit ook weer om dat Willemsen’s Braziliaanse brieven een eeuwig favoriet boek van mij zal zijn; waarvan ik tegelijk weet dat de inhoud naderhand gestileerd is.

Ik heb de originelen nu verder niet vergeleken met de versies die uiteindelijk in dat andere boek terechtkwamen. Want de schrijfkracht van August Willemsen was ook zo overduidelijk. Mocht hij wel klagen steeds langere brieven nodig te hebben om te zeggen wat hij wilde zeggen, kan ik daar geen enkel probleem mee hebben.

Nuttige wetenschap die pas uit deze uitgave naar voren kwam, vond ik verder dat Mieke het meisje is dat op Guus Willemsen’s borst ligt op de omslag van Vrienden, vreemden, vrouwen. Omdat zij in die dagboeken slechts op een enkele pagina voorkomt, en daarmee niet in het bijzonder opvalt tussen alle andere vrouwengeschiedenissen door. Terwijl zij wel degene was die met Willemsen naar Brazilië trok, die eerste keer. En daarmee voor mij, door het boek Braziliaanse brieven, juist éen van de interessantere personen in dat leven van Willemsen is.

Haar had ik tenminste al een beetje leren kennen.

In het laatste deel van het boek staan brieven over de periode van na het boek De val, als Willemsen een Australische vriendin heeft en in haar land gaat wonen en werken. Ook daarvoor geldt weer dat de details van die periode interessant worden door de wetenschap wat er zoal eerder speelde. Van toen August Willemsen nog als alcoholist in de Bijlmer woonde, en daar op kwade dag zijn heup brak.

Helemaal goed lijkt het nooit meer te zijn gekomen met dat been.

Maar daarmee illustreerde Bewaar deze brieven als je eigen tekeningen wel dat ik schrijvers beoordeel naar het beste dat zij me gegeven hebben. En bij August Willemsen is dat veel geweest. Dus wordt bijna elk boek sympathiek dat me nog iets geeft van waar ik hem ooit eerder zo in uit vond blinken. Zelfs al gebeurt dit dan in een bijboek.

Wel jammer aan deze uitgave is overigens dat de beeldend kunstenaar Marian Plug in de schaduw blijft staan van August Willemsen. Misschien ligt het aan de selectie van de opgenomen brieven — waarin dan de nadruk op de grote auteur moest liggen. Misschien ligt het enkel aan mijn verbeelding dat de vrouwelijke stem in dit boek zo veel minder uitgesproken mocht zijn.

August Willemsen, Bewaar deze brieven als je eigen tekeningen
Briefwisseling met Marian Plug
Met een voorwoord door Maarten Asscher

Bezorgd door Joost Meeuwissen
301 pagina’s
De Arbeiderspers, 2014
privé-domein nr. 280

Braziliaanse brieven ~ August Willemsen

Dit moet de derde of vierde keer geweest zijn dat ik Willemsen’s Braziliaanse brieven heb gelezen. En tekenend voor hoe veel indruk de eerste keer heeft gemaakt, is altijd weer dat het boek heel anders in elkaar zit dan ik me herinner.

Willemsen doet in het boek in brieven verslag van de vier keer dat hij tot dan toe in Brazilië verbleef. Waarvan het lange eerste verblijf in 1967-68 tien maanden duurde, en het laatste in 1984 slechts enkele weken. Maar ik vergeet het bestaan van die laatste reizen altijd. Voor mij is deze bundel het boek van die vaak zo moeizame eerste periode, waardoor deze voor mijn gevoel zeker driekwart van alle pagina’s inneemt. Terwijl dit in werkelijkheid minder dan de helft is.

Mooi aan dit gedeelte van het boek is niet alleen de levendigheid van Willemsen’s beschrijvingen. De krankzinnige bureaucratie die hij in Brazilië aantreft, en het drukke stadsleven in Sao Paulo, accentueren nu juist de eenzaamheid daar, van Mieke en hem. Uit de brieven aan de vrienden thuis in Amsterdam — voor dit boek samengevoegd en bewerkt tot brieven aan een vriend met de naam Paul — spreekt zo’n groot verlangen tot contact. Want de Nederlanders die hij ter plaatse ontmoette, behoorden tot een hem onbekende soort. Christelijk, rechts, eeuwig klagend over de meid, en dus horend in een voorbije koloniale tijd. En de Brazilianen hebben zo hun eigen levens.

De brieven bij de drie latere reizen naar Brazilië horen, zijn zeker zo levendig, maar lijken wat minder persoonlijk. Al was het maar omdat die meer gaan over het werk dat Willemsen er onderneemt. Zijn onderzoek naar de achtergronden van een aantal Braziliaanse schrijvers, bijvoorbeeld, en ook het contact met een enkele van hen. Zoals Dalton Trevisan.

Het kan dus goed zijn dat ik eerder alleen de brieven uit de eerste periode heb herlezen. Of me in de toekomst weer tot dat gedeelte zal beperken.

August Willemsen, Braziliaanse brieven
275 pagina’s
De Arbeiderspers, 1985
Privé-domein nr. 109

Herostratus ~ Fernando Pessoa

Pessoa blijft voor mij de schrijver van éen boek, en een stuk of wat gedichten. Maakt niet uit dat uitgeverij De Arbeiderspers inmiddels een hele reeks werken van hem heeft uitgegeven. Daar zit niets bij dat hetzelfde niveau haalt.

Toegegeven, dat niveau is dan ook immens hoog.

Toch wilde ik Herostratus dan nog wel een keer lezen. Omdat onder deze titel een reeks fragmenten verzameld zijn die Pessoa schreef over zijn literaire voorkeuren. Al was de aanleiding voor de eerste tekst wat triest.

Succes had Pessoa nog niet gehad, toen hij zich toch eens de vraag stelde wat maakt dat literaire werken houdbaar blijven. Daarmee eigenlijk onderzoekend waarin hij misschien wel tekortschoot.

Aardigst aan dit boek vond ik een aantal eigenzinnige regels die Pessoa schreef, die zich als one-liners in het geheugen vastzetten:

Engeland vond de zee pas nadat men het had verteld waar die lag

undefined

Niemand gelooft in Adam en Eva, maar God is een punt van discussie

undefined

Het nageslacht, zei Faguet, houdt alleen van bondige schrijvers. Zeker, en een bondig aantal schrijvers ook. Te veel is te weinig.

Bovendien gaf Pessoa zijn critici, en daarmee ook mij, een veeg mee in het artikel ‘De zinloosheid van kritiek’.

Want hoe moet een criticus oordelen? Welke zijn de eigenschappen die, niet de oppervlakkige, maar de competente criticus maken? Kennis van vroegere kunst of literatuur, een door die kennis verfijnde smaak, en een onpartijdige en oordeelkundige geest. Alles wat minder is dan dat is fataal voor de waarachtige uitoefening van de kritische vermogens. Alles wat meer is dan dat is al creativiteit, en dus individualiteit, en individualiteit betekent egocentrisme, en een zekere onontvankelijkheid voor het werk van anderen. [97]

Fernando Pessoa, Herostratus
Over onsterfelijkheid en
vergankelijkheid van literaire werken

124 pagina’s
De Arbeiderspers 2003, oorspronkelijk 2000
vertaling en nawoord van August Willemsen

Hoge Woord ~ August Willemsen

Klachten heb ik niet, over Harrie Lemmens’ vertalingen van Het boek der rusteloosheid. En toch was het me wel zo lief geweest als een ander het had gedaan. Pessoa’s gedichten zijn namelijk meesterlijk vertaald door August Willemsen. En in deze essaybundel zinspeelde hij erop ook aan diens proza te willen beginnen.

In 1986 kon dat nog.

Tegelijkertijd geeft Willemsen aan dat Pessoa’s meesterwerk nu ook weer niet zo moeilijk te vertalen is. Het boek der rusteloosheid gaat over het leven zelf. Als er allemaal lokale toestanden in verwerkt waren, was het veel ingewikkelder geweest om over te zetten.

Nu heb ik Pessoa’s Livro do desassossego zelf in meerdere talen. En ik kan beamen dat die allemaal erg toegankelijk zijn. Toch verschillen de versies ook weer subtiel. Zelfs bij een letterlijke vertaling kan de keuze van een woord boven het andere al verschil aanbrengen. Das Buch der Unruhe lijkt alleen al door die keuze voor ‘onrust’ al een ander werk als Het boek der rusteloosheid, of The book of disquiet.

Punt is dat ik ook graag de boeken lees die August Willemsen zelf schreef. Zoals dit boek. Daardoor is hij me veel vertrouwder dan Harrie Lemmens, van wie ik verder niets weet.

En omdat Willemsen hierin ook nog uitlegt welke keuzes hij in zijn vertalingen maakt, neemt dat vertrouwen in hem alleen maar verder toe. Dus zal ik het idee blijven houden dat een van mijn lievelingsboeken nog mooier had kunnen zijn, als dat het nu is.

wordt vervolgd

August Willemsen, Het hoge woord
187 pagina’s
Uitgeverij De Arbeiderspers © 1994

Ode van de zee ~ Fernando Pessoa

Merkwaardig aan Fernando Pessoa blijft dat hij voor mij de man van maar éen boek is. Eén boek, een een stuk of wat gedichten. Hoe de Arbeiderspers tegenwoordig zijn best ook doet om het hele oeuvre uit te geven, de rest wil me maar niet smaken.

Dat ene boek is dan wel weer zo goed, dat ik er verschillende edities van heb.

Maar van deze ode begrijp ik niet dat die door dezelfde man geschreven kan zijn. Toegegeven, de schrijver Fernando Pessoa splitste zich in verschillende andere auteurs, elk met een eigen karakter en doel. Het boek der rusteloosheid werd zogenaamd door de hulpboekhouder Bernardo Soares geschreven. Dit lange gedicht dan weer kwam van ene Álvaro de Campos.

Dat is een sensationist: een ‘Walt Whitman met een Griekse dichter daar weer in’.

Dit betekent dat hij nogal schreeuwt in het eerste gedeelte van de ode over de zee. Hij jankt en snottert in het tweede. Er staan daardoor nogal wat uitroeptekens in de tekst.

Toegegeven, het gedicht was shockerend. Maar zelfs dat is dan nog shockerend voor 1915 in een zuidelijk zwaar Katholiek land.

Het enige dat ik er mee kan, is zo af en toe op gedragen toon een regel oplezen. Of een stuk galmende tekst pakken en mijn ‘stem van God’ oefenen.

Fernando Pessoa, Ode van de zee
91 pagina’s
Uitgeverij De Arbeiderspers © 1981
Vertaling door August Willemsen, van Ode Marítima
Tweetalige uitgave

Taal als bril ~ August Willemsen

Willemsen is onlangs, eind november 2007, overleden. En vaak bij de dood van een auteur ga ik monsteren wat ik van hem heb, en wat er eventueel nog moet worden aangeschaft. Er zijn niet veel schrijvers die na hun dood in het collectieve geheugen blijven hangen. Binnen een paar jaar zijn de meesten tamelijk onbarmhartig vergeten. Net als hun boeken.

De taal als bril is een essaybundel uit 1987. Toen had ik al wel van hem gehoord door zijn Braziliaanse brieven van een paar jaar daarvoor. Het was in die tijd alleen mijn gewoonte nog niet om essaybundels te kopen. Ik had fictie toen hoger dan non-fictie, en meende dat goed schrijven begon bij het afleveren van een geslaagde roman. Noem dat maar de blindheid van de jeugd.

Dus heb ik dit boek geleend, om te kijken of het de moeite waard was om ergens een eigen exemplaar te bemachtigen.

En mij viel op dat het in zekere zin wat achterhaald is. Een groot gedeelte van deze essaybundel gaat over Fernando Pessoa, want dat was toen nog nodig. Merkwaardig toch dat hij twintig jaar geleden zo onbekend kon zijn.

Schrijvers kunnen dus wel degelijk wederopstaan; al is dat er niet veel gegeven.

Door mijn grote liefde voor éen boek van Pessoa, heb ik me behoorlijk in die auteur verdiept. Willemsen vertelde me daardoor ditmaal niets nieuws.

Interessanter waren daarom zijn essays over het vertalen, over het omvangrijke plagiaat van de dichter Herman van den Bergh, of die over de Braziliaanse literatuur. Al mag niet vergeten worden dat het laatste stuk over de voetballer Garrincha gaat.

Mij viel op dat Willemsen er in deze bundel vooral goed in is om me te enthousiasmeren voor de boeken van anderen. Dat mag een kwaliteit heten, maar niet éen waardoor ik per se moeite ga doen dit boek alsnog te kopen voor mijn bibliotheek.

meer Willemsen op boeklog
meer Willemsen op eamelje.net

August Willemsen, De taal als bril
in twintig stukken

343 pagina’s
De Arbeiderspers, 1987

Val ~ August Willemsen

Ook dit boek van Willemsen herlas ik met een reden. De vraag speelde mee of het de moeite loonde een poging te wagen de titel ergens te kopen. Ik verwacht namelijk niet dat zijn boeken over een paar jaar nog ergens te krijgen zijn. Eenmaal dood raken de meeste schrijvers snel vergeten.

Ik heb dit boek niet aangeschaft toen het uitkwam. Waarom weet ik niet, maar het feit had een duidelijke waarschuwing moeten zijn. Ik was in 1991 nog een kritiekloze fan van August Willemsen. Dat maakte het bijna verraad om dit boek niet te kopen toen.

Maar ik had gelijk, in 1991. De val biedt me niets dat het lezen van autobiografisch materiaal soms zo de moeite waard kan maken. Hoe triest de aanleiding van dit boek ook is.

In december 1990 viel August Willemsen op straat, op weg naar huis, na vier flessen wodka en wat frisdrank te hebben gekocht. Hij had een heup gebroken, en belandde daarom in een speciale kliniek voor alcoholisten.

De eerste pagina’s van dit boek zijn nog genadeloos briljant, in hun beschrijving hoe erg het is ineens patiënt te zijn tussen nogal wat trieste gevallen. En erger nog, hoe het als schrijver is om gedwongen tussen het cultuurloze volk te moeten bivakkeren, dat niets anders kan dan de hele dag voor de TV zitten.

Alleen blijft het daar bij.

Willemsen komt er niet toe even onbarmhartig naar zichzelf te kijken. Dat hij opgenomen is, heeft ook zo zijn redenen, maar die schijnen er niet toe te doen. En dat gebrek aan introspectie begon me na een tijdje behoorlijk te vervelen.

De schrijver hoefde van mij echt geen boete te doen. Maar éen klein humoristisch terzijdetje slechts, éen relativerende opmerking over zijn neergang, had dit al een zo veel beter te verdragen boek gemaakt.

August Willemsen, De val
177 pagina’s
Uitgeverij De Arbeiderspers, 1991
privé-domein nr. 177

Vrienden, vreemden, vrouwen ~ August Willemsen

Er is al even een nieuw brievenboek uit van August Willemsen [1936 ― 2007]. Postuum verschenen, in de reeks privé-domein. Maar voor ik daar aan wilde beginnen, moest eigenlijk eerst dit autobiografische boek van hem nog eens. Want indertijd, direct na publicatie in 1998, waren mijn ideeën daarover nogal gemengd.

Willemsen had in mijn persoonlijke schrijverspantheon lang een onaantastbaar hoge status, om zijn Braziliaanse brieven allereerst, door de kwaliteit van zijn vertalingen, en om al wat hij daarnaast schreef over literatuur. Dat zo positieve beeld was alleen wat verminderd door publicatie van De val; een merkwaardig solipsistisch boek over zijn drankprobleem.

Vrienden, vreemden, vrouwen vond ik bij eerste lezing veel te lang. Daarmee voelde het als een grote miskoop. Het boek was duur.

En herlezing bevestigde dat die eerste indruk klopte. Te veel van de dagboekfragmenten uit de jaren 1956-1964 blijven volkomen particuliere aantekeningen. Teksten zijn het bovendien van een schrijver die nog niet had leren schrijven.

Zo trekt er stoeten aan vrouwen voorbij in die jaren, die Willemsen dan enkel bij de voornaam noemt, en waarover hij doorgaans amper iets beschrijft. Voor hem als dagboekschrijver hoefde dat ook niet. En de mensen waarmee hij omging in die periode hebben vast eveneens aan een half woord genoeg. Voor mij als lezer werden bijna al die vrouwengeschiedenissen alleen volkomen inwisselbaar.

Er is éen ding wat Willemsen wel goed heeft gedaan in dit boek. Hij laste weleens commentaar in vanuit het heden in de lopende tekst. Die passages vallen alleen al op omdat ze duidelijk beter geformuleerd zijn.

Zo studeerde August Willemsen aanvankelijk piano aan het conservatorium. Pas op zijn vijfentwintigste ging hij Portugees studeren — al was het indertijd minder vreemd om zo laat nog eens aan een studie te beginnen dan dat nu zou zijn. Pas op zijn vijfendertigste verscheen de eerste vertaling. Hij was bijna vijftig voor zijn eerste eigen oorspronkelijke werk werd gepubliceerd.

De meerwaarde van Vrienden, vreemden, vrouwen zit er dan in opmerkingen van de oude Willemsen als dat hij later helemaal niet eens meer pianospelen kon toen hij dat nog eens probeerde.

Ook biedt het boek vanuit het heden een context gevende terugblik op het cultuurloze gezin waaruit hij kwam. Die dan weer van alles verklaart waarom hij als jonge man van alles zo nodig moest en zou. Was zijn half-Duitse vader ook nog fout in de oorlog geweest, de schlemiel. Die werd in 1940 na de Duitse invasie weer lid van de NSB, nadat hij zijn lidmaatschap in 1932 had opgezegd omdat zijn toekomstige vrouw dat had gevraagd.

Ik merkte nu bij het lezen ook enkel aantekeningen te maken van dat later ingebrachte materiaal; van het zelfportret die August Willemsen daarmee schetste.

Hij was zeer geliefd als vertaler; en niet alleen omdat hij snel werkte. Meerdere uitgeverijen dongen naar zijn exclusieve aandacht. En door dat gegeven voelt het ineens nu of De Arbeiderspers dit egodocument allereerst heeft willen uitgeven om Willemsen extra te paaien.

[ is vervolgd ]

August Willemsen, Vrienden, vreemden, vrouwen
418 pagina’s
De Arbeiderspers, 1998
privé-domein nr. 220

Zoete vijandin ~ Dalton Trevisan

Rudy Kousbroek schreef over de verhalen van de Braziliaanse schrijver Dalton Trevisan dat het lezen je soms het gevoel oplevert een ongeluk te hebben meegemaakt. En inderdaad, er gebeurt vaak wel wat. Meer dan een paar van zijn verhalen kan ik ook niet lezen per dag. Maar dit komt door nog iets anders. Trevisan schrijft een uiterst karige taal, met soms heel onverwachte indikkingen en versnellingen. Eén alinea verder kan de wereld er al heel anders bijliggen.

Om te verduidelijken hoe weinig woorden Trevisan nodig heeft om een situatie neer te zetten, de eerste alinea’s van het verhaal ‘Twee veroveraars’:

Met zijn meedogenloze snorretje verleidde João zijn nichtje Zezé en maakte bij haar een kind. Hij ging er vandoor, om niet te trouwen, en raakte gecharmeerd van Rosa, die met de bezeerde knie van een val van de fiets. Als geliefde had hij het recht met beide handen knieopwaarts te gaan.

‘O, liefje, daar doet het geen pijn,’ verdedigde ze zich. [74]

En vervolgens komt die hele Rosa in het verhaal niet meer voor.

Een maximum aan expressie, met een minimum aan middelen, zo noemt vertaler August Willemsen de stijl van Trevisan. En het essaytje achterin verduidelijkt wat dit betreft veel over de Braziliaanse schrijver. Zo komen bepaalde elementen opvallend vaak terug in de diens verhalen. De mannen heten meestal João, en de vrouwen Maria. En als ze elkaar echt kwaad willen doen, stoppen ze vaak gemalen glas in de bonensoep. Maar die herhaling is met een reden. In zulke motieven heeft de schrijver dan naar zijn idee de grootste expressiekracht mogelijk bereikt. Dat maakt het hem vervolgens makkelijker om zich op de rest van het verhaal te concentreren.

Vrijwel alle verhalen in dit boek gaan over de ongelijkheid van man en vrouw. Die maakt het hen onmogelijk om samen gelukkig te blijven. Tegelijk is er vaak ook wel iets dat ze weerhoudt elkaar te verlaten.

Nu is de cultuur waarin ik leef zo macho niet als die van Trevisan, en evenmin zo geladen met christelijk zondebesef. En toch lukt het de schrijver vaak om iets universeels weer te geven over het menselijke onvermogen, dat daarmee ook mijn onvermogen is. Verder heeft andermans ellende gewoon altijd iets fascinerends.

Dalton Trevisan, De zoete vijandin
Verhalen

317 pagina’s
Meulenhoff, 1992
Vertalingen en nawoord: August Willemsen, 1975, 1997, 1992
© oorspronkelijk 1970, 1972, 1974, 1975