Kastanjes poffe ~ Josse de Haan

► door: A.IJ. van den Berg

Dit wordt een wat merkwaardige analyse van een schrijver, omdat ik hier ga uitleggen waarom ik hem nauwelijks kan lezen. Dat uitgangspunt klinkt waarschijnlijk als een veroordeling, en is toch niet zo bedoeld. De Haan’s opvattingen over literatuur, en over kunst, zijn domweg de mijne niet. Heel principieel niet. Maar geen onzer opvattingen is de andere superieur.

Ik houd me alleen vast aan wat de schrijver Kurt Vonnegut ooit schreef. Die vroeg eens aan Saul Steinberg hoe het toch kwam dat er zo veel auteurs waren die hij onmogelijk met plezier lezen kon. En de wijze Steinberg antwoordde meteen dat er gewoon twee soorten kunstenaars zijn. Geen van beide is beter dan de ander, maar beide werken wel met vanuit een heel ander perspectief; wat makkelijk tot onbegrip leiden kan. De éen reageert namelijk direct op het leven, en de ander reageert vooral op de geschiedenis van zijn kunst tot dan toe.

Zo’n verschil in cultuuropvatting lijkt er ook te bestaan tussen mij en Josse de Haan. Zonder dat dit een onderscheid betekent dat we het over sommige zaken niet eens zouden zijn, overigens. Maar een tweedeling als die van hierboven helpt om de blik even te scherpen.

In de vrij recente bundel Kastanjes poffe [2005] heeft De Haan verschillende malen uitgelegd waar hij als schrijver staat. Hij heeft zijn opvattingen over literatuur, of kunst, zelfs in een programmaatje vastgelegd, dat onder meer gepubliceerd werd in het opstel ‘Moaie literatuer bestiet net’.

  • literatuer is taal yn har wêzenlike mearsinnige foarm;
  • literatuer is noait papegaaietaal, sjabloon of klisjee, en stelt it persoanlike en unike elemint op it foarste plak;
  • literatuer is it sykjen nei in adekwate foarm foar dy taal;
  • literatuer is ymplisyt altiten engaazjemint mei mins, wrâld en de taal sels, en fynt yn dy polarisearring (yn de dialektyk), yn dy opposysje har ymmanint krityske funksje. [24]

Nu ben ik beroepshalve geprogrammeerd om schema’s, theorieën, en kennisstelsels te wegen op hun sterke en zwakke punten. En zwakke punten zijn er altijd. Alleen daarom al zou ik nooit opschrijven wat literatuur van mij per se moet zijn. Maar omdat ik nog weleens een boek bespreek, is het voor u misschien nuttig dat ik me niet helemaal op de vlakte houd; en hier toch iets meer over te zeggen — al is het dan nu vooral in reactie op het werk van De Haan.

Meest opvallende omissie in Josse de Haan’s ideeën over literatuur vind ik dat hij geen opvattingen uitspreekt over taal, of boeken, als communicatiemiddel. Hij schrijft me in Kastanjes poffe bijvoorbeeld veel te minachtend over de betekenis die ‘ferhaaltsjes’ hebben.

Foar my hawwe ferhaaltsjes noait ynteressant west — rychjes fan werheljende huzen binne arsjitektoanysk ek net botte opwinend. [7]

Elders heb ik namelijk meermaals geschreven hoe wij als mensen automatisch een verhaalvorm kiezen om met elkaar te communiceren. Altijd is er een vormdwang. Het is weliswaar niet moeilijk om het met De Haan eens te zijn dat verhalen grote beperkingen hebben — denk maar aan de narrative fallacies door mensen als Taleb beschreven. Maar helemaal afstand van de verhaaltjes nemen, gaat mij te ver. Dat is zoiets als je distantiëren van de menselijke natuur. Dat is een totaal onbegrip tonen voor waar literatuur wegkomt.

Toch doet De Haan dit bewust.

De makker allinne is ferantwurdlik foar wat er docht, foar dat wat makke wurdt dat allinne hij of sij op dat momint ta útdrukking bringe wol: allinne op dit eagenblik kin dit middels him of har stal krije. Dat kin betsjutte dat in skriuwer, in skilder, in byldhouwer, in komponist, in filmer of in fotograaf yn in duorjende steat fan permaninte revolúsje ferkeart, en dat sokke lju — lit ús sizze keunstners — as keunstner yn wêzen anargist wêze moatte, en oars gjin keunster binne. [31]

En weer is het bij een citaat als dit niet moeilijk om het met De Haan eens te zijn, alleen schiet hij me opnieuw te ver door. Om een heel simpele reden — want, wat is een roman? En waarom zou iemand nu juist dit massamedium kiezen om iets te zeggen?

Bij elk boek dat ik ter hand neem om te lezen, is er een stilzwijgende afspraak tussen mij en de auteur. Ik schenk hem of haar een paar uur van mijn schaarse tijd, en daarmee ook al mijn aandacht. Daar moet dan wel iets voor terugkomen, in ruil.

Ik geef toe, ik houd het meest van auteurs die mij vriendelijk binnen nodigen, me een comfortabele fauteuil aanbieden, iets te drinken inschenken, en me meteen op mijn gemak weten te stellen. Komt het des te harder aan als mijn stoel ineens omgeschopt wordt, of mijn drankje een langzaam werkend zenuwgif blijkt te bevatten.

Maar als ik die metafoor aanhoud dat elke roman als een visite is, dan moet ik bij De Haan via het keukenraampje inbreken, om dan zelf op zoek te gaan naar iets waarvan ik niet eens weet of het er is. Heeft hij me eigenlijk wel iets te melden? Zulke opvallende gedachten verwoordt hij nu ook weer niet in het werk dat niet lijdt onder de dwang kunst te moeten zijn; zoals de opstellen in Kastanjes poffe.

Het is ook éen ding om te stellen dat zo veel boeken voorspelbaar en bevestigend zijn. Het is iets heel anders om de in zulke boeken, of de populaire cultuur, gebruikte vertelvormen dan ook maar meteen te verwerpen — er daarbij vanuit gaand zelf iets beters te kunnen bedenken. Terwijl er op dit gebied zo veel in beweging is. Juist de meest afgesleten vertelvorm die er bestaat in de populaire cultuur, die van de televisiesoap, heeft de laatste dertig jaar bijvoorbeeld een enorme verandering doorgemaakt. En daardoor wordt een enorm publiek elke avond opgevoed om meerdere, soms behoorlijk ingewikkelde verhaallijnen tegelijk te kunnen volgen. Die ontwikkeling is in televisiedrama van alle niveaus terug te zien — zeker niet in alleen het platste vermaak. Maar waarom negeren zo veel schrijvers dit soort vanzelfsprekendheden toch zo hooghartig? Vorm is toch juist gereedschap voor hen?

Zelfs van de anarchie die De Haan zo waardeert, kan meteen gezegd worden dat veranderingen van binnenuit altijd effectiever zijn dan de pogingen ergens van buitenaf tegen te ageren op een nieuwe manier. Daar zijn honderden voorbeelden van te geven. Maarten ’t Hart hield bijvoorbeeld om deze reden op met publiceren van stukken tegen de ongerijmdheden in het christelijke geloof. Hij merkte dat zijn inspanningen geen enkel effect hadden. Daarvoor was hij te veel een buitenstaander geworden, en dus te makkelijk te negeren. Maar alles wat een theoloog als Kuitert schrijft, kan bij gelovigen aankomen als een mokerslag.

Doelbewust afstand tot een publiek creëren door vormexperimenten boven alles te stellen, is veilig. Merkwaardig veilig voor iemand die anarchist wil zijn. Dit is misschien wel waar voor het voor mij het meest wringt tussen wat De Haan zegt voor te staan, en wat hij uiteindelijk creëert.

Laat me daarom nog wat dieper ingaan op dat zelfgekozen isolement van Josse de Haan. Op zijn alleengang in het experiment met de taal.

De Haan zet zich behoorlijk in postuur met zijn uitspraken over wat literatuur moet zijn. Hij stelt daarmee feitelijk boven alles kunstenaar te zijn, en maakt zich zo dus vrijwel immuun voor inhoudelijke kritiek op zijn werk. Het is mij te makkelijk om te zeggen dat ik maar harder werken moet om een ingang tot zijn werk te vinden, als hij mij niet over kan brengen waarom ik die moeite zou doen.

Veroordeel ik nu met die laatste woorden nu de Gysbert-jury die Josse de Haan dit jaar bekroonde? Welnee, ik wijs er enkel op wat onbewust mee kan hebben meegespeeld bij het oordeel. Boeken die een duidelijke leesinspanning vereisen, hebben een hogere status dan schijnbaar toegankelijk werk. Ook al levert die extra inspanning uiteindelijk niets. Lezers en boekenkopers houden er vrij massaal een ander oordeel op na over wat zij het liefst zien, dat is ook iedereen helder.

Misgun ik De Haan soms de prijs? Nee, dit ook al niet. Iemand die al zo lang zo veel in het Fries publiceert, en daar ook anderen bij helpt, verdient alleen voor die volharding al een kroon.

Ik zal zijn romans alleen niet gauw meer lezen.

Josse de Haan, Kastanjes poffe
Opstellen/essays oer (‘oare’) literatuer
analyses fan proazawurken en poëzij

237 pagina’s
Utjouwerij Venus, 2005
isbn 90-5998-022-0

[x]

nauw gerelateerd op boeklog:


© Boeklog 2005-2019. Alle rechten voorbehouden