Lof der stenen ~ Nicolaas Matsier

► door: A.IJ. van den Berg

Op éen in de top tien van wat ik indertijd leerde als studentje in de journalistiek staat de waarschuwing: er is elke dag wel iets over de Nederlandse Spoorwegen in de krant te schrijven. En vervang NS nu zelf maar door willekeurig welke andere grote organisatie.

Bekijk uw krant ook eens met dit criterium, voortaan. Want als iets kan, betekent dit nog niet dat dit moet, zo lijkt me.

Ook hoog op die ranglijst prijkt het gegeven dat er bij elk onderwerp wel een invalshoek te vinden is die een nieuwsverhaal oplevert. En deze wijsheid is voor mij nauw verbonden aan gebouwen. Want ooit kreeg ik als beginneling de opdracht om een reeks artikelen te bedenken waartoe een gebouw de directe aanleiding bood.

Zelden was huiswerk zo makkelijk. In een paar minuten wist ik al tien gebouwen met een verhaal. Dat daar had net een architectuurprijs gewonnen, dat met veel poeha geopende kantoor stond al een jaar langer leeg dan de bedoeling, in dat pand moest een moskee komen waar de buurt niet veel voor voelde, dat gebouw had milieuvriendelijk zullen zijn had de schilder niet gefraudeerd met de verf, en ga zo maar verder.

Een dag later lagen er al twintig verhaalideeën — want als het alleen om ideeën gaat, en niet om de uitvoering kent mijn verbeeldingskracht blijkbaar nauwelijks limieten.

Ik zou deze banale anekdote hier niet ophalen, als die niet ook een kern opleverde in hoe ik de bundel Lof der stenen beoordeel van Nicolaas Matsier. Dit boek gaat namelijk grotendeels over gebouwen.

Voor het merendeel zijn de opgenomen stukken columns die eerder in een blad verschenen van de Rijksgebouwendienst. Smaak.

Dus zie ik ook wel dat de doelgroep hier mede de onderwerpkeuze bepaalde. Dan nog is de keuze in de gebouwen die Matsier beschreef opvallend weinig verrassend. Meestal staan deze panden er ook al een tijd — wat het palet van de beschrijver nog wat meer mogelijkheden geeft om verhalen te kleuren. Koos Matsier alleen toch met tergende regelmaat voor aanzienlijk vaker beschreven onderwerpen — leek de aanleiding om iets te schrijven veel eerder een boek van een ander dan een gebouw zelve.

Wie de bouwmeesters waren onder de Oranjes. Hoe het met de Waterlinie zat. Of de stelling van Amsterdam.

Amsterdam is toch al navel van de wereld in deze bundel, omdat de auteur in de Jordaan woont — en zie, als Matsier niet zijn best doet om werk van een ander samen te vatten, zijn de tekenende observaties er wel. Dan wordt zelfs een onderwerp als de hijsbalk interessant.

Boeiendst evenwel pakte Matsier’s bekentenis uit in het begin van het boek dat hij tegenwoordig — in de jaren negentig volgens de verantwoording — een zomerhuisje heeft in de Friese Greidhoeke. Want dan moet hij het ook ineens over landschap hebben, en wat er bij speelde om dat in cultuur te brengen. Dan ineens valt hem op dat zelfs een tuin iets is dat aangelegd moet worden, en vervolgens tot onderhoud verplicht.

Om nog te zwijgen over wat het betekent als een huis geen stroom heeft.

Maar weinig is voor een lezer frustrerender dan om te zien dat een auteur het wel kan — over het vermogen beschikt eigen waarnemingen te plaatsen, en die te verpakken in zorgvuldige taal — en dan een boek te krijgen waaruit vervolgens toch nauwelijks enige ambitie blijkt iets met die kwaliteiten te doen.

Blijkbaar moest er weer eens een boek komen. Blijkbaar volstond het daartoe wel om een reeks lauwe columns op te warmen en in een luxe doos te stoppen.

Nicolaas Matsier, Lof der stenen
Over ruïnes, praalgraven, douanekantoren,
kathedralen, gedenknaalden, herenhuizen, forten,
hijsbalken, polders en paleizen

302 pagina’s
De Bezige Bij, 2012

[x]