Aardige van de economie ~ Jan Pen

► door: A.IJ. van den Berg

Het werk van economen vindt nog het meest gretig aftrek onder angstzaaiers, zo valt op. Waaronder ik voor het gemak ook vrijwel alle politici reken. Als er iets irritant is aan de manier waarop wij geregeerd worden, dan toch de voortdurende nadruk op dat alles verkeerd zal gaan als er niet nu wordt ingegrepen.

Maar waar komt die grote status van economen toch weg? Terwijl deze hoogstens in staat zijn om achteraf aan te geven wanneer ergens in het verleden een verkeerd besluit genomen is?

Is dat vanwege het nut voor de angstzaaiers om hen van munitie te voorzien?

Van de Nederlandse econoom Jan Pen wilde ik altijd nog eens boek of wat lezen. En inmiddels heb ik geleerd dat als schrijvers me intrigeren er vaak allang ergens verborgen een boek van hen in éen van mijn kasten staat. Zo ook nu. Ik bezat al een Aula-pocket uit 1969 — ooit aangeschaft voor bijna niets, toen ik Aula-pockets nog per strekkende meter kocht voor minder dan een dubbeltje het stuk.

Het aardige van de economie bracht het tot minstens zes drukken indertijd, en moet dus goed zijn verkocht.

Deels is dat nog wel te verklaren. Zo bevat de eerste helft van deze bundel een aantal inleidende stukken over het werk van dan beroemde economen. Zoals Keynes, Tinbergen, Veblen, en John Kenneth Galbraith.

Maar deels is Het aardige van de economie inmiddels ook een historische bron geworden, vol van opvattingen over politieke problemen die speelden in het midden en eind van de jaren vijftig.

Jan Pen is dan onder meer nogal begaan met de slechte inkomensposities van arbeiders, kleine boeren, en oudere winkeliers.

Tegelijk veranderen sommige zaken blijkbaar nooit in Nederland. Ook Pen kan met al zijn verstand niet bij de rare ontwikkeling van de woningmarkt hier.

Toentertijd was er woningnood. Tegenwoordig blijkt dat de meeste huizen veel te duur verkocht zijn — wat ook alleen kan als er kunstmatig schaarste gecreëerd is op zo’n markt. De enige manier waarop ik de ontwikkeling van de huizenmarkt in Nederland daarom verklaren kan, is uiterst cynisch. Bijna iedereen had belang bij hoge huizenprijzen — behalve degenen die voor het eerst een huis moesten kopen, en nog niet in het piramidespel mee speelden.

Nog altijd wacht ik op iemand die cijfers over het Bruto Binnenlandse Product van Nederland over de afgelopen decennia bijstelt door daar die valse lucht uit te laten lopen van de huizenbubble. Zodat bijvoorbeeld zou kunnen blijken dat heel veel jaren aan ‘economische groei’ alleen op papier hebben bestaan.

Deze bundel van Jan Pen viel me nog niet mee — al zette hij me hier en daar dus wel eens tot een eigen gedachte aan. De column die ik laatst in een bloemlezing las, was aanzienlijk beter. Maar jaren later geschreven. Voor een groter publiek bedoeld ook.

Waarmee niet gezegd zij dat Pen niet ook af en toe aardige uitspraken deed. Zo vindt hij het ergens nogal jammer dat er geen echte liberalen lijken te bestaan in de Nederlandse politiek. De partijen die zich met nadruk liberaal noemen, zijn dit namelijk helemaal niet.

Als mijn visie juist is, wordt het Nederlandse — maar niet alleen het Nederlandse — liberalisme overwoekerd door conservatisme, meritocratisme en neo-‘liberalisme’. Het heeft bijna geen eigen gezicht meer. Hoe dit te verbeteren?

Vóór alles door de ‘liberalen’ te scheiden van de liberalen. Er moet een Conservatieve Partij komen, die dan desnoods ook de neo-liberalen kan omvatten. En vervolgens door het liberalisme los te maken van de rancune. Een Partij van de Rancune zou óók heel verhelderend kunnen werken — als we een eerlijk volk waren, zou ze zeker een grote aanhang krijgen. Dat blijkt uit de oplagen van de bladen die dit publiek thans bedienen. [248-249]

Waarmee Pen dus terloops, twintig jaar voordat de partijen van het pure eigenbelang opkwamen — lokaal eerst, veelal als ‘Plaatselijk Belang’ — al signaleerde dat daar een logische plek voor zou zijn in het politieke spectrum.

Prof. Dr. J. Pen, Het aardige van de economie
253 pagina’s
Het Spectrum, 1969

[x]