Tegenspraak ~ Jan Pen

► door: A.IJ. van den Berg

Pen hoort tot het zeldzame slag schrijvers dat beter wordt naarmate ze meer hebben geschreven. Al kan er ook een andere reden zijn dat een klein boekje als Tegenspraak uit 1995 prikkelender uitpakte dan zo veel eerder werk. Jan Pen [1921 — 2010] werkte aan een universiteit. Hij zal op zijn vijfenzestigste met emeritaat zijn gegaan.

En bekend is dat bijna alleen jonge en heel oude wetenschappers hun kont tegen de krib durven te gooien.

De jonge hebben nog geen reputatie te verdedigen. En de oudjes hebben al carrière gemaakt; die hoeven niemand meer naar de mond te praten.

In Tegenspraak reageert Pen op elf stellingen; en de eerste daarvan gaat zelfs over het verschijnsel groepsdenken:

Onzinnige ideeën, zoals de Culturele Revolutie (te beginnen in China, maar navolgend in Nederland) en de Tweede Terugkeer van Christus, hebben sterke samenbindende kracht; dat is de reden waarom ze stand houden tegen alle schijnbare redelijkheid in. De sleutel tot het bizarre ligt bij de dringende wens, deel uit te maken van het goede volk. Daar zou weinig op tegen zijn, ware het niet dat het bizarre doorgaans gericht is op uitsluiting van anderen, zoals buitenlanders, ongelovigen, ketters vooral. [6-7]

De manier waarop groepsdenken plaatsvindt op zijn werkgebied, de economie, is niet heel anders, zo moet Pen dan toegeven. Maar economen lijken toch ook weleens tot meer rationele discussie in staat. En zoals Karel van het Reve ooit idées reçues weerlegde in Uren met Henk Broekhuis, zo poogt Jan Pen dan in Tegenspraak om elf ideeën over economie en politiek eens sceptisch te bekijken.

Dat leverde twee voordelen op ten opzichte van eerdere uitgaven. Pen raakt van de dwang los om rechtstreeks op de actualiteit te moeten reageren; wat veel van zijn eerdere werk inmiddels oudbakken maakt. Evenmin schreef hij direct voor zijn vakbroeders, en de druk om helder te zijn en uit te moeten leggen, kwam de tekst ook ten goede.

En dan gaat het te ver om meteen maar eeuwigheidswaarde toe te kennen aan Pen’s woorden. Wat hem wel lukte, is om zijn ideeën zo op te schrijven dat ze later — zoals in de huidige crisis — nog van waarde kunnen zijn.

Zo heb ik iets tegen de nadruk die zo blind door politici, en de economen die hen ten dienste staan, op groei wordt gelegd. Want groei in het éen kan zo makkelijk ten koste gaan van iets anders. Het milieu bijvoorbeeld, om een algemeen voorbeeld te geven. Of het leefklimaat in de regio’s waar de economische activiteit juist afneemt.

En verdomd, Pen is dit dan met mij eens — wat ongetwijfeld mijn oordeel over deze uitgave kleurt:

Groei schept financiële ruimte, en maakt het regeren een stuk eenvoudiger. Maar die groei moet dan ook nog eens worden gegenereerd in milieuvriendelijke sectoren, anders raken we van de smerige wal in de vieze sloot. [56-57]

Het is kortom verleidelijk om op Jan Pen te gaan leunen, als autoriteit. Want over tal van gebieden waarop ik voor mijzelf problemen heb gesignaleerd, heeft hij al veel langer en dieper nagedacht. Weinig is prettiger om te lezen dan dat.

Krijgt de lezer enige kleuring daarbij — want als er al te grote verschillen in een land bestaan tussen de inkomens is dat niet goed, volgens Pen bijvoorbeeld.

Jan Pen, Tegenspraak
63 pagina’s
Academic Service, 1995

[x]