Fun Stuff ~ James Wood

► door: A.IJ. van den Berg

Toen James Wood boekkritieken schreef in de Britse media las ik hem graag. Hij was zelfs bepalend voor mijn ideeën over een hele reeks boeken.

Nu James Wood gepromoveerd is tot de belangrijkste criticus van de New Yorker zijn er eigenlijk geen redenen meer om hem in boekvorm te blijven lezen.

En dan weet ik niet of correlatie ook oorzaak is. Of Wood voor zijn Amerikaanse broodheer anders is gaan schrijven, omdat kritieken in de VS vanouds veel gematigder van toon zijn dan bij de Britten — waar zo veel meer kan; en een vileine uithaal nu en dan misschien zelfs wel vereist is.

Misschien veranderde zijn toon enkel omdat hij zichzelf niet meer hoefde te bewijzen. Zelfs leeftijd kan daar een rol in spelen.

Wellicht ook trad domweg slijtage op. Dat kan heel goed. Bij een eerste recensie moet het ambacht nog worden geleerd. Bij de honderdste gaat al veel op routine. Bij de duizendste lijkt alles al eens eerder gezegd.

De verzameling The Fun Stuff stelde kortom wat teleur.

Wood is beter online te lezen. Per kritiek. Los.

Zou ik mijn bespreking van deze bundel in éen regel moeten afdoen dan luidt die:
Om de boekrecensies van James Wood in deze uitgave te kunnen waarderen, was het telkens nodig om zo’n boek zelf ook al gelezen te hebben.

Dat acht ik bijna een doodzonde voor een criticus. [Waardoor er wel weer een eis bijkomt aan mijn ideeën over de ideale recensie; zo’n tekst moet ook geheel op zich iets te betekenen hebben].

Ofwel, ik had niets aan de stukken die Wood wijdde aan boeken die ik nooit lezen zal, of schrijvers die me vooraf onbekend waren.

Schreef James Wood over auteurs of boeken die ik kende, dan was ik het opvallend vaak met hem eens. En zelfs dat bevredigde niet heel erg. Het was nu eenmaal boeiender om voor mijzelf te formuleren waarom de boeken van Paul Auster al zo lang niets te bieden hebben, in plaats van een ander een vergelijkbaar oordeel te zien geven.

De enige artikelen uit deze bundel die me enige aardigheid boden, waren nu net de enige teksten die geen kritieken zijn. Wood opent het boek met zijn liefdesverklaring aan het drummen, en de drummer Keith Moon in het bijzonder. De bundel eindigt met een herdenking van zijn overleden schoonvader — een intellectuele sarcast van een Fransman, die vanzelfsprekend een bibliotheek had.

Maar wellicht illustreert een bundel als The Fun Stuff slechts dat het niet helpt om bijna dagdagelijks boeklogjes te produceren, en dan van anderen te blijven verwachten dat zij wel wonderbaarlijk mooi over boeken weten te schrijven. Alle kunstjes van het métier worden inmiddels gezien. Alle onmacht van de criticus in éen oogopslag duidelijk, om weer een boek te beschrijven dat te goed is om slecht te mogen worden genoemd en te slecht is om goed te heten.

James Wood, The Fun Stuff
And Other Essays

341 pagina’s
Farrar, Straus and Giroux, 2012

[x]opgenomen in het dossier: