Nearest Thing to Life ~ James Wood

► door: A.IJ. van den Berg

Wood leerde ik kennen als een criticus die durfde te schrijven wat er nu net niet deugde aan nogal wat boeken die verder enkel lof leken te krijgen. Dat nam me voor hem in. Omdat zijn argumenten klopten, en bovendien verduidelijkten wat mij al eens instinctief had tegengestaan bij het lezen van zulke romans.

Dus kan het zijn dat zo’n eerste indruk alles bepalend blijft. Dat James Wood voor mij die scherp oordelende recensent moet blijven. Omdat alles wat hij in een ander register schrijft nooit hetzelfde enthousiasme kan oproepen bij mij.

De bundel The Nearest Thing to Life is bijvoorbeeld op zich heel goed geschreven. Daar is een heel genoeglijk uurtje mee te beleven. Alleen heeft de auteur in dit hele boek geen enkele opmerking geplaatst die me verbaasde. Zelfs niet eens éen die ik spontaan onthield. Direct na lezing van dit toch weinig omvangrijke boek staat me ook al bedroevend weinig meer van de inhoud bij.

Ja, de opgenomen teksten zijn bewerkingen van vier lezingen die hij gaf. Die gingen over lezen; en de betekenis die boeken kunnen hebben in een leven.

En bij Wood is dat lezen dan altijd gekoppeld aan fictie. Verhalen.

Op zich weet hij zijn voorliefde voor dat type boeken soms ook fraai te verkopen. Zo maakt James Wood een mooi nummer van hoe hij ontdekte dat romanschrijvers alle vrijheid hebben die ze maar durven nemen.

I still remember that adolescent thrill, that sublime discovery of the novel and the short story as an utterly free space, where anything might be thought, anything uttered. In the novel, you might encounter atheists, snobs, libertines, adulterers, murderers, thieves, madmen riding across Castilian plains or wandering around Oslo or St Petersburg, young men on the make in Paris, young women on the make in London, nameless cities, placeless countries, lands of allegory and surrealism, a human turned into a beetle, a Japanese novel narrated by a cat, citizens of many countries, homosexuals, mystics, landowners and butlers, conservatives and radicals, radicals who also were conservatives, intellectuals and simpletons, intellectuals who were simpletons, drunks and priests, priests who were also drunks, the quick and the death. […] [9]

Wood laat vervolgens alleen na om tegenover dat enthousiasme van de jonge lezer de teleurstelling te plaatsen van diezelfde persoon op latere leeftijd. Die inmiddels heeft gemerkt dat er slechts heel weinig fictie bestaat die én goed is én origineel. Ofwel, dat een constatering toch ook hoort te zijn dat slechts heel weinig auteurs de vrijheden durven te nemen die er zouden bestaan.

Want daar was het de lezing niet naar — en daarmee is dit geen boek dat durft te relativeren.

Zo gaat Wood veel te terloops in op de breed gedragen constatering dat de buitenlandse auteurs die groot doorbreken in het Engels een generiek soort verhalen zouden vertellen. Waarin hun eigen land nog net aardig is voor de couleur locale, maar de rest van zo’n boek iets inwisselbaar internationaals heeft.

En misschien moest dat dan de conclusie worden over The Nearest Thing to Life. Dat een lofzang op het lezen van iemand die beroepshalve leeft van litteratuur alleen daarom al weinig verrassingen in petto zal hebben.

Ik las een preek voor eigen parochie.

Wie zou anders ook een uitgave als deze lezen? Zo’n bundel teksten die nog fijn even benadrukt hoe uitverkoren wij zijn die weleens een boek ter hand nemen?

James Wood, The Nearest Thing to Life
134 pagina’s
Jonathan Cape, 2015

[x]