Man dy’t rinne moat ~ Tsead Bruinja

► door: A.IJ. van den Berg

Vier grote bloemlezingen kwamen er uit deze eeuw met Friese poëzie. Waarbij naast een gedicht ook telkens een Nederlandse vertaling stond. En slechts éen dichter schreef een gedicht dat in al deze vier bloemlezingen was opgenomen.

Tsead Bruinja.

Die met ‘Kelder’ dus iets had geschreven dat blijkbaar universeel kwaliteit werd toegedacht.

Maar in ‘Kelder’ zakt een oude vrouw ‘de moed in de schoenen’. Dus staat er ook een levensgroot cliché in dat gedicht.

En ik zal de laatste zijn die ontkent dat die dichtregels verder geen kwaliteiten hebben zouden. Alleen zeiden ze me niets. Net als vrijwel al Bruinja’s oorspronkelijke werk me werkelijk te zelden iets heeft mee te delen. Nooit zetten zich spontaan regels in mijn geheugen vast — en nimmer staat er iets zo verwoordt dat dit me onmiddellijk bijblijft.

Verrassing ontbreekt.

Terwijl veel van Bruinja’s gedichten iets anekdotisch hebben, worden ze dan toch ook altijd aangekleed met dichtersfratsen. Te vaak staan er dan verwijzingen in die alleen hij kan kennen. Dus lijkt zijn poëzie bij eerste lezing vaak begrijpelijker dan deze is; terwijl er toch altijd afstand blijft.

En herlezing helpt vervolgens niet.

Daarmee wordt de confrontatie over zulke poëzie dan iets persoonlijk tussen mij en de dichter. Miljoenen boeken zijn er uitgegeven waarin de auteur wel moeite heeft gedaan om met de lezer te communiceren. Dus als een dichter mij dan het liefst weghoudt bij de betekenis van zijn tekst, is het al gauw makkelijker om iets anders te gaan lezen.

Graag iets dan dat me wel direct kan raken.

Tegelijk zie ik ook wel dat de bevreemdende elementen in Bruinja’s poëzie voor een ander juist er de kwaliteit van zullen zijn. Maar op boeklog geef ik nu eenmaal persoonlijke impressies; objectiviteit is voor andere gremia.

De man dy’t rinne moat [De man die lopen moet] uit 2001 is de derde bundel die van Tsead Bruinja verscheen.

Volgens DBNL.org publiceerde Tsead Bruinja tussen 1998 en 2010 liefst dertien dichtbundels, zowel in het Fries als het Nederlands. Dus een geconstipeerd dichter is hij niet. Waar ik misschien liever heb dat de dichter iets harder perst op zijn versregels dan dat ik als lezer nog grote inspanningen moet gaan verrichten; en dan nog niet verder dan speculaties kom.

De bundel bevat toevallig een strofe die perfect mijn ideeën over het boek en de auteur samenvat: Do bist de man dy’t sjonge moat / mar net de man dy’t ik sjonge hearre wol / net oer beammen en net oer reade dromen [Jij bent de man die zingen moet / maar niet de man die ik zingen horen wil / niet over bomen en niet over rode dromen ].

scheiding

do bist de man dy’t sjonge moat
mar net de man dy’t ik sjonge hearre wol
net oer beammen en net oer reade dreamen

dat hâld dyn takken del
dan bring ik stitle yn dyn houten hûs
en balsemje hurde wurden
wylst se oer de tonge
dânsje fan dyn droege mûle

in kat springt út it hier
krollet de sturt om ‘e skonken
hy kriget in skep en dolt
op it pak fan bonken
lit neils groeie

sy lûkt har it hier út ‘e holle
en bynt der in kwast fan
skildert eagen op syn nije damboerdjas

lit him bliuwe
de man
dy’t rinne moat

do bist de man dy’t sjonge moat
mar net de man dy’t ik sjongen hearre wol
net oer beamen net oer reade dreamen

út dyn hier sprong in kat
en krolle in sturt om dyn fuotten
do krigest in skeppe en dolst
dat pak fan bonken op

ik meitsje alle kearen fan hier in kwast
en beskilderje dy mei wolve-eagen

Tsead Bruinja, De man dy’t rinne moat
63 pagina’s
Bornmeer, 2001

 


[x]