Renger ~ Nyk de Vries

► door: A.IJ. van den Berg

Taal is een filter bij het waarnemen van de wereld. Nu weer schijnt er een discussie te zijn of mensen wel blauw konden zien voordat ze een woord hadden voor blauw. Want de Himba hebben er nog altijd geen apart woord voor.

De Himba.

En normaal is dat niet zo’n punt voor mij, van dat filter, alleen intrigeerde me bij de roman Renger toch wel dat de auteur die in het Nederlands schreef. Omdat het boek grotendeels over zijn overleden vader gaat, met wie hij toch allereerst Fries zal hebben gesproken.

Het enige Fries in het boek bestaat uit een kort cursief zinnetje, zo heel af en toe. Voor de couleur locale.

Heeft het boek zoveel autobiografische trekjes toch dat ik meen dat de ik-persoon, die het verhaal vertelt, soms wel degelijk samenvalt met de schrijver. En deze debuteerde als auteur toch echt met een Friestalige roman. Hoewel hij bij het maken om de drie vier zinnen het woordenboek erbij moest pakken. Voor vrijwel iedereen is dat Fries nu eenmaal eerst een spreektaal. Geen schrijftaal.

Geeft deze ik-persoon in de roman toe dat daarbij een praktische reden speelde. Er zijn zo weinig jonge schrijvers in het Fries dat hij de kans dat zijn boek uitgegeven zou worden groter achtte in die taal dan bij een Nederlandstalig debuut.

Wellicht dat Nyk de Vries zich ondertussen openbaar heeft uitgesproken over de keuze voor het Nederlands, in Renger. Ik heb daar verder niet naar gekeken. En ik weet niet eens of ik een stellige uitspraak voetstoots geloofd zou hebben. Het kan heel goed zijn dat hij platweg ook eens een publiek wilde bereiken, in plaats van het grijze dozijn of wat dat nog Fries proza leest.

Maar de keuze voor een taal doet ook iets met een tekst.

Het Fries heeft zo’n gering corpus aan geschreven materiaal dat een schrijver alle ruimte heeft om nieuwe verbindingen te knopen. Er liggen gewoon weinig zinnen aan schrijftaal klaar. Volgens Trinus Riemersma is dat overigens niet per se een nadeel. Dat ook het geschreven Fries dicht bij de spreektaal blijft, maakt bijvoorbeeld dat geen provinciaal politicus kan vluchten in de vage duntaal waarvan het Nederlands wel zo vergeven is. Hij of zij zou domweg niet begrepen worden.

Bij Nyk de Vries vermoed ik allereerst dat de keuze voor het Nederland afstand bracht, tot dat oer-verhaal van een zoon die zijn vader verliest, en veel later na gaat denken over hoe hun verhouding eigenlijk lag.

Eén nogal typerend trekje van deze vader, heit, was bijvoorbeeld dat hij heel zijn leven als een bezetene werkte om nooit mee te hoeven maken wat diens vader, pake, overkwam. In de crisisjaren ging hun timmerzaak failliet. En pake moest nog lang elke maand naar Dokkum, om daar met zijn pet in de hand een daalder aan schuld af te betalen.

De vader in het boek potte ook daarom alles op. Hij bewaarde veel. Een hele schuur vol. Zodat hij in zijn leven geen spijker meer zou hoeven kopen.

Logische verhaallijn werd daarmee dat de ik-persoon na de dood van zijn vader die overvolle schuur gaat leegruimen.

Renger ging voor mij uiteindelijk om twee verhalen; dat van die vader en zoon, en dat van hoe de zoon tot man werd. Vond Nyk de Vries het nodig om daar nog een raamvertelling omheen te plaatsen. Van een hernieuwde ontmoeting met een wat geheimzinnige man — die Renger uit de titel — die hij nog kende van vroeger uit het dorp; wat daarop de aanleiding bracht om toch eens terug te kijken.

En dan zal de auteur dat raamverhaal nodig hebben gehad. Wellicht weer om nog meer afstand te krijgen. Misschien om het boek een logische vorm te geven. Alleen hadden die boekgedeelten voor mij nu net niet gehoeven. Ik vond ze ook opvallend slechter geschreven dan de rest, om bijvoorbeeld de vaak veel te lange dialogen.

Was dit weliswaar de beste roman die ik van deze schrijver las, waardeer ik zijn korte prozagedichten nog altijd onmetelijk veel hoger.

Nyk de Vries, Renger
350 pagina’s
De Arbeiderspers, 2015

[x]