Jasper en zijn knecht ~ Gerbrand Bakker

► door: A.IJ. van den Berg

Wie eenmaal heeft leren lezen, wat moeilijker is dan onze cultuur doorgaans erkent, heeft daardoor redelijk leren inschatten wat de auteurs van een fictieboek voor mensen zijn. Welk verhaal verteld wordt, en hoe, en in wat voor taal, zegt alles over de maker.

En goed beschouwd zijn nogal wat schrijvers gemankeerde mensen. Het is ook raar wat ze doen, door niet gewoon te leven in de chaos waar iedereen doorheen moet, maar om dat leven nog eens in een vorm te willen drukken, van een verhaal, waarin dan wel een logica zit.

Kost het schrijven van een beetje boek ook nog eens jaren van iemands tijd.

Non-fictie dan weer blijkt alleen weleens met interpretatiemoeilijkheden te komen die fictie niet per se heeft. Want wat als een auteur zelf al uitlegt wat hij er voor eentje is? Kan hij daarin worden vertrouwd?

Bij het lezen van de kroniek Jasper en zijn knecht van Gerbrand Bakker viel namelijk iets op. Dat is in de kern geen heel ander boek dan Ik bestaat uit twee letters van Anton Dautzenberg; eveneens een deeltje privé-domein. De twee auteurs gebruiken daarin een jaar van hun leven om een balans op te maken. Want er valt nog wel iets te verbeteren.

Beide mannen worstelen dan ook met depressies, en daarmee het ontbreken van geluk, en hebben dat al decennia gedaan.

Bij Bakker speelt bijvoorbeeld dan dat hij al een tijd geen roman meer schreef, en daar ook geen lust meer toe voelt, terwijl hij toch zijn bekendheid verdiende met die lange fictiewerken. Alleen daalde inmiddels ook het besef in dat het schrijven van die romans misschien wel telkens een vlucht is geweest, om het bestaan nog even draaglijk te kunnen voortslepen met die depressie.

Dit boek vertelt dan onder meer dat Gerbrand Bakker opgroeide in een vol plattelandshuishouden, met broers boven hem en na hem, en dat hij daar al niet bijster gelukkig is. De eerste echte bestaanscrisis breekt aan in Leeuwarden, waar hij aan de agogische academie studeerde. Nog weer later, studerend in Amsterdam, volgt er eindelijk therapie. Alleen weet hij niet hoe hij de hem toegemeten tijd moet invullen, waardoor zijn behandelaar dat uurtje benut om bij te slapen.

Zelfs de wanhoop in een leven kan op een lichte manier worden gebracht, als een schrijver een beetje kwaliteiten heeft; zoals Bakker ruimschoots bezit.

Raamvertelling om dat levensverhaal, en een luchtige kroniek van het jaar 2015 in het boek, is Bakker’s tijd met de hond Jasper; een bastaard met iets windhonderigs, die ooit van een Grieks strand werd geïmporteerd. En Jasper gedraagt zich niet heel honds. Blij dat zijn baasje weer thuis komt, is het beest zelden. Gaan ze wandelen, dan verdwijnt de hond rustig voor enkele uren.

Dit boek speelt zich grotendeels af in een gehucht in de Eifel, waar Bakker een huis heeft gekocht met het prijzengeld voor éen van zijn romans. Niettemin heeft de schrijver nog altijd niet zoiets praktisch als een rijbewijs gehaald. Daardoor komen er nogal wat Duitse buren voor in zijn anekdotes; anders dan bij de gedeelten die spelen in Amsterdam.

Aan dat huis moet nog van alles verbeterd worden. En het is helemaal nodig dat er een hek komt om de tuin, zodat Jasper tenminste niet direct het bos in vlucht als hij naar buiten mag, of passerende motorrijders omver springt.

Dat hek komt er ook. En het kost duizenden euro’s. Alleen heeft Jasper daar niets meer aan. De laatste hoofdstukken van het boek beschrijven plots de dood van de eenkennige jonge hond; waarvan zijn baas stukje bij beetje heeft moeten toegeven in het boek dat die meer nukkigheden met hem gemeen had dan goed was, voor beide.

Maar uiteindelijk is Jasper en zijn knecht een overvolle uitgave, die zich daarmee wat onttrekt aan de wetten van de samenvatting achteraf; want ik zou daarom te makkelijk de nadruk op het verkeerde kunnen leggen.

Zo bevat dit boek ook gewoon Bakker’s nawoord bij een vertaling van een deel van Het bureau van Voskuil. In het Duits.

En verder moest nog worden vermeld dat Anton Dautzenberg en Gerbrand Bakker in elkaar kronieken voorkomen. Op een positieve manier zelfs. Daar waarbij het over andere schrijvers gauw eens heel wat negatiever is.

Zowel Dautzenberg’s boek als dat van Bakker riepen alleen de vraag op die op boeklog al speelt vanaf het begin. Vind ik deze auteurs misschien niet sympathieker dan ze zijn, door hoe ze hun wederwaardigheden hebben opgeschreven?

De bekentenis, of de schijnbare bekentenis, is een nogal krachtig stijlmiddel. Auteurs kunnen in autobiografieën gemakkelijk een grote indruk maken met hun openhartigheid; of door eerlijkheid op een realistische manier te faken.

En ik sta er op zich niet van te kijken dat beide schrijvers worstelden met hun bestaan, en dat misschien nog wel doen. Is het zelfs zo dat er een maatschappelijk taboe bestaat op geestelijke problemen, waarmee hun kronieken plots emancipatoire geschriften zijn te noemen.

Maar, wat maakte nu precies dat juist deze beide boeken zo veel indruk maakten? Is dat door het rechtstreeks aanspreken van mijn empathie door dat uitventen van hun kwetsbaarheden?

De leesvreugde kwam toch echt niet alleen doordat ze een kroniek over een jaar wisten te schrijven die nu eens niet verveelde, of verzandde in trivia — zoals bij eerdere deeltjes privé-domein van Nederlandse auteurs.

Wat is al die schijnbare leeservaring van mij eigenlijk waard als ik zo’n heel elementaire vraag al niet beantwoorden kan?

Gerbrand Bakker, Jasper en zijn knecht
396 pagina’s
De Arbeiderspers, 2016
privé-domein nr. 287

[x]opgenomen in het dossier: