Cultus van het lijden ~ Peter Smink

► door: A.IJ. van den Berg

Schrijvers kunnen het niet gauw te idioot doen, voor mij. Bij dit boek van Peter Smink kreeg ik alleen toch behoorlijke twijfels. Zelfs al is de poging sympathiek om iets universeels te willen opschrijven over wat uiteindelijk een nogal zelfzuchtig genoegen blijft: dat fietsen.

In Smink’s geval gaat het dan ook nog om slechts éen mogelijke manier uit talloos veel meer; de keuze om op een lichtgewicht fiets te rijden, en dan liefst zo hard als kan. Is voor hem al evenmin een bezwaar dat de weg daarbij over de hellingen leidt waar professionele wielrenners legendarisch strijd hebben geleverd.

Er bestaat voor mij een simpele lakmoestest om te bepalen of een boek dat over fietsen gaat deugt. De schrijver moet daartoe over hebben gebracht hoe het is om onderweg te zijn op een fiets. Liefst door daarbij iets te verwoorden van een grotere geldigheid dan strikt de eigen ervaring.

Maar omdat Smink zo van dat snelfietsen houdt, gaan zijn beschrijvingen vooral daarover. Hoe hij lijden moest, toen hij een ander niet meer volgen kon. Hoe steil een helling was, en hoe lang.

Niettemin lijkt heel dit boek bedoeld te zijn om de betekenis van dat hardfietsen uit te leggen aan een samenleving die daar onverschillig over is. Daartoe zet Peter Smink dan twee wapens in. Hij sleept leven en werk van de filosoof Walter Benjamin er bij. En hij verklaart Tim Krabbé’s roman De renner heilig — het boek waardoor Krabbé zelf zo veel weerstand had opgeroepen indertijd dat hij plots niet meer als literator werd gezien. Jeroen Brouwers had even een banvloek uitgesproken.

En heel moeilijk vond ik het niet om het Smink’s ideeën over De renner eens te zijn. Zoals eerder op boeklog vermeld, beter is er niet geschreven over hoe het is om aan wielrennen te doen. Zelfs al viel mij dat pas op toen in vergelijking alle andere boeken over het onderwerp altijd iets leken te missen.

In De cultus van het lijden worden ook verschillende andere Nederlandstalige boeken gewogen op hun literaire gehalte, en hoe zij zich tot De renner verhouden. Deels kwamen die titels eveneens al eens hier voorbij, waarbij ik me dan wat kritischer toonde dan Peter Smink.

Met Smink’s adoratie voor Walter Benjamin had ik het moeilijk. Al helemaal omdat Smink éen onuitstaanbaar aspect daarvan nogal bewondert. Benjamin heeft erkend de zaken weleens zo op te schrijven dat ook hijzelf niet begreep wat er nu eigenlijk stond. En ik ben als lezer al enige decennia voorbij het punt om zulke zinnen dan nog aan te willen zien voor regels waarvan de wijsheid me nu nog ontgaat; zodat het wel heel wijze zinnen moeten zijn.

Helder denken en helder schrijven horen bij elkaar. En van de weeromstuit staat vaag schrijven voor mij gelijk aan krom denken, of erger nog: het níet kunnen denken.

Ofwel, met Benjamin erbij krijgt dit boek ineens pretenties, en in dit geval dan spatjes. Want de schrijver lukte het voor mij niet om waar te maken wat hij beoogde. Mede omdat hij zich nooit ontworstelen kon aan dat veel te strikt particuliere karakter van die fietsliefde van hem. Helaas is het dan wel zo dat dergelijke aanstellerij gauw eens tot de literatuur wordt gerekend. Of zelfs de filosofie. Doordat er veel niet meteen aan te begrijpen is.

Overigens had ik eerder precies dezelfde klacht over een ander boek waarin het fietsen wel even filosofisch verklaard zou worden. Heren filosofici onderschatten de normale wetten van de communicatie zo vaak wat al te makkelijk.

Dat ik deze uitgave dan toch uitlas, kwam doordat volstrekt onvoorspelbaar bleef wat komen zou. Er staan ook zeker intrigerende passages in, zoals het verhaal van de grootvader van de auteur, die op diens fiets op zoek naar werk ging, en uiteindelijk in de metaalindustrie in Hamburg belandde, vlak voor de Eerste Wereldoorlog. Dus werd dit boek misschien nog wel gered door de eigenschap zo zelden helder te zijn.

Peter Smink, De cultus van het lijden
Een vrije oefening

239 pagina’s
De Arbeiderspers, 2006

[x]opgenomen in het dossier: