By Heart ~ Ted Hughes (ed.)

Waarom zou iemand gedichten uit zijn hoofd leren, eenmaal van school af?

Dat antwoord is voor mij in eerste instantie: om mezelf altijd tot gezelschap te kunnen zijn. Op mijn eerste fietsreizen vooral merkte ik onderweg een groot verlangen naar talige prikkels. Maar het enige dat mijn geheugen aanleverde waren de teksten van flauwe reclamespots, en vele liedjes die ik liever niet had gekend. Dus ging er sindsdien altijd een poëziebundel mee.

Vanaf dat moment levert die kennis van gedichten zelfs nog weleens een toepasselijke regel op, in de dagelijkse communicatie.

Ted Hughes geeft in de inleiding van dit boek — die identiek is aan zijn toelichtende essay voor de bloemlezing The School Bag — evenwel geen echte reden waarom het nuttig zou zijn poëzie uit het hoofd te leren. Er zijn verschillenden redenen, meldt hij slechts. Belangrijker voor hem is dat het gedichten leren een plezier moet zijn. Dus stelt hij verschillende methoden voor om het onthouden te helpen.

Stiekem denk ik daarbij wel: dat Hughes technieken aanreikt, komt ook omdat veel van de uitverkoren poëzie in dit boek niet vreselijk simpel is. De gedichten horen tot zijn favorieten, en hebben hem gevormd — net als vele andere Britten, er staan toch wel wat standaardstukken in — maar voor mij is het nut wat beperkt om niet eens éen, maar liefst dertien stukken van Shakespeare uit mijn hoofd te gaan leren. Daar wordt mijn Engels niet beter van, bijvoorbeeld.

Dus zijn mijn conclusies over deze bloemlezing wat gemengd. Enerzijds biedt het een fraai en persoonlijk getint overzicht uit de rijke Engelse poëzietraditie, met gedichten of rijmende toneelfragmenten die niet meteen voor de hand liggen. Daarmee op een prettige manier tonend dat zoiets kan; dat een dichter niet per se door zijn knieën hoeft om de poëzie wat te populariseren. Tegelijk maakt het boek ook een wat willekeurige indruk, door het hergebruikte essay van Hughes, en omdat ik prettiger had gevonden als hij bij elk gedicht éen of twee woorden had gewijd aan het waarom van zijn keuze.

V.

Come let us mock at the great
That had such burdens on the mind
And toiled so hard and late
To leave some monument behind,
Nor thought of the levelling wind.

Come let us mock at the wise;
With all those calendars whereon
They fixed old aching eyes,
They never saw how seasons run,
And now but gape at the sun.

Come let us mock at the good
That fancied goodness might be gay,
And sick of solitude
Might proclaim a holiday:
Wind shrieked — and where are they?

Mock mockers after that
That would not lift a hand maybe
To help good, wise or great
To bar that foul storm out, for we
Traffic in mockery.

W.B. Yeats, ‘Nineteen Hundred and Nineteen’

Ted Hughes ed., By Heart
101 Poems to Remember

143 pagina’s
Faber and faber, 1997

Letters ~ Ted Hughes

Uitgevers zijn cynisch genoeg om een zelfmoord te vieren. Vijftig jaar nadat Sylvia Hughes [1932 — 1963] zich vergaste — terwijl haar kinderen sliepen in de kamer daarnaast — verschijnt het ene boek na het andere dat dit feit memoreert.

Ik had dat tot dit weekend niet door.

Mij was slechts opgevallen dat het de De Arbeiderspers weer eens had behaagd een nieuw deeltje uit te geven in de sluimerende reeks privé-domein. Ik wil nooit vergeven worden heet dat boek. En heel aantrekkelijk kon ik deze uitgave niet vinden met de brieven van Ted Hughes.

Dat is weer eens zo’n bescheten bloemlezinkje uit een groter geheel. Het boek moet liefst € 45 kosten ook. Terwijl de originele brieven, in de eigen taal van Ted Hughes, online in een prachtuitgave voor ruim minder dan £10 zijn te krijgen.

Wist ik alleen niet dat ook de Letters van Ted Hughes een bloemlezing biedt. Volgens de samensteller is er vier keer meer aan correspondentie. Waarin telkens ook vele uitspraken zijn te vinden over schrijven, of poëzie.

Voornaamste reden om het boek te lezen, was dat nogal wat mensen online de taal prezen uit dat nieuwe deeltje privé-domein. Prachtige zinnen zouden er in de brieven staan.

Want, Ted Hughes is me tot nu toe voornamelijk een raadsel gebleken. Hij stelde éen van mijn favoriete poëziebundels ooit samen. Alleen staat daar vooral werk van anderen in. Zijn eigen dichtwerk liet me nooit echt binnen.

En door de brieven te lezen, lukt het me nu misschien wel eens te formuleren waarom. Zijn gedachteleven is me waarschijnlijk te vaag; of niet precies genoeg. Hughes had namelijk een tendens tot magisch denken. Zo hannest hij steeds met horoscopen.

Ook bestond hij het om Philip Larkin nog een wondergenezer aan te bevelen, terwijl deze met kanker in het ziekenhuis lag; kort voor diens dood. Al kan het vanzelfsprekend best zijn dat Hughes niet wist dat Larkin aan kanker leed.

Evenmin ben ik trouwens een groot liefhebber van het werk van Sylvia Hughes, dat gepubliceerd is onder haar meisjesnaam Sylvia Plath. Al kan het zijn dat ik afstand tot die teksten houd vanwege de hysterie die over haar gefnuikte genie losbarstte in de jaren ‘70.

Wat haar gedichten of die ene roman ook aan waarde mogen hebben, hun belang wordt door vele mensen al te zeer overdreven.

In de keuze van de samensteller uit de brieven van Ted Hughes zal onvermijdelijk enige nadruk hebben gelegen op dat huwelijk van amper zeven jaar en de nasleep; vanwege alle commerciële belang. De toelichting die Christopher Reid in het brievenboek gaf op de biografie van het echtpaar is alleen wat summier. Mij hielp het nogal om de brieven te kunnen plaatsen dat er nu even zo veel geschreven wordt over Plath, vanwege dat cynische jubileum.

Hughes ontmoette Plath in 1956, en ze trouwden vier maanden later. Sylvia Plath had nog een ander toen ze elkaar leerden kenden. Een relatie die gewoon voortduurde terwijl Hughes en Plath het bed al hadden gedeeld.

En Sylvia Plath heeft Ted Hughes voor het huwelijk nooit iets verteld over haar psychiatrische problemen — de zelfmoord in 1963 was niet de eerste poging om een eind aan haar leven te maken.

Uit het brievenboek komt vooral de overlast naar voren die de heiligverklaring opleverde van Sylvia Plath als feministisch icoon. Zo werd haar graf telkens geschonden. De naam die ze na haar huwelijk droeg — Hughes — werd bijvoorbeeld telkens van de steen gebikt. Maar zelfs dat Ted Hughes daarom vervolgens de autoriteiten verzocht de vindplaats van het graf niet al te duidelijk aan te geven, werd nog tegen hem gebruikt.

Over die andere relatie van Hughes, met Assia Wevill, bood het brievenboek minder dan ik hoopte. Want dat er die zelfmoord was Sylvia Plath in zijn leven is algemeen geweten. Minder bekend is dat zijn minnares Assia Wevill zich ook vergast heeft, in 1969, en daarbij het dochtertje doodde dat zij had met Ted Hughes.

Wevill was dan weer de vrouw waardoor Hughes en Plath gescheiden leefde op het moment van de zelfmoord.

Wat het brievenboek me vooral bood, bleken uitspraken te zijn over teksten, en over schrijven ook. Sommige brieven zijn spontane essays.

En prachtig is ook hoe hij zijn oudste dochter Frieda telkens met raad op weg helpt, als zij wil leren schrijven.

T.S. Eliot Said to me “There’s only one way a poet can develop his actual writing—apart from self-criticism & continual practice. And that is by reading other poetry aloud—and it doesn’t matter whether he understands it or not (i.e. even if it’s in another language.) What matters above all, is educating the ear.”
      What matters, is to connect your own voice with an infinite range of verbal cadences & sequences—and only endless actual experience of your ear can store all hat in your nervous system. The rest cab be left to your life & your character.

[17 May 1978]

Alleen. Het grootste plezier voor mij tijdens het lezen, is nadenken over wat de auteur beweert, en dan in discussie treden met hem of haar.

En op dit element scoorde het brievenboek niet hoog. Eén keer slechts had ik behoefte om Ted Hughes tegen te spreken. Op het moment dat hij stelt dat poëzie met een pen op papier moeten worden gezet, omdat alle regels die op een computer worden geschreven van een robot lijken te komen.

Maar goed, dit probleem kleeft nu net altijd aan lezen. Wat een te negeren of zelfs sympathiek trekje zal zijn als je iemand kent in persoon — zoals dat vage magische denken — is in boeken zo makkelijk te negeren niet.

Letters of Ted Hughes
selected and edited by Christopher Reid
784 pagina’s
Faber and Faber, 2009

Paris Review Interviews, III ~ Margaret Atwood (intr.)

Er is éen nadeel aan boeken als deze interviewbundel. Ik ben allereerst toch het meest geïnteresseerd in de gesprekken met schrijvers die me iets zeggen. Dus op een gegeven moment was ik in de delen éen, twee, en drie tegelijk bezig om eerst te zien wat mijn favorieten te melden hadden.

Het zijn bonbondozen, deze boeken, waarin op het laatst altijd de auteurs overblijven die me nog onbekend zijn, of waaraan ik wat een hekel heb.

Deel III bevat ook enige gesprekken die nogal afwijken van de interviews die mij het liefst zijn. Ik zie graag dat een auteur geïnterviewd wordt als hij of zij in de kracht van zijn leven is — het uitgangspunt om over iemands manier van werken te praten, wordt veel interessanter in de wetenschap dat het oeuvre nog niet af is. Maar de gesprekken met Dinesen, Rhys, en Mailer vonden aan het eind van hun leven plaats, toen vrijwel alle productiviteit al achter hen lag. En het gesprek met Waugh is voor de verandering een mislukt en afstandelijk interview.

undefined

Interviewer
Did you write these early novels with ease or–

Waugh
Six weeks’ work.

Interviewer
Including revisions?

Waugh
Yes.

Evelyn Waugh [1963]
undefined

Beschamend voor mij was dan weer dat ik blijkbaar altijd gedacht heb dat Ralph Ellison en James Baldwin éen en dezelfde schrijver was; ondanks dat hun namen toch duidelijk van elkaar verschillen. Zulke persoonssamenvoegingen komen anders alleen voor bij mensen die me niet wezenlijk interesseren, zoals mannelijke tennissers, of blonde presentatricetjes van op de TV.

Interessantste gesprekken voor mij uit deze bundel waren dan toch die met helden, als Cheever en Carver. Misschien niet eens per se om wat ze te zeggen hadden, maar omdat ik hun werk goed genoeg ken, om tussen de regels van hun antwoorden door te kunnen lezen.

Uit het gesprek met Ted Hughes pikte ik dan weer het idee op om eens na te denken over de vraag of het schrijfmateriaal de manier van formuleren beïnvloedt.

Wat willekeurige quotes:

undefined

Interviewer
What do you mean by ‘too literary’? What do you cut out, certain kinds of words?

Simenon
Adjectives, adverbs, and every word which is there just to make an effect. Every sentence which is there just for the sentence. You know, you have a beautiful sentence-cut it. Every time I find such a thing in my novels it is to be cut.

Simenon [1955]
undefined

I don’t work with plots. I work with intuition, apprehension, dreams, concepts. Characters and events come simultaneously to me. Plot implies narrative and a lot of crap. It is a calculated attempt to hold the reader’s interest at the sacrifice of moral conviction. Of course, one doesn’t want to be boring. . .one needs an element of suspense. But a good narrative is a rudimentary structure, rather like a kidney.

John Cheever [1976]
undefined

Journalism, particularly book reviewing, brings in another magnitude of difficulty. Fiction writing is basically what I want to do when I get up in the morning. If I haven’t done any all day, then I feel dissatisfied. If I wake up knowing that I have some journalism to write, then it’s with a heavy tread I go to the bathroom-without relish, for many and obvious reasons. You’re no longer in complete control.

Martin Amis [1998]

wordt vervolgd

The Paris Review Interviews, III
With an Introduction by Margaret Atwood
446 pagina’s
Picador, 2008

* in volume iii zijn de gesprekken opgenomen met:
[gelinkte namen verwijzen naar auteurs die al eens boeklogd zijn]

 


Rattle Bag ~ Seamus Heaney and Ted Hughes (eds.)

Sommige bloemlezingen zijn als verplichte lijstjes van wat iedereen moet kennen. En zoals uitgebreid verwoord in mijn bezwaren tegen de geschiedeniscanon, voor mij zijn zulke lijstjes de dood in de pot. Bloemlezers moeten in de eerste plaats enthousiasmeren, en de lezer een nooit vermoede rijkdom tonen van wat er allemaal is. Hoe subjectiever er daarbij te werk wordt gegaan, hoe het liever het mij doorgaans is.

The Rattle Bag is éen van de verrassendste poëziebloemlezingen die ik ken. Omdat de verrassing niet alleen in de keuze van de samenstellers zit, maar ook in de presentatie. Heaney en Hughes kozen er voor om de gedichten in alfabetische volgorde van de titel op te nemen; en dus niet, zoals gebruikelijk, in chronologie, of per dichter geordend. Het enorme voordeel van deze werkwijze is dat ik volkomen onbevangen elk nieuw vers begin te lezen. Daardoor lees ik ook de gedichten waar ik anders hoogstens met een half oog naar kijken zou of die ik domweg meteen oversla.

Nu bevat dit boek absoluut vele klassiekers, met regels waarvan de samenstellers wel degelijk willen dat iedereen ze uit het hoofd zou kennen. Maar op zo’n evergreen volgt dan weer iets obscuurs, of een kinderversje, of een gedicht uit een traditie die de Britse lezer niet meteen kent.

Heaney en Hughes wilden onder meer ook de Amerikaanse poëzie eens introduceren bij hun publiek, en schrokken evenmin terug om vertalingen op te nemen uit bijvoorbeeld het Pools, het Duits, of het Servisch.

Ik ken kortom geen bundel waarbij zo veel verschillende stemmen te horen zijn, van pagina naar pagina. Dit boek was al lang een gids voor me om Britse en Amerikaanse dichters te ontdekken. Dit boek raakt tegelijk nooit versleten, zelfs bij de zoveelste herlezing niet, omdat het geheel onvoorspelbaar blijft.

Seamus Heaney and Ted Hughes eds., The Rattle Bag
498 pagina’s
Faber and Faber, 1982

School Bag ~ Seamus Heaney and Ted Hughes (eds.)

Met The Rattle Bag was het meteen goed. Die poëziebloemlezing stond, en staat, en zal ik om de paar jaar blijven herlezen.

The School Bag is ook een verrassende bloemlezing, opnieuw samengesteld door dezelfde twee dichters — Seamus Heaney en Ted Hughes — en toch blijft mijn verhouding tot dit boek wat afstandelijker.

Ik kan bewonderen wat er in staat. Het boek heeft vele verrassende kanten. Omdat een hedendaagse gedicht bijvoorbeeld rustig gevolgd kan worden door iets uit de negende of tiende eeuw, of andersom, en er dan toch duidelijke overeenkomsten te bespeuren zijn tussen beide.

Dit is een onnoemelijk rijk boek, ondanks dat de samenstellers voor de beperking kozen om maar een vers per dichter op te nemen.

Nu ja, de hele ‘Ancient Mariner’ staat erin, en vrijwel de totale ‘Song of Myself’.

En dat laat ook meteen zien wat het doel was van deze boemlezing. Naast alle verrassingen die het boek zonder meer biedt, is het ook gewoon een schoolboek. Nuttig. Zonder meer. Ik zou het ook geen straf hebben gevonden er les uit te hebben gekregen. Maar met de keuze dit een schoolboek te laten zijn, was er ook de noodzaak om iets van een verantwoord historisch perspectief te bieden. En dit maakt de verzameling voorspelbaarder dan die in The Rattle Bag. Zelfs al volgt er niets chronologisch op elkaar, en zijn de gedichten losjes thematisch geordend.

Tegelijk laat zelfs The School Bag me wel formuleren wat mijn bezwaren zijn tegen drie van de vier recente bloemlezingen van Friese poëzie. Dat zijn namelijk eerder naslagwerken dan boeken. De gedichten staan er in gelid, geordend per dichter. En daarmee levert de verzameling misschien wel een bloemlezing op om te raadplegen, maar geen boek om spontaan even op te pakken, en dan fijn in te verdwalen.

De twee meest recente Friese bloemlezingen zijn een stuk schoolser dan dit boek, dat nota bene voor scholieren bedoeld is.

En dit gebrek staat voor mij echt los van de grootte van het taalgebied, of het corpus dichters om uit te kiezen. Niet dat ik iets tegen naslagwerken heb, maar ze staan doorgaans wel ongelezen te verstoffen in de kast.

Corpus Christi Carol

Lulley, lully, lulley, lully,
The faucon hath born my mak away.

He bare hym up, he bare hym down,
He bare hym into an orchard brown.

In that orchard ther was an hall,
That was hanged with purpill and pall.

And in that hall ther was a bede,
Hit was hangid with gold so rede.

And yn that bed ther lythe a knyght,
His wowndes bledyng day and nyght.

By that bedes side ther kneleth a may,
And she wepeth both nyght and day.
And by that bedes side ther stondith a ston,
“Corpus Christi” wretyn theron.

The School Bag
edited by
Seamus Heaney and Ted Hughes
590 pagina’s
Faber and faber, 1997

Ted Hughes (Poet to Poet) ~ Simon Armitage red.

Twee boeken van Ted Hughes horen tot mijn favoriete bundels met poëzie. Probleem is alleen dat daar geen gedicht van hemzelf in staat. Hughes stelde samen met Seamus Heany een paar prachtige bloemlezingen samen uit de hele geschiedenis van de Engelse poëzie. Dat zijn The Rattle Bag en The School Bag; die me alleen al inspireren doordat ze van gedicht naar gedicht springen, zonder zich daarbij iets aan te trekken van chronologie, en zonder alles van éen dichter netjes bij elkaar te plaatsen.

Met de poëzie van Ted Hughes zal verder ook niets mis zijn, maar ik kijk doorgaans naar zijn gedichten als een koe naar het onweer. Hij moet ze voorlezen, en dan kan ik er in meegaan. Ik snap er anders niets van. Er is eens een regel hier, een strofe daar; maar van een heel gedicht genieten, overkomt mij niet. Te veel gaan over natuur, te veel laten het Engels op een wel heel vreemde taal lijken.

Toch zal er geen dichter zijn die ik zo vaak opnieuw geprobeerd heb te lezen.

Hughes is ook alleen al fascinerend door zijn biografie. Getrouwd was hij ooit met Sylvia Plath — die zelfmoord pleegde. Zijn minnares was op dat moment Assia Wevill, die Plath later tot in het extreme kopieerde, maar daarbij ook hun dochtertje meenam in de dood.

En ja, ik heb tien jaar geleden The Birthday Letters gelezen — de bundel die soms heel direct, maar veel vaker impliciet gaat over zijn relatie met Plath — en daardoor even de hoop gehad dichterbij dat oeuvre te kunnen komen.

Zelfs de introductie door een andere dichter, die hem bewonderde, en zijn favoriete poëzie uitzocht, hielp in dit geval niet. Aan dit boek viel me trouwens ook tegen dat niet verantwoord werd uit welke bundels de gedichten precies zijn.

Theology

“No, the serpent did not
Seduce Eve to the apple.
All that’s simply
Corruption of the facts.

Adam ate the apple.
Eve ate Adam.
The serpent ate Eve.
This is the dark intestine.

The serpent, meanwhile,
Sleeps his meal off in Paradise –
Smiling to hear
God’s querulous calling.”

Ted Hughes

Ted Hughes (Poet to Poet)
Poems selected by Simon Armitage
144 pagina’s
Faber and Faber, 2005