Moronic Inferno ~ Martin Amis

Mijn geheugen sprak en zei: dit heb je al eens gelezen. Dat leek me eigenaardig voor een boek uit 2006. Mijn gedachten gingen daarom meteen uit naar een Nederlands schrijver, die altijd zo vlijtig zonder bronvermelding bij de groten leent voor zijn essays over buitenlandse literatuur. Misschien had ik bij hem gelezen wat ik nu las.

Maar nee, deze bundel was inderdaad een heruitgave van een boek uit 1986. En van die titel is dan weer vastgelegd dat ik die in 1992 thuis heb gehad. Blijft er dus wel degelijk wat hangen van al dat me onder ogen komt.

Nu interviewt Amis in deze bundel een aantal helden, dus kan het zijn dat ik zijn woorden indertijd werkelijk ingedronken heb. Ditmaal was mijn enthousiasme niet overmatig groot. Ik wist al ongeveer wat er stond. Bovendien heb ik de laatste jaren betere essays van Amis gelezen. Het materiaal uit dit boek dateert van midden jaren zeventig, tot begin jaren tachtig. Niet altijd komt dit de kwaliteit ten goede. Een verhaal over het cinematografische wonderkind Steven Spielberg is nu domweg wat achterhaald.

Amis meldt er zelf over dat een groot aantal stukken met de linkerhand geschreven zijn. In opdracht van anderen, en in het keurslijf van zo’n medium gedwongen bovendien.

Toch, interviews met Bellow, Gore Vidal, en Vonnegut, daar kan mijn boekenkast er niet genoeg van bevatten.

Martin Amis, The Moronic Inferno
And Other Visits to America

242 pagina’s
Vintage 2006, oorspronkelijk 1986

Paris Review Interviews, III ~ Margaret Atwood (intr.)

Er is éen nadeel aan boeken als deze interviewbundel. Ik ben allereerst toch het meest geïnteresseerd in de gesprekken met schrijvers die me iets zeggen. Dus op een gegeven moment was ik in de delen éen, twee, en drie tegelijk bezig om eerst te zien wat mijn favorieten te melden hadden.

Het zijn bonbondozen, deze boeken, waarin op het laatst altijd de auteurs overblijven die me nog onbekend zijn, of waaraan ik wat een hekel heb.

Deel III bevat ook enige gesprekken die nogal afwijken van de interviews die mij het liefst zijn. Ik zie graag dat een auteur geïnterviewd wordt als hij of zij in de kracht van zijn leven is — het uitgangspunt om over iemands manier van werken te praten, wordt veel interessanter in de wetenschap dat het oeuvre nog niet af is. Maar de gesprekken met Dinesen, Rhys, en Mailer vonden aan het eind van hun leven plaats, toen vrijwel alle productiviteit al achter hen lag. En het gesprek met Waugh is voor de verandering een mislukt en afstandelijk interview.

undefined

Interviewer
Did you write these early novels with ease or–

Waugh
Six weeks’ work.

Interviewer
Including revisions?

Waugh
Yes.

Evelyn Waugh [1963]
undefined

Beschamend voor mij was dan weer dat ik blijkbaar altijd gedacht heb dat Ralph Ellison en James Baldwin éen en dezelfde schrijver was; ondanks dat hun namen toch duidelijk van elkaar verschillen. Zulke persoonssamenvoegingen komen anders alleen voor bij mensen die me niet wezenlijk interesseren, zoals mannelijke tennissers, of blonde presentatricetjes van op de TV.

Interessantste gesprekken voor mij uit deze bundel waren dan toch die met helden, als Cheever en Carver. Misschien niet eens per se om wat ze te zeggen hadden, maar omdat ik hun werk goed genoeg ken, om tussen de regels van hun antwoorden door te kunnen lezen.

Uit het gesprek met Ted Hughes pikte ik dan weer het idee op om eens na te denken over de vraag of het schrijfmateriaal de manier van formuleren beïnvloedt.

Wat willekeurige quotes:

undefined

Interviewer
What do you mean by ‘too literary’? What do you cut out, certain kinds of words?

Simenon
Adjectives, adverbs, and every word which is there just to make an effect. Every sentence which is there just for the sentence. You know, you have a beautiful sentence-cut it. Every time I find such a thing in my novels it is to be cut.

Simenon [1955]
undefined

I don’t work with plots. I work with intuition, apprehension, dreams, concepts. Characters and events come simultaneously to me. Plot implies narrative and a lot of crap. It is a calculated attempt to hold the reader’s interest at the sacrifice of moral conviction. Of course, one doesn’t want to be boring. . .one needs an element of suspense. But a good narrative is a rudimentary structure, rather like a kidney.

John Cheever [1976]
undefined

Journalism, particularly book reviewing, brings in another magnitude of difficulty. Fiction writing is basically what I want to do when I get up in the morning. If I haven’t done any all day, then I feel dissatisfied. If I wake up knowing that I have some journalism to write, then it’s with a heavy tread I go to the bathroom-without relish, for many and obvious reasons. You’re no longer in complete control.

Martin Amis [1998]

wordt vervolgd

The Paris Review Interviews, III
With an Introduction by Margaret Atwood
446 pagina’s
Picador, 2008

* in volume iii zijn de gesprekken opgenomen met:
[gelinkte namen verwijzen naar auteurs die al eens boeklogd zijn]

 


Poems ~ Philip Larkin

Van sommige boeken spijt het me dat ik ze ooit kocht. Doorgaans zijn dat dan verzamelwerken. Waarbij mijn weerzin dus niet eens de inhoud per se betreft. Er klopt dan simpelweg iets niet aan de omvang van zo’n uitgave, of het papier, of iets minder goed benoembaar anders.

Zo bezit ik van de Engelse dichter Philip Larkin de Collected Poems, in de uitgave uit 1988, die samengesteld werd door Anthony Thwaite. En wat Thwaite deed met dat boek indertijd was meteen al omstreden. Hij bracht er alle tot dan bekende gedichten in samen van Larkin, gepubliceerd en ongepubliceerd, en plaatste deze in chronologische volgorde. Daarmee werd bijvoorbeeld de ordening losgelaten van de bundels die tijdens Larkin’s leven verschenen.

Nooit heb ik dat verzamelwerk als een prettig boek ervaren — éen om telkens even ter hand te nemen, om dan een gedicht op te zoeken dat inmiddels al een oude vriend was. En om dan toch ook verrast te worden door veel minder bekende regels op de bladzijden in de buurt.

Het duurde sinds 1988 even, maar ondertussen zijn er meerdere uitgaven beschikbaar met het verzamelde werk van Larkin; met net wat verschillende ordeningen. Wie wil kan er zelfs éen krijgen met alle schetsjes en onafgemaakte gedichten erbij.

Ik zal geen van die boeken kopen.

Mijn ideeën in het algemeen over het boek als bezit zijn ook veranderd sinds 1988.

En ik besef dat ik voor mijn manier van poëzie lezen het meest zou hebben los aan de vier oorspronkelijke bundels die verschenen tijdens het leven van Philip Larkin [1922 — 1985]. Alleen is zijn debuut niet vreselijk interessant, en ken ik de regels van vele gedichten uit de overige drie bundels al heel lang uit het hoofd.

Sinds opnamen ontdekt werden waarop Larkin zijn poëzie voordraagt, hoor ik veel van die stanza’s zelfs in zijn stem.

Moest ik wel toegeven dat zo’n oerbundel misschien toch een eigen bewegingsritme heeft, daarin aangebracht door de auteur, waardoor de poëzie daarin wellicht onderling nog verbindingen maakt die mij altijd zijn ontgaan. Dat zij dan zo.

Wilde ik wel nog eens de bloemlezing inzien die Martin Amis maakte uit Philip Larkin’s gedichten. Amis kende Larkin. Zijn vader was zeer goed met hem bevriend. En dat zal ook een reden zijn geweest voor de uitgever om hem dan deze keur uit het werk te laten samenstellen. Faber and faber geeft in deze reeks doorgaans boeken uit waarin een dichter uitlegt wat hem of haar zo aantrok in het werk van een illustere voorganger.

De introductie die Martin Amis schreef over Larkin bleek ik evenwel al te kennen.

En ook de selectie uit het werk verraste me niet. Amis zag al evenmin veel in die eerste bundel, The North Ship, terwijl hij de laatste, High Windows, bijna in zijn geheel opnam. Zo kan ik ook bloemlezen.

Maar Larkin’s canonische oeuvre is misschien wel te klein ook, om daar nog eens het beste uit te willen selecteren.

Dat zo veel anderen zich vervolgens geroepen voelden om nog eens toe te voegen aan die verzameling van die drie haast perfecte bij leven afgeronde bundels, met hun geringe tal gedichten, is misschien wel begrijpelijk. Ergernis wekt dat inbrengen van al die valse lucht dus toch ook.

Philip Larkin, Poems
Selected and with an introduction by Martin Amis

92 pagina’s
faber and faber, 2011

Visiting Mrs Nabokov ~ Martin Amis

Van de boeken die na de dood van auteur worden uitgegeven, weet je in de regel zonder te lezen al dat het bijboeken zullen zijn. Al bestaan er op elke regel uitzonderingen. Mijn favoriete boek van Pessoa was bij zijn dood niet meer dan wat losse bladen papier in een kist.

Van de boeken die een schrijver bij leven uitbrengt, is het altijd maar afwachten welke rangorde die krijgen in het oeuvre. Bovendien duurt het altijd even voor dat dit duidelijk is. Zo valt mij op dat literaire prijzen opvallend vaak naar titels gaan waarvan de schrijver niet bekroond werd voor een eerder boek, dat eigenlijk beter was.

Maar dan nog, wie bepaalt er wat kwaliteit is?

In mijn strikt subjectieve oordeel over de schrijver Martin Amis staat zijn journalistieke werk hoger dan vrijwel al zijn romans — die hij tot zijn echte werk zal rekenen. Van die romans is slechts éen onvoorwaardelijk gelukt. Money. Aan de rest deugde altijd iets niet; en soms is dat dan het uitgangspunt al.

Alleen zijn er nog aanzienlijk betere journalisten dan Amis actief. Dus stond hij niet heel hoog op mijn lijstje van gauw-eens-te-herlezen. Money moet nog eens, en die autobiografie van Martin Amis. Ware het dus niet dan dat hij over de begrafenis van Bruce Chatwin heeft geschreven — een reportage die verzameld werd in de bundel Visiting Mrs Nabokov — en ik voor nu even nieuwsgierig ben naar Chatwin.

Overigens gaat dat stuk dan juist over de Fatwa, die net tegen Salman Rushdie is uitgesproken.

Geduldiger geesten dan ik zouden Amis’ journalistieke productie eens naast het essayistische werk van Joost Zwagerman moeten leggen. Al Zwagerman’s grote onderwerpen zijn namelijk ook door Martin Amis behandeld. En deze deed dat dan eerder.

Bovendien kon Joost Zwagerman zelden meer doen dan van afstand schrijven, over bijvoorbeeld John Updike. Terwijl Martin Amis met Updike sprak. Daarbij terloops onthullend dat John Updike hem al kende als klein jongetje.

Saul Bellow was voor Martin Amis niet iemand om enkel essays over te schrijven, maar in sommige opzichten zelfs een vaderfiguur.

En als hij een in memoriam schrijft over Philip Larkin dan heeft hij deze nurkse dichter in leven meegemaakt — want er was die vriendschap met Kingsley Amis — overigens zonder dat dit dan betekende dat Larkin zich door anderen liet kennen.

Opvallend aan Visiting Mrs Nabokov is de afwisseling tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur — ook al zo’n aspect dat Zwagerman als uniek voor zijn werk claimt. Zo staan er naast de vele literaire portretten ook stukken in de bundel waarin Martin Amis snookert, pokert, of dart.

Vrijwel alle teksten in het boek dateren uit het begin van de jaren tachtig. Toen Graham Greene nog leefde, mevrouw Nabokov, of V.S. Pritchett, en Amis bij hen op audiëntie kon. Toch lijken zulke teksten ouder dan die dertig jaar — misschien omdat Amis’ gesprekspartners inmiddels al een tijd dood zijn, en daarmee uit de actuele debatten verdwenen.

Amis zelf vond zijn journalistiek werk gauw vervelend, zo blijkt uit het voorwoord. De activiteit kwam met te veel dwang — teksten moesten ook echt interessant zijn voor de doelgroep. En dit dédain van een welgesteld auteur doet dan af aan zijn werk; en dat van zo veel andere journalisten.

Tegelijk kan hij een zin schrijven. En bewijst Visiting Mrs Nabokov voor mij vooral dat vormdwang bij sommige auteurs heel niet verkeerd is.

Martin Amis, Visiting Mrs Nabokov
and Other Excursions

274 pagina’s
Penguin Books 1994, oorspronkelijk 1993

War Against Cliché ~ Martin Amis

Martin Amis hoort voor mij tot dat grote leger schrijvers waarvan ik de romans nauwelijks lezen kan, maar wier essays altijd wat te bieden hebben.

Bij Amis ligt dat aan zijn taal.

In zijn romans schept hij hele eigen werelden, terwijl het bijbehorende woordgebruik tegelijkertijd een barrière opwerpt in zo’n wereld binnen te treden. Het lukt me niet meer mij zo willoos aan een schrijver over te leveren. Slechts bij romans als Money, en The Information was er wel communicatie, en had ik er ook plezier in hem te lezen.

Daarentegen gebruikt Amis in zijn essays de taal wel om rechtstreeks ideeën of opinies over te brengen. En dan is het ineens wel altijd een groot genoegen iemand te lezen die het métier tot in alle registers beheerst.

The War Against Cliché bevat boekbesprekingen en essays over boeken en schrijvers. Dat maakt het wat dubbel om dit boek hier nogmaals te bespreken. Laat mij daarom maar eindigen met zijn visie op het recenseren van boeken.

[Q]uotation is all we have. To idealize: all writing is a campaign against cliché. Not just cliché of the pen but clichés of the mind and clichés of the heart. When I dispraise, I am usually quoting clichés. When I praise, I am usually quoting the opposed qualities of freshness, energy, and reverbation of voice.

[foreword]

Martin Amis, The War Against Cliché
Essay and Reviews 1971, 2000

506 pagina’s
Vintage 2002, oorspronkelijk 2001