Man merkt nooit iets ~ Hans Ree

Hans Ree heeft al een tijd geen algemene columns meer gepubliceerd. Over schaken schrijft hij nog steeds, hij is tenslotte grootmeester. Maar zijn laatste bundel voor een breed publiek verscheen in 2002, en dat is een tijd geleden.

Jammer genoeg.

Wat de boeken van Ree zo aantrekkelijk maakt, is een belezenheid in heel andere boeken dan de canon; en een vermogen om eigen conclusies te trekken.

Bovendien mist hij het aplomb, en de vettige ironie die de bundels van de doorsnee Nederlandse columnist onleesbare verzamelingen maken, en ze zo snel doet verouderen.

Ik werd aan zijn bestaan herinnerd doordat ik deze bundel aantrof in zo’n bak buiten bij een boekhandel. Een man merkt nooit iets, uit 1985, met columns uit NRC Handelsblad. Helemaal zeker of het boek niet al in de kast stond, was ik niet. Maar voor éen euro was de koop geen groot waagstuk.

Even later, wachtend op de komst van een trein, was dit boek al tot verplichte lectuur geworden. Simpelweg om een paar heel geslaagde columns. Omdat Ree bijvoorbeeld een TV-uitzending als studiemateriaal had aanbevolen voor Nederlandse regisseurs: het gevecht tussen de pedante Gore Vidal, en de nog meer ergerniswekkende Norman Mailer, bij Dick Cavett.

En al zijn columns over boeken, of de media, in deze bundel uit 1984 waren nog altijd de moeite waard.

Werden andere columns ook nog handzaam gerangschikt onder hoofdjes als ‘Politiek’, ‘Geestelijk leven’, en ‘Schaakwereld’.

Slechts het laatste deel, met de verzameltitel ‘Huiselijk leven’ kon ik niet zonder voorbehoud bewonderen. Omdat Ree daarin iets te makkelijk de onhandige schlemiel speelt.

Tenslotte, een citaat dat je alleen bij iemand als Ree zult tegekomen:

scheiding

Minachting voor verdediging en verkenning en spionage, de frontale aanval tegen het sterkste punt van de tegenstander, het onvermogen om een eenmaal ingeslagen fatale koers te wijzigen, dat zijn middelen waarmee de incompetente bevelhebber keer op keer zijn slachtoffers maakt. Hoe kan dat? De eenvoudigste en meestgehoorde verklaring is dat militairen nu eenmaal dom zijn, omdat geen verstandig mens deze carrière kiest. Dixon is geen vijand van het leger, zelf heeft hij negen jaar bij de explosievenopruimingsdienst gewerkt, en na enig wikken en wegen verwerpt hij deze theorie. De wortel van het kwaad zoekt hij minder in een gebrek aan intelligentie dan in een gestoorde persoonlijkheid. Een geobsedeerdheid door orde en netheid, een angstige haat tegen de zachte kanten van de persoonlijkheid, dogmatisme en een minachting voor cultuur, intellectualisme en vernieuwingen, dat zijn volgens hem karaktertrekken die een mens in het leger goed doen aarden, maar tegelijkertijd maken dat hij in oorlogstijd de vreselijkste rampen zal aanrichten. [112]

scheiding
Hans Ree, Een man merkt nooit iets
Columns

167 pagina’s
Meulenhoff, 1985

* fragment van de ontmoeting tussen Vidal en Mailer:


Paris Review Interviews, III ~ Margaret Atwood (intr.)

Er is éen nadeel aan boeken als deze interviewbundel. Ik ben allereerst toch het meest geïnteresseerd in de gesprekken met schrijvers die me iets zeggen. Dus op een gegeven moment was ik in de delen éen, twee, en drie tegelijk bezig om eerst te zien wat mijn favorieten te melden hadden.

Het zijn bonbondozen, deze boeken, waarin op het laatst altijd de auteurs overblijven die me nog onbekend zijn, of waaraan ik wat een hekel heb.

Deel III bevat ook enige gesprekken die nogal afwijken van de interviews die mij het liefst zijn. Ik zie graag dat een auteur geïnterviewd wordt als hij of zij in de kracht van zijn leven is — het uitgangspunt om over iemands manier van werken te praten, wordt veel interessanter in de wetenschap dat het oeuvre nog niet af is. Maar de gesprekken met Dinesen, Rhys, en Mailer vonden aan het eind van hun leven plaats, toen vrijwel alle productiviteit al achter hen lag. En het gesprek met Waugh is voor de verandering een mislukt en afstandelijk interview.

undefined

Interviewer
Did you write these early novels with ease or–

Waugh
Six weeks’ work.

Interviewer
Including revisions?

Waugh
Yes.

Evelyn Waugh [1963]
undefined

Beschamend voor mij was dan weer dat ik blijkbaar altijd gedacht heb dat Ralph Ellison en James Baldwin éen en dezelfde schrijver was; ondanks dat hun namen toch duidelijk van elkaar verschillen. Zulke persoonssamenvoegingen komen anders alleen voor bij mensen die me niet wezenlijk interesseren, zoals mannelijke tennissers, of blonde presentatricetjes van op de TV.

Interessantste gesprekken voor mij uit deze bundel waren dan toch die met helden, als Cheever en Carver. Misschien niet eens per se om wat ze te zeggen hadden, maar omdat ik hun werk goed genoeg ken, om tussen de regels van hun antwoorden door te kunnen lezen.

Uit het gesprek met Ted Hughes pikte ik dan weer het idee op om eens na te denken over de vraag of het schrijfmateriaal de manier van formuleren beïnvloedt.

Wat willekeurige quotes:

undefined

Interviewer
What do you mean by ‘too literary’? What do you cut out, certain kinds of words?

Simenon
Adjectives, adverbs, and every word which is there just to make an effect. Every sentence which is there just for the sentence. You know, you have a beautiful sentence-cut it. Every time I find such a thing in my novels it is to be cut.

Simenon [1955]
undefined

I don’t work with plots. I work with intuition, apprehension, dreams, concepts. Characters and events come simultaneously to me. Plot implies narrative and a lot of crap. It is a calculated attempt to hold the reader’s interest at the sacrifice of moral conviction. Of course, one doesn’t want to be boring. . .one needs an element of suspense. But a good narrative is a rudimentary structure, rather like a kidney.

John Cheever [1976]
undefined

Journalism, particularly book reviewing, brings in another magnitude of difficulty. Fiction writing is basically what I want to do when I get up in the morning. If I haven’t done any all day, then I feel dissatisfied. If I wake up knowing that I have some journalism to write, then it’s with a heavy tread I go to the bathroom-without relish, for many and obvious reasons. You’re no longer in complete control.

Martin Amis [1998]

wordt vervolgd

The Paris Review Interviews, III
With an Introduction by Margaret Atwood
446 pagina’s
Picador, 2008

* in volume iii zijn de gesprekken opgenomen met:
[gelinkte namen verwijzen naar auteurs die al eens boeklogd zijn]

 


Spooky Art ~ Norman Mailer

Mailer zal nooit mijn favoriete schrijver worden. Daarvoor is hij te luid Amerikaans; te veel man op een manier die ik niet geloof en vooral erg vermoeiend vind. En toch kwam ik de laatste jaren telkens intrigerende uitspraken van hem tegen, over schrijven, en literatuur.

Die citaten stamden altijd uit deze bundel. The Spooky Art. Een boek dat een wonderbaarlijke verzameling biedt van losse passages uit eerder gepubliceerd werk, fragmenten uit interviews, en voor de gelegenheid opgestelde overwegingen. Norman Mailer was tachtig toen hij terugkeek op zijn leven, en wat hij over het schrijven als ambacht had geleerd.

Al dit leverde soms heel rijke pagina’s met heldere inzichten op.

Stephen King was a desperately clumsy and repetitive writer when he started, but best-seller book readers responded to his sincerity. That was present on every badly written page. The popularity of bad writing is analogous to the enjoyment of fast food.

I must say King has improved in style since he started. Hopefully, his readers also have, but that is not as certain. [50]

Mailer is even onbarmhartig over een aantal van zijn eigen boeken als over die van anderen. Alleen al omdat vooral de verwachting waarmee hij begon, en de inspanning die van hem gevraagd werd, zo pijnlijk afstaken tegen het uiteindelijke resultaat.

Tegelijk ken ik lang al die romans niet, en had ik dus meer aan zijn algemene oordelen.

Interessant is bijvoorbeeld zijn gedachtewisseling met Gore Vidal, waarmee Mailer weliswaar een vete had, maar die toch eenzelfde lot deelde; een medeslachtoffer namelijk was van dezelfde romantische waan. Beide auteurs wilden per se grote romans schrijven, terwijl het publiek voor die boeken al decennia afneemt. Beide mannen hebben jaren van hun leven gegeven, aan romans die nooit zo goed werden als zij hoopten, en waar tegelijkertijd voor hun gevoel nauwelijks nog iemand op te wachten zat.

En toch moest ook dat volgende boek weer geschreven worden.

Every novelist who has slept with the Bitch (only poets and writers of short stories have a Muse) comes away bragging afterward like a G.I. tumbling out of a whorehouse spree—”Man, I made her moan” goes the cry of the young writer. But the Bitch laughs afterwards in her empty bed. “He was so sweet in the beginning,” she declares, “but by the end he just went, ‘Peep, peep, peep.'” [58]

De roman is de Bitch die Mailer toch telkens weer tegenkwam, onverwacht, om de hoek van de straat. Altijd als hij dacht eindelijk van haar af te zijn…

In dit boek schuwde Norman Mailer de afdaling in zichzelf niet. Daarbij tegelijk een dubbelheid signalerend. Elke schrijver moet zichzelf leren kennen, zijn eigen geneesheer worden, tijdens de lange en eenzame exercitie die het schrijven is. En tegelijk moet hij zich niet te veel gaan afvragen waarom hij al die moeite doet. Of waar het idee weg komt iets bijzonders te melden te hebben. Of waarom er opborrelt wat er in de regels aan tekenende details komt te staan.

Waar ik het meest over heb moeten nadenken, zijn Mailer’s woorden over het onderbewuste; en de betekenis daarvan bij het schrijven.

Ik heb al eens gesignaleerd dat het relatief simpel is om een boeklogje als dit snel even op te typen. Maar dat het vervolgens uren zou kosten om een inhoudelijk veel betere tekst te schrijven. Verbeteringen aan stijl en ritme zijn altijd mogelijk, maar aan inhoud juist niet. Blijkbaar zijn mijn ideeën over een boek vooraf aan het schrijven voor boeklog zo’n beetje afgerond, kan ik die redelijk makkelijk achter elkaar opschrijven. En houdt het dan op.

Heb ik nog het voordeel over iets te schrijven dat er al is.

Wie fictie schrijft, heeft die leuning niet. Daarbij moet alles helemaal uit de auteur komen. En deze merkt daarbij, volgens Mailer, dat er elke dag maar een beperkte periode is waarop dat enigszins lukt. Blind doorgaan helpt niet.

[…] in the early years of writing, you do force it, and what happens, of course, is equal to blowback. From its point of view the unconscious has done its job. It’s damned if it’s going to give you any more right now. If you insist, flatness of affect will be your reward—nothingness, the dread antagonist. It’s there. One of the most painful elements in the act of writing is to live so much of the day with little but that. It is why many talented men and women do a good book or two, then stop. To deal on a daily basis with nothingness is vitiating. [139]

Norman Mailer, The Spooky Art
Some Thoughts on Writing

330 pagina’s
Random House, 2003

Writers at Work ~ Kay Dick (sel.)

Het tijdschrift Paris Review publiceert al sinds 1953 maandelijks een interview over het vak met een bekende auteur. Daar heeft Penguin al eens een ruime selectie uit gepubliceerd, in liefst acht delen. Die recente reeks van vier bundels die ik in 2009 las was dus aanzienlijk minder uniek dan ik dacht.

Tegelijk blinkt dit deeltje uit 1972 niet uit in meta-informatie. Hoort het wel tot die Penguin-serie van acht? Omdat het een andere samensteller lijkt te hebben, en geen volgnummer draagt? Tegelijk heet die achtdelige serie ook Writers at Work

Enfin, goed om te weten dat er iets is om nog eens uit te zoeken. Want, de website van Paris Review laat slechts zien wanneer een geliefde auteur ondervraagd werd, en zo’n bundel doet ook wat. Uit mijzelf zou ik bijvoorbeeld niet gauw een interview met Allen Ginsberg lezen. In een boek als dit, gaat zulks vanzelf.

Deze bloemlezing bevat vijftien interviews. Daarvan las ik er zes met aandacht; die met E.M. Forster, Angus Wilson, Robert Frost, Boris Pasternak, Aldous Huxley, en voornoemde Allen Ginsberg. De overige negen konden wat oppervlakkiger worden gelezen, die zijn namelijk ook opgenomen in de recente reeks boeken, die ik vorig jaar las.

Is er iets gemeenschappelijks over die zes vraaggesprekken te zeggen? Behalve dan dat ik ze niet graag gemist had? Nu ja, er komen nogal stevige ‘characters’ aan het woord, bij wie het leven van naast het werk ook interessant was. In die zin zijn de interviews van in Paris Review van de laatste decennia gelijkmatiger; omdat schrijvers zo veel meer op elkaar zijn gaan lijken, in achtergrond en opleiding.

En de hele literaire scene is ook gewijzigd. Als Houellebecq zich tegenwoordig publiek over de Islam uitspreekt, kan dat ook als een marketingtruc worden gezien; omdat hij daarmee aandacht oogst. T.S. Eliot’s anti-semitisme, of Pound’s innige flirt met het fascisme zijn zo bezien toch van een andere orde — al gaan de interviews daar niet over, want zulke gesprekken zijn het niet.

Aangetekend werden tenslotte onder meer de volgende uitspraken:

Short stories and plays go together in my mind. You take a point in time and develop it from there; there is no room for development backwards. In a novel I also take a point in time, but feel every room for development backwards. All fiction for me is a kind of magic and trickery — a confidence trick, trying to make people something is true that isn’t. And the novelist, in particular, is trying to convince the reader that is seeing society as a whole.

Angus Wilson
scheiding

The world in twenty years has piled up hysteria – anxiety over a third war, bureaucratic tyranny, and hysteria from paper forms. The immense and undeniable loss of freedoms, as they were in 1900, is undeniable. We have seen the acceleration in efficiency of the tyrannizing factors. It’s enough to keep a man worried.

Ezra Pound
scheiding

The greatness of a writer has nothing to do with subject matter itself, only with how much the subject matter touches the author. It is the density of style which counts.

Boris Pasternak
scheiding

Al my thoughts are second thoughts.

Aldous Huxley
scheiding
Writers at Work
The
Paris Review Interviews
Selected by Kay Dick

314 pagina’s
Penguin Books, 1972

** in dit boek zijn interviews opgenomen met:
[gelinkte namen verwijzen naar auteurs die al eens boeklogd zijn]