Heerlijke dag ~ Isaac Bashevis Singer

Ik kende dit boek. Van heel lang geleden. Zo lang geleden, dat het lijkt of dit een van de boeken uit de piepkleine bieb op de lagere school was, die ik uit armoede zo vaak herlezen heb dat ze me helemaal eigen zijn.

Maar dat idee klopt dan weer niet met het jaar van uitgave.

Toch had dit een jeugdboek kunnen zijn. Isaac Bashevis Singer [1902 – 1991] schreef niet alleen verhalen over zijn kindertijd, zijn toon was daarbij ook die van het kind; met alle verbazing die iemand op deze leeftijd nog heeft.

Singer’s ouders hadden het niet rijk. Zijn vader was rabbijn, en verdiende een luttel inkomen als rechter bij onderlinge strubbelingen. De betalingen daarvoor werden opgehaald door geldlopers, maar deze stalen daar nogal wat van.

En zo komt er veel meer langs, over het leven onder chassidische joden in Warschau, aan de vooravond van de Grote Oorlog, en ook nog daarin.

Maar het blijft vreemd en onverklaarbaar dat ik alles al wist.

wordt vervolgd

Isaac Bashevis Singer, Een heerlijke dag
Mijn jeugdjaren in Warschau

125 pagina’s
Wereldbibliotheek, 1981
vertaling van A Day of Pleasure

Meer verhalen van het hof van mijn vader ~ Isaac Bashevis Singer

Er zijn twee voorname verschillen tussen Een heerlijke dag en Meer verhalen van het hof van mijn vader. Zelfs al zijn beide boeken ontstaan uit de columns die Singer over zijn jeugd in Polen schreef voor The Jewish Daily Forward. In de eerder hier besproken Heerlijke dag maakt de hoofdpersoon een ontwikkeling door. Hij is een jongetje aan het begin, en een jonge man aan het eind. Bovendien is hij niet alleen het belangrijkste personage, alles wordt ook vanuit zijn ogen gezien; wat de vertelling kleurt.

In Meer verhalen van het hof van mijn vader is de lokatie steeds dezelfde. Namelijk, de Beth din die zijn vader erop nahield, in hun kleine appartement in Warschau, waarin hij zijn mede-Joden raad gaf, trouwde, of scheidde. Daardoor ook verlopen vrijwel alle verhalen volgens een zelfde stramien. Er klopt iemand aan met een probleem, daaraan kleven vervolgens een reeks onverwachte complicaties, maar uiteindelijk volgt er dan toch iets dat op een oplossing lijkt.

Dat wordt allemaal vaardig verteld, en is ook humoristisch genoeg, maar het sjabloon begint al snel op te vallen. En het jongetje, dat Singer was, is bovendien zelden noodzakelijk voor het verhaal. Dat nam enkel waar.

Pas in de laatste verhalen, als de vader wat lijkt te ontsporen in religieuze studie, zodat er nauwelijks inkomsten zijn, duiken er ook enige interessante zijlijnen op. Zoals het idee dat blijkbaar onder chassidische rebbes leefde dat de Messias nu wel snel zou komen, gezien alle ellende.

Dan pas ook laat Singer zijn jongetje pas wat groeien. Al kon ik niet nalaten om te denken, net als bij Heerlijke dag trouwens, dat die interessante oudere broer van hem — die al met alle geloof gebroken had — jammer genoeg veel te weinig in het boek voorkomt.

Isaac Bashevis Singer, Meer verhalen van het hof van mijn vader
174 pagina’s
De Arbeiderspers, 2002
Privé-domein 245
vertaling door Mea Flothuis van More Stories from my father’s court, 1956

Op zoek ~ Isaac Bashevis Singer

Goed was het dat ik al zo veel verhalen van Singer met plezier had gelezen, voor me dit boek onder ogen kwam. Had mijn eerste kennismaking met diens werk dezelfde negatieve emotie gebracht als nu, had ik waarschijnlijk niet gauw meer een letter van hem gelezen.

Op zoek bevat twee lange autobiografische stukken. Het eerste gaat over Singer’s zoektocht als jongeman naar geloof, en daarmee naar zin. Want, op een gegeven moment voldeed de Thora alleen niet meer, en ging de jonge Singer ook schrijvers lezen die eigenlijk taboe waren. Zoals Spinoza. En erger nog.

Toen ook al speelde de vraag wat hij dan moest, als hij geen rabbijn wilde worden.

Het tweede stuk heet over Singer’s zoektocht naar de liefde te gaan. Alleen heeft hij al in het eerste deel een vriendin opgedaan, die zeker twee keer zo oud is als hij — al menstrueerde ze nog wel — en waar hij op een gegeven moment dolgraag van af wilde.

Op zich bieden beide boekgedeelten daarnaast veel, over het leven in Polen rond de Eerste Wereldoorlog. Het is ook aanzienlijk makkelijker om aan te geven waar de intrigerende kwaliteiten van deze teksten in zitten, dan waarom ik er zo weinig mee kon.

Misschien speelde er weinig meer dan het heel primitieve mechanisme dat mij de hoofdpersoon, en daarmee dus de schrijver, onsympathiek was. Terwijl hij zich toch zo duidelijk tegen de neiging van schrijvers en andere publicisten keerde om de wereld naar eigen inzicht te willen verbeteren.

Misschien was het gewoon dat ik hetzelfde allemaal al eens eerder gelezen had; maar dan niet in éen keer, want pijnloos verdeeld over tientallen verhalen.

Isaac Bashevis Singer, Op zoek
Vertaald en van een nawoord voorzien
door Joop van Helmond

204 pagina’s
De Arbeiderspers, 1985
Privé-domein 114

Paris Review Interviews, II ~ Orhan Pamuk (intr.)

Vijfhonderd pagina’s aan interview, met in dit geval zestien auteurs die over hun werk praten. Waarom zou iemand de moeite nemen die te gaan lezen? Nee sterker nog, waarom wil iemand niet alleen deel twee uit de reeks lezen, maar alle drie inmiddels uitgegeven interviewboeken?

Dat is simpelweg om de kwaliteit van het gebodene.

Ook in Nederland zijn er bundels uitgegeven waarvoor schrijvers ineens moesten praten. En hoewel de boeken van Jan Brokken of Ischa Meijer in dit genre absoluut lezenswaardig zijn, blijven de gesprekken daarin toch praatjes bij de voordeur, vergeleken met de herhaalde visites bij iemand thuis die het tijdschrift Paris Review brengt.

In sommige gevallen komt een interview pas tot stand na vele jaren. En altijd krijgt de geïnterviewde schrijver ruim de gelegenheid de eigen woorden te verbeteren.

Kurt Vonnegut’s gesprek met Paris Review staat niet in deze editie, maar dit was pas afgerond nadat er zo veel aan veranderd was, dat hij eigenlijk zichzelf had geïnterviewd over zichzelf.

Opvallend is ook dat sommige interviews in het werk van de schrijver zijn opgenomen. Vonnegut’s gesprek staat in Palm Sunday. Dat met Philip Larkin uit deze bundel stond al zijn eigen Required Writing.

Verder zijn nog al wat uitspraken van geïnterviewde auteurs op hun beurt klassiek geworden. Van Faulkner is dat bijvoorbeeld:

If a writer has to rob his mother, he will not hesitate; the ‘Ode on an Grecian Urn’, is worth any number of old ladies. [37]

Nu is een boek als dit wel een bundel, en dus heeft het daarmee ook de nadelen van een gemengde verzameling. Het gesprek met een geliefde schrijver leest alleen daardoor al anders dan het interview met iemand wiens werk me minder interesseert; laat staan als dat van een auteur waar ik nog nooit van gehoord had.

En zelfs bij een geliefde auteur vergt het gesprek soms een kennis van het oeuvre die er bij mij niet altijd is. Maar dit betekent ook dat deze boeken er zijn om naar terug te keren. Dat ze over een paar jaar nog weer rijker zijn geworden.

Verplicht reeksje citaten, tamelijk willekeurig aangetekend:

[…] my brother gave me a number of rules about writing that seem to me sacred. Not that these rules cannot be broken in a while, but it’s good to remember them. One of his rules was that while facts never become obsolete or stale, commentaries always do. When a writer tries to explain too much, to psychologize, he’s already out of time when he begins.

I.B. Singer [1968]
undefined

One of the better things that has happened to the novel in recent years is that it has become rich. Think of a book like Chimera or The Sot-Weed Factor—they may not be very good books, but they are at least rich experiences. For me, writers like John O’Hara are interesting only in the way that movies and TV Plays are interesting. There is almost nothing in a John O’Hara novel that couldn’t be in the movies just as easily.

John Gardner [1979]
undefined

I think that writing is very difficult, but so is any job carefully executed. What is a privilege, however, is to do a job to your own satisfaction.

Gabriel Garciá Márquez [1981]
undefined

[…] I’ve never been much interested in other people’s poetry—one reason for writing, of course, is that no one’s written what you want to read.

Philip Larkin [1983]
undefined

[…] what you pride yourself on, the things you think are your insights and contribution. . .no one ever even notices them. It’s as though they’re there just for you. What you say in passing or what you expound because you know it too well, because it really bores you, but you feel you have to get through this in order to make your grand point, that’s what people pick up on.

Harold Bloom [1991]

The Paris Review Interviews II
With an Introduction by Orhan Pamuk
512 pagina’s
Picador, 2007

* in volume ii zijn de gesprekken opgenomen met:
[gelinkte namen verwijzen naar auteurs die al eens boeklogd zijn]