Baltische zielen ~ Jan Brokken

Laatst schreef ik hier maar zelden een biografie tegen te komen waarin het leven van een individu gebruikt is om een tijdperk te schetsen. Terwijl levens toch vaak zo gekleurd kunnen zijn door omstandigheden buiten iemand om. Ook bij mensen die allereerst herinnerd worden om wat ze zelf hebben gepresteerd.

Las ik Baltische zielen van Jan Brokken. Wat een bundel is vol portretten die allereerst bedoeld lijken om tijd en plaats te tekenen. En dit boek toonde als weinig andere aan hoe effectief de biografie als genre is, zelfs als het portret maar enige tientallen pagina’s telt, wanneer een begenadigd auteur het genre beoefent.

Brokken kwam ooit bij toeval in Estland terecht; op een tocht per schip door de Oostzee. Daarbij merkte een zeeman op getroffen te zijn door de liefde voor het land, die sprak uit de woorden van een vrouw die hen ergens rondleidde. Want zo’n trots, die hadden wij Nederlanders allang niet meer.

Liefde en trots zijn een gemeenschappelijke noemer van alle portretten uit dit boek.

Want, weinig regio’s zullen zo getroffen zijn door de politieke gebeurtenissen van de twintigste eeuw als de Baltische landen. Zelfs al veranderden voordien de grenzen ook al geregeld. Waardoor steden van tijd tot tijd in een heel ander land kwamen te liggen, met een andere taal, en nog zo veel meer.

Maar in de twintigste eeuw kwam daar dat nieuwe probleem bij, dat de staat als entiteit krachtig werd, en die zich ineens georganiseerd tegen de eigen onderdanen kon keren.

Aangrijpend worden dan de verhalen van de mensen die niet in hun geboortestreek konden blijven, omdat het bewind, al dan niet nieuw, hen misschien wel zou ombrengen. Tegelijk blijft er dan toch die band, met het land, de taal, de mensen.

Het best geslaagd in deze bundel lijken me de portretten waarvoor Brokken met de bannelingen heeft kunnen praten, of hen via naasten kan benaderen. Zoals het verhaal van Anna-Liselotte von Wrangel. De vrouw die eenmaal, na verschrikkelijke omzwervingen, in Nederland aangeland de taal binnen weken accentloos wilde kunnen spreken. Alles om maar vooral niet op te vallen.

Het minst gelukt zijn de pure literatuurstudies. Te begrijpen is dat de oude stad Köningsberg ook in het boek behandeld worden moest — ook al omdat het ineens Rusland is, waarin deze plaats tegenwoordig ligt. Die stad dan benaderen via Hannah Arendt, die er tot haar zeventiende woonde, maakte niet heel veel meer duidelijk.

Dan nog geldt voor de meeste portretten in dit boek dat ze op zich staand genoeg kunnen zijn voor een dag. Dat verder lezen in Baltische zielen, of welke andere titel ook, maar even niet meer moest. Omdat het gelezene te indrukwekkend was.

Dit is zo’n boek waardoor je meteen alle boeken van de geportretteerde schrijvers wilt lezen, zoals een Romain Gary. Dit is een boek waardoor de muziek van Arvo Pärt nog een extra lading krijgt.

Jan Brokken, Baltische zielen
463 pagina’s
Atlas, 2010

Droevige kampioen ~ Jan Brokken

Ik las deze roman in drie sessies, gescheiden door enige dagen. Normaal zou ik u niet lastigvallen met zulke triviale informatie. Maar mijn mening over het boek verschoof nogal radicaal van sessie tot sessie. Waaruit alleen al blijkt dat het sterk van mijn stemming kan afhangen, of de omstandigheden waaronder ik lees, hoe een roman overkomt.

Bij mijn eerste poging vorderde ik een bladzijde of zeventig. En mijn oordeel was toen weinig positief. Waarom toch had Brokken meteen al vertelt hoe het met de hoofdpersoon afliep? Zonder dat ik die al had leren kennen? Waarom werd elk hoofdstuk door een ander personage verteld? Waarom werd de sport niet benoemd waarin de hoofdpersoon ooit geschitterd had? Wat had ik aan een traag boek als dit?

De tweede leessessie vond plaats in het openbaar vervoer, zoals ik vaker doe met boeken waarvan ik eigenlijk niets meer verwacht. Omdat er in de trein zo veel omgeving is die buitengesloten moet worden, gaat alle concentratie dan naar het boek, wat dan snel tot duidelijke oordelen leidt.

En ineens werd De droevige kampioen een prachtig boek. Wat dom dat ik niet gezien had dat het Brokken met al die verschillende stemmen te doen was om een zo panoramisch beeld te scheppen als mogelijk. Natuurlijk is het niet heel interessant om te lezen over een held die valt, na met de sport — het tafeltennis — te zijn gestopt. Interessant is wel dat niet alleen diens karakterzwakten, maar tegelijk zijn hele omgeving maakte, hoe hij in moeilijkheden kwam.

Dit boek is daarmee een krachtige schets ook van het leven op Curaçao; en dat eiland is toch anders genoeg van Nederland, om alleen daarom al te intrigeren.

Bij de derde leessessie thuis had ik nog vijftig bladzijden te gaan. Maar die voegden toen niets meer toe aan wat me al bekend was.

Even heeft dit boek me dus gegrepen, zo’n 230 pagina’s lang. Maar dat even is ruim meer dan de gemiddelde Nederlandse roman tot stand brengt.

Jan Brokken, De droevige kampioen
349 pagina’s
Eldorado 2006, oorspronkelijk 1997

Hoe ~ Jan Brokken

De beste raad over hoe je een verhaal moet vertellen, komt niet van boekauteurs maar van scriptschrijvers. In de VS vooral — waar schrijflessen een industrie op zich zijn — kwamen inmiddels tal van boeken uit die helder vertellen hoe je een verhaalscène opzet, om zo de grote vertelling een stukje dichter van A naar B te brengen.

En omdat er zo veel vakkennis beschikbaar is over zulke fundamenten van het vak, verbaast het als schrijvers zich daar nog zo weinig aan gelegen laten liggen.

Mijn grootste bezwaar tegen romans blijft bijvoorbeeld dat de auteur zijn of haar stof niet in de macht had.

Al ontstaat er een nog grotere ergernis wanneer schrijvers mij als lezer voor dom aanzien.

Niet dat ik de receptuur van Amerikaanse scripttovenaars overigens heilig acht. Die zijn zoals wat kookboeken bieden. Aanwijzingen om met redelijk voorspelbaar succes tot iets genietbaars te komen. En hoe veel kan er alleen wel niet misgaan in de bereiding vervolgens. Of zelfs al de keuze van de ingrediënten?

Scriptschrijvers houden zich ook nauwelijks met taal bezig — behalve dan in de dialogen, waar iedere zin een stap moet zetten — dus over schrijfstijl leren zij niets.

Jan Brokken ziet romans gauw eens ontsporen omdat de schrijver van tevoren niet goed nagedacht heeft over het einde van het boek. Want wie het einde weet — in inhoud, wat niet per se al iets zegt over de vorm — is automatisch ook al bezig met de weg naar dat slot, en daarmee de timing in het verhaal, en de hints die terloops al vooruitwijzen.

Toch blijkt Brokken’s inzicht niet vanzelf te spreken. Renate Dorrestein, die ooit het lesboek schreef Het geheim van de schrijver, houdt zich daarin helemaal niet met zo’n manier van plannen bezig. Dorrestein vindt het veel interessanter dat schrijvers-in-spe een verhaal zo opzetten dat het zo veel mogelijk lezers zal kunnen pakken. [Wat misschien verklaart waarom ik haar niet lezen kan. Te modieus en daarmee tijdsgebonden is het wat mevrouw schrijft.

Brokken stelt dat wie alleen luistert naar wat de klanten willen, er voor kiest om altijd precies hetzelfde mierzoete gebakje te moeten bakken. Want de klant weet nu eenmaal niet wat ie wil, behalve wat ie al kent.]

Ik las Het hoe van Jan Brokken overigens niet als een gebruiksaanwijzing; om nu zelf eens een roman te gaan schrijven. Mij interesseert zo’n schrijvershandboek om andere redenen. Want Brokken haalt zijn voorbeelden ergens weg. Wat dan al gauw toont dat hij op een bepaalde manier leest. En hoe een auteur leest die zelf ook romans schrijft, vind ik heel boeiend. Bijvoorbeeld omdat diens vakkennis mij vervolgens kan helpen om beter te zien wat er mis is aan een boek.

Of wat een auteur wel lukte, en waarom.

Alleen roepen geslaagde verhalen doorgaans veel minder vragen op; ben ik in elk geval een stuk minder geneigd om die te ontleden.

Het hoe is het vervolg van een eerder schrijvershandboek van Brokken — De wil en de weg — en daarmee allereerst bedoeld voor iedereen die zijn schrijversaspiraties al even uitoefent.

Mooi aan dit boek is dat hij meteen al aangeeft dat schrijven niet te leren valt uit een boek. Omdat er geen algemene regels te geven zijn. Maar in de schrijfcursussen die hij geeft, valt bijvoorbeeld op dat iedereen altijd op hetzelfde moment problemen krijgt bij het lezen van andermans tekst; zonder dat altijd is aan te geven waarom.

Over de fundamenten onder dat schrijven, lijkt mij daarmee wel degelijk wat te zeggen. Brokken trekt deze conclusie niet zo impliciet.

Hij bekeek eerder de details. Over het juiste woord gaat het dan. Het ik als personage. Kitsch en Edelkitsch. Intriges. Om daarbij vele ware uitspraken te doen, terwijl dit boek toch ook een vrij willekeurig samengestelde bundel leek over dat schrijven; mij vermoeden liet dat er nog wel zo’n boek te maken zou zijn.

scheiding

Waar het jonge schrijvers vaak aan ontbreekt is humor, spot, ironie. Ze herschrijven te weinig. Ook van ervaren schrijvers is een eerste versie vaak zwaar op de hand: ze zijn nog te veel met het verhaal en de ontwikkeling van de karakters bezig. In de tweede en der derde versie brengen ze de lichte toets aan. García Márquez herzag iedere morgen de alinea’s die hij de vorige dag had geschreven. Zo zeefde hij alle onverteerbare pitten uit de tekst. Door García Márquez te lezen ben ik anders gaan schrijven. Door García Márquez kreeg ik oog voor de menselijke komedie. [209]

Jan Brokken, Het hoe
Over het schrijven van romans,
verhalen en non-fictie

224 pagina’s
Augustus, 2011

Provincie ~ Jan Brokken

Het eerste boek is zelden het meest interessante boek dat een schrijver produceert. Tenzij het daarop al snel met dat schrijven stopt; als er slechts éen of twee titels bestaan.

Toch wilde ik De provincie van Jan Brokken nog eens lezen, vanwege de overeenkomsten van deze debuutroman met zijn meest recente werk: De vergelding.

Beide boeken spelen zich af in een klein dorp, op een eiland onder Rotterdam. Voor beide gaf de auteur aan dat de directe aanleiding lag in een verhaal dat hij al kende sinds zijn jeugd in dat dorp. In beide boeken wordt bovendien geprobeerd een raadsel op te lossen.

Kern van De provincie is de moord van een man op zijn voormalige echtgenote; die hem een paar uur na de voltrekking van hun huwelijk al bedroog met een ander. Saillant gegeven daarbij is dat ze pas tien jaar later wordt gedood.

Om dit verhaal aannemelijk te maken, zette Brokken een vierhoeksverhouding op, tussen drie jongens uit het een dorp, en éen meisje. Die een vriendschap hadden die allereerst gebaseerd was op toeval — ze groeiden op in hetzelfde kleine dorp, en moesten elders als enigen naar datzelfde middelbaar onderwijs — en niet op werkelijke Wahlverwandschaft.

De verteller trekt na school als enige weg uit het dorp, om elders een bestaan op te bouwen. Daarbij zijn er hints naar een bohémienachtig leven.

Terug komt hij enkel voor bruiloften en begrafenissen — zoals die van Lili Sartorius. Het mooiste meisje van het dorp. De vrouw die uiteindelijk vermoord zou worden.

En Brokken maakte al wel redelijk bekwaam een roman van dit gegeven. Mij verbaasde alleen nogal dat het boek — als het niet om de flashbacks gaat naar die jeugd — zich in de jaren tachtig afspeelde; en de auteur die periode dan toch ook een heel ver verleden laat lijken. Waarin dat kleine dorp bijvoorbeeld een mechanisme is dat zich onmiddellijk keert tegen de terugkomende verteller; alsof iedereen die meteen zou kunnen herkennen na decennia te zijn weggeweest.

Voordeel van een schrijver die ondertussen al veel boeken heeft uitgebracht is dan: je hoeft dat debuut niet goed te vinden als er beter werk voorhanden is. Zo’n boek kan dan nog steeds op een belofte lijken.

Jan Brokken, De provincie
172 pagina’s
De Arbeiderspers, 1984

Schrijven ~ Jan Brokken

Dertig jaar nadat Jan Brokken de belangrijkste schrijvers in Nederland interviewde — op Reve en Hermans na dan — zijn de meeste van hen dood of uitgeschreven.

Nu goed, Maarten ’t Hart publiceert nog weleens wat. Guus Kuijer ook. Mensje van Keulen. K. Schippers. En Remco Campert zelfs.

Toch maakte deze interviewbundel om een andere oorzaak een merkwaardig gedateerde indruk. Brokken was om éen of andere reden nogal gefascineerd door het materiaal waarmee de schrijvers hun ambacht uitoefenden. En eind jaren zeventig gebruikten auteurs hier nog geen computers.

Dus mocht Harry Mulisch zagen ‘het echte HB potlood’ te gebruiken voor de passages waar hij onzeker over is.

Wolkers legde uit vellen van zestig centimeter lengte in zijn typmachine te draaien.

Biesheuvel heeft zelfs een typmachine waarmee het schrijven eigenlijk te makkelijk gaat.

En Maarten ’t Hart kon maar met éen speciale pen schrijven, omdat hij van de andere kramp kreeg, ook als het werk per se nog door moest.

Zelden zal er zo veel aandacht besteed zijn aan zoiets onzinnigs. Ik bedoel, al zou een auteur elke ochtend een ader openrijten om het eigen bloed als inkt te kunnen gebruiken, dan nog is dat van secundair belang; en hoogstens interessantdoenerij.

Gelukkig had Brokken nog wel oog voor nuttiger informatie, zoals hoe vaak er herschreven werd; of hoe de auteurs de redactie inpasten in hun normale schrijfpatroon.

Ik herlas dit boek om het interview met Bob den Uyl, en knikte maar weer eens bij diens uitspraak:

Een verhalenbundel is een roman waaruit de vervelende stukken zijn weggelaten […]

Toen moest het gesprek met de zo zelden geïnterviewde F.B. Hotz ook maar. En voor ik het wist had ik tien van de negentien interviews gelezen, en moest het boek ook maar uit.

Maar waarom eigenlijk toch?

Jan Brokken, Schrijven
Interviews
230 pagina’s
De Arbeiderspers, 1980

* in het boek staan interviews met:

  • J.M.A. Biesheuvel
  • Willem Brakman
  • Remco Campert
  • S. Carmiggelt
  • Hugo Claus
  • Hella S. Haasse
  • Maarten ’t Hart
  • F.B. Hotz
  • Mensje van Keulen
  • Anton Koolhaas
  • Gerrit Krol
  • Guus Kuijer
  • Marga Minco
  • Harry Mulisch
  • Bert Schierbeek
  • K. Schippers
  • Bob den Uyl
  • Theun de Vries
  • Jan Wolkers

 


Spiegels ~ Jan Brokken

cover spiegels brokken

Brokken schrijft tegenwoordig vooral romans, zo lijkt het. En ach, die zijn wel prettig ook. Niets waardoor een lezer ineens heel anders aankijkt tegen de wereld dan voorheen, maar gewoon aardig vakwerk. Ik las er een paar, en er is me geheel niets van bijgebleven.

Voor die carrière in de litteratuur maakte Brokken reportages voor HP en interviewde hij kunstenaars.

Ik herlas dit boek eventjes om zijn interview met de diplomaat/schrijver F.C. Terborgh; een ‘displaced person’.

Zou er eigenlijk nog weleens iemand iets van Terborgh lezen? Zouden zijn boeken nog nieuwe lezers trekken, of is dat hele oeuvre inmiddels dood?

Enfin, op dat interview volgde het gesprek met Karel van het Reve, en dat met Sjoerd Bakker, en F.B. Hotz. En voor ik het wist was driekwart van dit boek uit. Allemaal niet onaangenaam, prettig vakwerk om te lezen. Maar nauwelijks iets dat me bij zal blijven.

Jan Brokken, Spiegels
Interviews en reportages

246 pagina’s
Uitgeverij Atlas, 1993

Vergelding ~ Jan Brokken

Nogal wat ideeën over de Tweede Wereldoorlog zijn pas ruim na die oorlog ontstaan — en kregen daarbij dan bovendien allereerst een nationale kleur. De Britten spreken nog altijd over hun ‘finest hour’, Nederlanders voelen zich nog immer geslachtofferd; terwijl geen land ondertussen zo naarstig meehielp zijn joodse bevolking weg te voeren. En alle Fransen zaten achteraf in het verzet; hoewel hun regering collaboreerde, en een buitenstaander als De Gaulle tijdens de oorlog nauwelijks op enige steun rekenen kon van landgenoten.

Wie zich daar geen rekenschap van geeft; en als een schrijver denkt deze tijd wel even als decor te kunnen gebruiken voor een roman; vult zo’n boek al gauw met fouten en anachronismen. Als er al geen Kitsch geschapen werd, door de periode verregaand te romantiseren.

Dit acht ik een vrij simpele zaak. Maar enkel al door iemands onnozelheid in deze aan te wijzen, schijn ik een auteur hogelijk beledigd te hebben; want zeven jaar later zaten hem mijn woorden nog hoog. Al verzwijgt hij inmiddels wel hoe hij daarop meende wraak te moeten nemen door een Berufsverbot te eisen bij de autoriteiten.

Jan Brokken is wijzer. Halverwege De vergelding moest hij wel de vraag aan de orde stellen of het verzet misschien een rol had gespeeld bij de dood van een Duitse soldaat die hij probeerde te reconstrueren.

Hij schrijft dan:

Ook in de laatste twaalf oorlogsmaanden namen weinig vaderlanders actief deel aan het verzet en hielden de meeste de veilige kant. Dat wist ik. Wat ik niet wist is dat de ondergrondse met een bang oog werd bezien en tegen het einde van de oorlog zelfs met een boos.

Het verzet was niet populair in de oorlog. Het ontzag voor de acties van de ondergrondse ontstond pas in de jaren zestig toen iedereen veilig voor de televisie zat en naar de serie De bezetting keek. Tijdens de oorlog vreesden ze in een dorp als Rhoon de illegale heldendaden minstens even sterk als de Engelse bombardementen die bij vergissing werden uitgevoerd. Na een moedige verzetsactie volgde bijna altijd een laffe vergelding van de bezetter die onschuldige burgers het leven kostte. […][195]

Hem onthutste deze ontdekking.

Mij lijkt het een cruciaal gegeven. Een TV-serie als De bezetting, en het werk van historicus Lou de Jong in het algemeen, brachten een gekleurde geschiedenis. Waarin de oorlogsjaren bekeken werden in zwart-wit termen. Goed of fout. Terwijl er heel weinig echt goeden waren, netzo min als er heel weinig echt fouten waren.

Het grootste gedeelte van de bevolking stelde zich op de omstandigheden in, en bleef zo goed en kwaad als kon afzijdig; die accommodeerde, in de woorden van de historicus Kossmann.

In De vergelding onderzocht Jan Brokken een tragisch gegeven waarover in het dorp van zijn jeugd altijd gezwegen werd.

Op een buurtje vlakbij Rhoon, onder Rotterdam, kwam op een avond in oktober 1944 een Duitse soldaat om het leven. Hij bleef hangen aan een stroomdraad die er los over de dijkweg lag.

En het Duitse gezag nam daarop al improviserend wraak. Mannen uit het buurtje werden op een rij gezet om te worden doodgeschoten, en een omstander die protesteerde tegen deze gang van zaken, werd domweg naast de anderen gezet. Vervolgens werden er enkele huizen, van de gefussileerden, in brand gestoken.

Maar doordat deze represaillemaatregelen niet volgens de regels waren verlopen, werden ze een oorlogsmisdaad. En de verantwoordelijke officier is daar uiteindelijk voor vervolgd ook.

Het punt van dit boek is vervolgens dat van zo’n vervolging wegens oorlogsmisdaden wel sporen terug te vinden zijn in de archieven. Over de aanleiding tot de hele zaak is bijna alles duister — hoe kwam die stroomdraad daar los te liggen? En wat deed die Duitse soldaat daar in het donker op de dijk? — dus moest Jan Brokken nogal wat gissen; daarbij mede voortbordurend op de oral history die anderen lokaal al voor hem hadden opgetekend.

Dus werd dat schijnbaar afgebakende verhaal ook het grotere verhaal over een heel dorp in de oorlog. Wie er wat deed, en hoe de verhoudingen liepen.

Weegt bovendien mee dat Jan Brokken in zijn jeugd familieleden leerde kennen, van degenen die waren gefusilleerd; en daar dan toch verbazingwekkend normaal onder waren gebleven.

Brokken is schrijver genoeg om daar dan een helder boek over te kunnen maken — zij het dat ik De vergelding in het middendeel te lang vond.

Maar bovenal liet het boek me nadenken over het gegeven dat er honderden, zo niet duizenden verhalen zijn te schrijven, over wat er in ’40-’45 lokaal heeft plaatsgehad; en daar hoogstens de decennia daarop nog indruk zal hebben gemaakt. Wat dan weer de vraag oproept waarom mensen per se verhaaltjes willen gaan verzinnen die zich afspelen in de oorlogsperiode.

Hoe vaak kom ik op mijn fietstochtjes niet verwijzingen tegen naar verzetsmonumenten?

Jan Brokken, De vergelding
Een dorp in tijden van oorlog

383 pagina’s
Atlas Contact, 2013

Wil en de weg ~ Jan Brokken

De interviewbundel Schrijven uit 1980 verouderde op slag toen auteurs op een computer gingen werken. Maar Jan Brokken heeft de wel tijdloze uitspraken over het ambacht uit al die gesprekken gewoon in dit boek opgenomen. Kan Schrijven dus weg.

De wil en de weg is te lezen als een schrijfcursus van een gevestigd auteur. Jan Brokken was journalist, voor hij romans publiceerde. Tegenwoordig geeft hij ook les in het schrijven.

Ik las dit boek wat anders. Algemene aanwijzingen voor het schrijven als ambacht, zoals dat veel lezen nuttig is, brengen mij geen nieuws. Voor mij was interessant wat Brokken aan persoonlijke opmerkingen plaatste. En welke boeken of voorbeelden hij gebruikte om zijn wijze woorden te illustreren.

Prachtig vond ik bijvoorbeeld het hoofdstuk ‘De wet van Blok’. Daarin vertelt Brokken hoe hij, op de School voor journalistiek in de jaren zestig, gedrild werd om zinnen te schrijven met een gemiddelde lengte van vijftien woorden. Studenten schreven anders te lang door.

Tegenwoordig halen we die vijftien woorden per zin al lang niet meer. De tijden zijn haastiger geworden. Brokken kan tegelijk bij jaargenoten als Max Pam, of Thomas Ross, nog altijd zien hoe de lessen van mijnheer Blok er zijn ingeslepen.

Van zinslengte gaat het dan naar stijl, en van stijl komt het op bijzinnen; en daarmee voegwoorden. Want over elk element van de taal is wel iets te zeggen. Dat er hoofdredacteuren zijn die hun redactie verbieden meer dan éen betrekkelijk voornaamwoord, aanwijzend voornaamwoord, of voegwoord per zin te gebruiken, verbaast me daarom niet.

Evenmin verrast me dat Jeroen Brouwers er stevige opvattingen op na houdt over taal. Zo vindt hij dat iedereen die vaker dan drie maal het woord ‘maar’ per pagina gebruikt geen schrijver is.

Ik vind het heerlijk om van zulke schrijfwetten kennis te nemen. Tegelijk heel goed wetend dat schrijven geen exacte wetenschap is; er tegen elke vuistregel gezondigd kan worden. Mits dit maar met overleg gebeurt.

En dat is voor mij ook de voornaamste les van Brokken — de man die vroeger al geen typfouten duldde, tipex haatte, en liever de hele bladzijde nogmaals deed, dan slordige kopij af te leveren. Niets op de pagina mag er zo maar staan. Slordigheden doen afbreuk aan een verhaal. Fouten maken een schrijver al helemaal ongeloofwaardig. Want, weliswaar heeft een fictieschrijver alle vrijheid, dit betekent nog geenszins dat hij of zij overal mee wegkomt.

Jan Brokken heeft gelijk. Hoe vaak is op boeklog aan auteurs al niet verweten zich te makkelijk ergens vanaf gemaakt te hebben.

Jan Brokken, De wil en de weg
Over het schrijven van verhalen en romans

256 pagina’s
Augustus, 2006