Bandoeng-Bandung ~ F. Springer

In 2010 kwam er ineens weer een roman uit van Springer, na twaalf jaar zwijgen. En ik vond niet dat ik die lezen mocht, zonder eerst kennis te nemen van wat er verder nog onbekend was aan dat oeuvre.

Twee novelles schreef Springer namelijk nog, in de jaren vlak nadat ik om éen of andere reden plots ben opgehouden om hem te lezen. Kandy. Een terugtocht en Bandoeng — Bandung. Moeite om die boeken nog eens te pakken te krijgen, had ik tot nu toe niet gedaan.

En dat is vreemd.

Toen ik F. Springer wel las, vond ik hem namelijk soms heel erg goed. Zijn boeken hadden iets prettig afstandelijks tot wat in Nederland altijd zo overdreven belangrijk wordt geacht. Terwijl er toch ook vaak melancholie in zat, en humor. En de boeken waren nog afgezien van dat al zeer vlot leesbaar.

Bandoeng — Bandung bood in sommige opzichten een heel prettige hernieuwde kennismaking. De hoofdpersoon is een ooit invloedrijk oud-Tweede Kamerlid, Chris Regenberg, die vlak na de verkiezingen onder stiekeme druk van zijn partij uit ‘de polletiek’ terugtreedt. Als dank voor bewezen diensten wordt hem nog wel in het geheim een burgemeesterspost beloofd.

Regenberg denkt dan na over het idee om niet liever een boek te gaan schrijven, over zijn jaren Den Haag. Alleen al omdat er zo weinig eerlijke memoires verschijnen over het politieke bedrijf.

Dan krijgt hij de toevallige kans om mee te gaan met een handelsdelegatie, naar Indonesië; het land waar hij ooit geboren is, en na de oorlog nooit meer terug is geweest.

En prachtig is hoe dan zo’n gezelschap beschreven wordt, door Springer. Omdat er altijd ook vervelende mannetjes meegaan. Net als dat Springer ook mooi omgaat met de onwil van Regenberg om zich iets uit zijn Indische tijd te willen herinneren.

Dan trekt Regenberg zich met zijn vrouw Vera uit het Nederlandse gezelschap terug, voor een kort verblijf in Bandung; de stad waar hij opgroeide, en schoolging; maar ook in het kamp zat.

Daar haalt het verleden hem toch nog in. En een tijdje na dit boek te hebben weggelegd vond ik dat einde net een tik té sentimenteel. Terwijl het tijdens het lezen toch zo logisch had geleken.

F. Springer, Bandoeng-Bandung
146 pagina’s
Em. Querido’s uitgeverij, 1993

Bericht uit Hollandia | Schimmen rond de Parula ~ F. Springer

Voordeel van een Verzameld werk is dat er ook vaak uitgaven in worden opgenomen die anders moeilijk te vinden zouden zijn. Nadeel is dat verzamelbanden bijna altijd groot zijn, of dik. Daardoor lezen ze minder prettig dan de oeruitgaven.

En voor het in éen band verzamelde oeuvre van Springer geldt als nadeel ook dat er veel tekst op een pagina is afgedrukt. Al bestaan er nog wel erger voorbeelden van die verkeerde zuinigheid.

Belangstelling had ik eerder nooit voor de eerste twee boeken van F. Springer. Debuten zijn zelden heel interessant. Al zijn er ook auteurs die hun eersteling daarna nooit meer overtreffen.

Bij de drie verhalen in de eersteling Bericht uit Hollandia weegt vooral mee dat deze een wereld tonen die onbekend is hier. Springer grijpt daarin terug op zijn ervaringen als bestuursambtenaar in Nieuw Guinea, en de omstandigheden waarin deze werken moest. Grappig vond ik vooral dat éen element uit zijn latere boeken ook al in dit debuut voorkomt. Eén van de verhalen gaat gedeeltelijk over een opschepper; een nare man met valse trucjes.

En eerlijk gezegd vielen de verhalen me behoorlijk mee. De latere Springer weet wat meer lagen in zijn vertellingen aan te brengen, en werkt dan ook aanzienlijk geraffineerder. Maar koloniaal toezichthoudertje spelen in een ver vreemd land houdt iets absurds en vervreemdends, en dat zag ik zeker terug in Bericht uit Hollandia; hoe weinig afstand Springer ook nog gehad zal hebben tot zijn werkzaamheden daar.

Schimmen rond de Parula zei me daarentegen weinig. Deze vertelling loopt al wat vooruit op de roman De gladde paal van de macht, in de zin dat het verhaal zich afspeelt in een denkbeeldig afgelegen eilandenrijkje, dat pas onafhankelijk is geworden.

Twee zendelingen, man en vrouw, blijven op ‘Bloedzuigereiland’, om daar te kunnen oogsten wat het vroegere koloniale bewind al gezaaid had. De man sterft, onder onopgehelderde omstandigheden. Het boek reconstrueert wat gebeurd zou kunnen zijn. En het biedt veel couleur locale, maar voelde desondanks geen enkel moment echt.

F. Springer, Bericht uit Hollandia
58 pagina’s
© 1962
F. Springer, Schimmen rond de Parula
32 pagina’s
© 1966
in F. Springer, Verzameld werk
1114 pagina’s
Em. Querido’s uitgeverij, 2001

Bougainville ~ F. Springer

Twee van Springer’s romans zijn ietwat mislukt. Teheran, een zwanezang is te lang, en dat kan een schrijver moeilijk vergeven worden. En Bougainville ontbeert een duidelijke hoofdlijn, en dus focus, wat niet gecompenseerd wordt door de kwaliteit van de nevenvertellingen.

Tegelijk heb ik deze roman altijd zeer sympathiek gevonden.

Deze herlezing bracht me twee verrassingen. Ten eerste nader ik zo meteen de leeftijd van de voornaamste verteller van het boek. Dat is de diplomaat Bo, die enige trekken deelt met de auteur van het boek. Ook deze man schrijft in zijn vrije tijd verhalen, die worden uitgegeven. Eén uitspraak van hem, tegenover een oud-klasgenoot, dat vanzelfsprekend alles gelogen is in de verhalen, zal later terugkeren als titel van een Springer-bundel. Daarin zijn onder meer lezingen opgenomen, en een groot interview met de auteur.

Net als de hoofdpersoon zou ik inmiddels een reünie kunnen bezoeken van een examenklas, ruim vijfentwintig jaar terug. Alleen trekt mij niets aan zo’n evenement. Maar de hoofdpersoon van het boek brengt daar juist meer tijd door dan hij eigenlijk wilde.

Er is dan ook wel iets om op terug te kijken.

De eigenlijke hoofdpersoon van de roman is een oud-klasgenoot, die tegelijk meer was dan dat. Het was de enige vriend van de verteller, en deze vriendschap dateert van heel ver terug, in Nederlands-Indië nog.

Alleen gaat deze vriend al dood aan het begin van het boek. En daarmee bestaat een deel van de roman uit een reconstructie van diens frustraties. Want, hoe kwam het eigenlijk dat hij stierf, in zee bij dat verlaten strand in Bangladesh?

Er zijn dagboeken, die toevallig in handen van de verteller komen. Omdat de dagboeken slechts de aantekeningen lijken van de grootvader van de dode vriend. Ook diens verhaal speelt nog door deze roman; waarmee de geschiedenis ineens terugtelt tot Multatuli.

Dat is dan ook het probleem van dit boek.

Door alle aandacht voor die dode vriend wordt wel weer waarschijnlijk waarom er in elk boek van Springer wel een opschepperig type voorkomt. De auteur kon ook zelf weleens hecht bevriend zijn geweest met zo’n jongen; die enerzijds onuitstaanbaar was, maar tegelijk toch ook dingen liet gebeuren.

En zo waren er wel meer opmerkingen over het schrijversschap van Bo die me niet helemaal fictief leken.

Enfin, op de schoolreünie wordt nog éen en ander duidelijk over de dode vriend en een klasgenote. Want, dit is overwegend toch een melancholisch boek. Waarin mensen zich afvragen wie ze ooit waren, en waar het met hun dromen is misgegaan. En die ietwat treurige ondertoon, het gevoel van verlies dat toch geen depressie oplevert, daar ben ik erg gevoelig voor.

F. Springer, Bougainville
Een gedenkschrift

138 pagina’s
Grote Lijsters 1991, oorspronkelijk 1981

Er is niets poëtischer dan de waarheid ~ Ivan Wolffers (red.)

Ooit was de schrijver Multatuli nog niet herdacht met een standbeeld. Een schande was dat, vond menigeen, waaronder de arts en schrijver Ivan Wolffers. Dus werd er geld ingezameld. Onder meer door dit actieboek uit te geven, waartoe tal van bekende Nederlandse auteurs hun gedachten over Eduard Douwes Dekker hadden opgeschreven.

Althans. Willem Frederik Hermans zag niet zo veel in het plan. De tijd van standbeelden was voorbij. Maar hij gaf wel weer toestemming om de beide brieven af te drukken die hij met Wolffers over het onderwerp had gewisseld.

Het boeiendst in deze bundel schreven de mensen die echt over Douwes Dekker hadden nagedacht, en niet enkel goede herinneringen bewaarde aan een flard Woutertje Pieterse op school, of de fabel van ‘Saïdja en Adinda’. Probleem werd alleen wel dat Multatuli dan meestal een nogal onsympathiek mens werd bevonden. Hoe goed hij soms ook schrijven kon.

Ook was er nog een ander probleem, volgens Hans Vervoort.

Op de televisie zie ik wel eens het programma ‘Wordt u al geholpen?’, een platte Engelse serie over komische gebeurtenissen in de modeafdeling van een warenhuis. Floor-chef is captain Peacock, die als twee druppels water lijkt op latere foto’s van Douwes Dekker. Heiligschennis, maar áls er ooit een beeld van Multatuli in Amsterdam komt, zal het op veel fotografische belangstelling van Engelse toeristen kunnen rekenen. [94]

Prettig duidelijk vond ik vooral de bijdrage van Maarten ’t Hart, die geen goed woord over heeft voor Multatuli, of diens status als auteur.

Te lang reeds werd in Nederland Multatuli de hand boven het hoofd gehouden. Volkomen misplaatste bewondering is zijn deel geworden. [141]

scheiding

Maar, zal men zeggen, hij kwam toch op voor ‘de verdrukte Javaan’. Ach, hoe nobel! Bedenk daarbij wel dat Mutatuli twee jaar lang op verlof in Nederland was, niet naar Indonesië terugwilde, daartoe geprest moest worden. Bedenk wel dat hij in die twee jaar grootmoedig andermans geld erdoor joeg en uiteindelijk wel terug moest en daarover zo verontwaardigd was dat hij de eerste de beste kans aangreep om amok te maken. [143]

scheiding

Onze grootste schrijver? Vanwege die schaarse toevalstreffers in zijn werk, die enkele schitterende formuleringen? [145]

scheiding

Z’n kennis was minimaal. Hij wist minder dan een kind wat nu van de lagere school afkomt. Hij was geborneerd, bekrompen, eigenwijs, meende Kant, Stuart Mill, Goethe, Sterne, ‘die vuile Richardson’, Diogenes (‘Ik houd Diogenes voor een bluffer’) en tientallen anderen van wie hij weinig tot niets gelezen had, rustig terzijde te mogen schuiven. [146]

scheiding

Hoe komt het dan toch dat hij zo algemeen bewonderd wordt? Het antwoord daarop is simpel: men kent z’n werk niet. [147]

Voorts was ’t Hart opgevallen dat maar éen soort auteurs werkelijk grote bewondering had voor Multatuli. De polemisten onder de Nederlandse schrijvers konden inderdaad wat een voorganger in hem zien.

Maar, misschien onbedoeld, Maarten ’t Hart toonde in zijn afkeer toch ook aan hoe prettig het kan zien om iemand te zien fulmineren tegen een ander; of de misverstanden die ieder over die ander heeft.

Er is niets poëtischer dan de waarheid
Schrijvers over Multatuli

157 pagina’s
Uitgeverij Contact, 1986

* in dit boek zijn bijdragen opgenomen van:

  • A. Alberts
  • Belcampo
  • Eva en J.M.A. Biesheuvel
  • Marion Bloem
  • Jan Blokker
  • Boudewijn Büch
  • Kees Fens
  • Margaretha Ferguson
  • Rudolf Geel
  • Hermine de Graaf
  • Hella S. Haasse
  • Maarten ’t Hart
  • W.F. Hermans
  • D. Hillenius
  • Mensje van Keulen
  • Annie van den Oever
  • Karel van het Reve
  • Nico Scheepmaker
  • Jan Siebelink
  • F. Springer
  • Pramoedya Ananta Toer
  • Marten Toonder
  • Adriaan van der Veen
  • Ger Verrips
  • Cornelis Verhoeven
  • Hans Vervoort
  • Hans Warren
  • Ivan Wolffers

 


Gladde paal van de macht ~ F. Springer

Raar, hoe het soms gaat met het volgen van schrijvers. Van Springer las ik alles tot hij het boekenweekgeschenk schreef, in 1990. Daarna kan ik me niet heugen nog een boek van hem aangeraakt te hebben. Tot nu.

Niet dat het boekenweekgeschenk slecht was, overigens.

Deze hernieuwde kennismaking beviel me niet zo. Maar pas nu, bij het schrijven van deze woorden, is me duidelijk waarom. De gladde paal van de macht was éen van Springer’s eerste boeken, en dat had ik niet door. Wel viel me op dat hij de laconieke onderkoeldheid miste, die me zo aantrok in zijn andere boeken. Ook mist dit boek de helderheid van het latere werk.

Nu past enige troebelheid in de vertelling wel weer bij het onderwerp. Springer is de alwetende verteller die de coup beschrijft op een onbetekenend eilandenrijk ergens ver weg; in Oceanië waarschijnlijk.

Ik herinner me dat Springer als ambtenaar in Nieuw-Guinea heeft gewerkt, en dat heeft invloed op de details in zijn verhaal. Al zijn de inheemse stammen op de eilandjes wel allemaal blank, en is hun herkomst niet helemaal duidelijk.

Dit boek had wel een paar aardige momenten. Ik vond het mooi hoe beschreven werd hoe na de coup centrale rechtspraak werd ingevoerd, en het even duurde voor de rechters maat wisten te houden in de straffen die ze oplegden.

Toch valt me zelfs in die beschrijvingen op dat Springer vasthoudt aan een hem bekend wereldbeeld. Bijna overal ter wereld oordelen jury’s over schuldig of niet. Alleen toevallig in Nederland niet, en in het eilandenstaatje dat hij beschrijft.

F. Springer, De gladde paal van de macht
Een politieke legende
110 pagina’s
Uitgeverij Querido © 1990, oorspronkelijk 1969


Kandy ~ F. Springer

Kon de laatste novelle die F. Springer ooit uitbracht me nog verrassen? Nou nee. En gelukkig ook maar. Springer hoort tot die auteurs met telkens een vergelijkbaar verhaal. En toevallig bevalt mij dat verhaal zeer.

Bovendien kleurt de schrijver de vertelling doorgaans in op aangenaam laconieke toon, en prettig veel onverwachte details.

Kandy lijkt me inhoudelijk wel een soort variatie en verdieping te zijn op een thema uit de roman Bandoeng-Bandung, die er enkele jaren voor is verschenen. In dat boek reisde de hoofdpersoon terug naar Indonesië, op een gesponsord reisje, om in zijn geboorteplaats toch het verleden weer te ontmoeten.

In Kandy exploireerde Springer uitdrukkelijk de herinnering aan het verleden verder, om dan vooral te kijken hoe betrouwbaar het geheugen is, decennia later.

Het verhaal van het boek gaat over de repatriëring van Fergus Steyn, toen veertien, na de Tweede Wereldoorlog uit Nederlandsch Indië. In alle verwarring na de tijd in de kampen duurde het soms lang voor gezinnen weer herenigd werden; als dat al kon. Daardoor verbleef Steyn zelfs een tijd op Ceylon, tegenwoordig Sri Lanka, op een Britse legerbasis.

Hij en zijn moeder waren daar niet de enige Nederlanders. De kinderen daar hadden zelfs een geheime club, aangevoerd door het meisje Pinkie.

Steyn wordt na zijn pensionering gevraagd om op een avondje voor publiek persoonlijke herinneringen te vertellen, over zijn emigratie naar Nederland. Daardoor herleeft hij de tijd op Sri Lanka weer, en duikt er ook een trauma op uit die tijd.

De club kinderen had op zeker moment een boog met pijlen. Niemand kon daar iets mee, behalve Steyn. Uitgedaagd door de anderen had hij toen op in het halfdonker op de kont van een brave Singalees geschoten, die hen altijd overmatig goed bediend had, in de mess. Maar was dat schot raak geweest? De bediende was de dag erop niet op zijn werk verschenen. En wat had dit betekent? De vraag was toen nooit beantwoord, omdat de hele groep al snel daarop met een transport richting Bangkok ging.

Steyn doet dan pogingen om met wat krantenadvertenties anderen op te sporen die met hem op Sri Lanka zijn geweest. Niet in het minst ook om te proberen Pinkie terug te vinden.

Dan ook lukt het hem inderdaad om wat gesprekken over dat gedeelde verleden te voeren.

En daar, waar een verhaal gaat schuren aan de sentimentaliteit, vind ik Springer doorgaans erg goed. Zo ook nu. Zelfs al was deze novelle niet zijn allerbeste.

F. Springer, Kandy
96 pagina’s
© 1998
in F. Springer, Verzameld werk
1114 pagina’s
Em. Querido’s uitgeverij, 2001

Quadriga ~ F. Springer

Carel Jan Schneider was Nederlands ambassadeur in Oost-Duitsland in 1989 — het jaar dat hij met pensioen ging. Waarop een vraag wordt of hij Die Wende nog in functie heeft meegemaakt, of dat hij toen al uit Berlijn vertrokken was.

Ik vermoed dat laatste. Zullen er overigens genoeg tekenen zijn geweest dat het einde van Communistische heilstaat er al aan zat te komen. Het was in vrijwel heel het Oostblok onrustig dat jaar.

Schneider was ook de ambassadeur in Iran toen daar Ayatolah Khomeini aan de macht kwam. Een gegeven dat hij later, onder zijn schrijversnaam F. Springer, verwerkte in de roman Teheran; Een zwanezang. Waarbij het belangrijkste personage in het boek overigens niet een diplomaat is, maar een schrijver van buiten, die voor de gelegenheid wordt ingevlogen.

De roman Quadriga is opgezet volgens een vergelijkbaar sjabloon. Weliswaar speelt de ambassadeur een leuke bijrol in het boek, de eigenlijke hoofdpersoon is ook een man van elders, die in 1987 voor het eerst naar Oost-Berlijn komt, op uitnodiging van de regering, om daar reportages te gaan schrijven.

Volgt er een schier eindeloze optocht langs machthebbers in dat marionettenland, die in het boek dan nog eenmaal hun zo van de werkelijkheid losgezongen propaganda mochten spuien.

Is er net als in Teheran; Een zwanezang een schone jonge dienares van het regime waar de hoofdpersoon, in dit geval de schrijver Robert Somers, dan verkikkerd op raakt.

Ofwel, wie meerdere romans van Springer gelezen heeft, herkent al gauw de ingrediënten waarmee hij zijn leesmaaltijden het liefst bereidt. Er komt altijd een vlot pratende man in voor, type charmante oplichter, met wie het slecht afloopt — in dit geval was dat de ambassadeur [die opvallend genoeg precies Schneider’s standplaatsen had].

Er is gauw eens unieke couleur locale, waar niet zelden met spot over gepraat wordt; om het afgrijzen dragelijk te houden.

En er is melancholie. Vaak voortkomend uit een onmogelijke liefde. Waarbij die liefde doorgaans ook nog projectie is, komend van éen kant.

Biedt dat dan genoeg, om een aardig boek te krijgen? Voor mij wel. Vakmanschap genoeg bij deze auteur. Al mag het nu weer een hele tijd duren voor ik een volgend boek van F. Springer lees.

Schaakpartijen beginnen ook altijd met dezelfde tweeëndertig stukken op het bord; alleen zegt zo’n beginopstelling niets over hoe het spel vervolgens verloopt. En ik weet dat deze schrijver me vrijwel nooit teleurstelt. Enkel Teheran; een zwanezang was me te lang; al had zelfs dat boek zijn momenten.

Quadriga telt nog geen tweehonderd pagina’s. De roman springt in deze beperkte ruimte prettig heen en weer door de tijd, van verleden naar heden en weer terug — wat ook moest omdat de lezer wel weet dat Oost-Duitsland niet langer bestaat. Hoe het was in Oost-Duitsland anno 1987 werd nog éen keer heel adequaat vastgelegd. Kwam er zelfs nog een verhaaltje om de lezer door dit stuk geschiedenis te leiden, zonder dat verhaal noch geschiedenis overheersten.

En goed, hij schreef betere romans. Eerder. Alleen was dat geen oordeel dat al tijdens het lezen bij me opkwam.

F. Springer, Quadriga
Een eindspel

192 pagina’s
Singel uitgeverijen, 2010

Quissama ~ F. Springer

Ergens tijdens het schrijven voor de verhalenbundel Zaken overzee moet Springer een ontdekking hebben gedaan. Iemand als hemzelf nemen als hoofdpersoon voor een verhaal kwam met te grote beperkingen voor een boek. Hij was nu eenmaal diplomaat geworden; en al te uitgesproken kunnen die mensen niet zijn.

En vanaf dat moment komen er wel steeds Springer-achtigen voor in de verhalen, maar worden steeds heel andere types het belangrijkste personage. Op de allerlaatste boeken na dan. Maar op dat moment is de diplomaat al met pensioen, en kan die zich plots meer permitteren.

In de eerste roman na Zaken overzee lukte die omslag nog niet helemaal. In Bougainville gaat het interessantste personage namelijk meteen al dood aan het begin van het boek.

Quissama was de tweede roman volgens dat nieuwe stramien. Het boek speelt zich af in Angola, vlak na de heftigste periode in de burgeroorlog van 1975; waarbij de winnende partij het net onafhankelijk geworden land mocht gaan regeren.

De verteller van het boek werkt voor een grote Nederlandse multinational, die het nieuwe bewind melkfabrieken en dat soort zaken moet proberen te slijten. Springer blijft daar wat vaag over. Maar gegeten moet er overal, zelfs in een land met een nieuw communistisch bewind. En Nederland wil best ontwikkelingshulp bieden; als die de eigen economie ook maar ten goede komt. Dus heeft de zakenreiziger ook wel wat te bieden.

Omdat er niemand op hem wacht in Angola, en de hotels vol zijn, komt de verteller in huis bij een landgenoot. Dat is de legendarische King Velderman, die iedereen kent, en alles weet, en ook een bont verleden in de handel heeft. Springer voert weer eens een blufferig type op in zijn boek.

Velderman gaat een vriendschap aan met zijn logee, gevoed door drank, of het simpele feit dat er verder weinig te doen is.

En Velderman vertelt hem in beten en brokken een verhaal over zijn liefde voor Pauline; een fatale Française.

Dan gaan de heren op safari naar het park Quissama, om olifanten te kijken, en daarbij gaat er iets mis. Wat dan weer noopt om te wegen of alles wat Velderman verteld heeft wel helemaal waar was.

En toen ik Quissama voor de eerste keer las, misschien wel vijfentwintig jaar geleden, deed het boek me wel iets. Maar nu vind ik dat Springer de dood toch iets te makkelijk inzette als verhaalelement. En ook denk ik, wegend, dat er aan zijn dikste romans toch altijd net iets mankeert. Dat mijn voorkeur naar de novelles en verhalen uitgaat, bij hem.

F. Springer, Quissama
144 pagina’s
Grote Lijsters 1996, oorspronkelijk 1985

Shah of Shahs ~ Ryszard Kapuściński

Door dit leesdagboek ben ik er achter gekomen hoe prettig het kan zijn om kort op elkaar boeken te lezen die goed te vergelijken zijn. Komen die uitgaven van dezelfde schrijver, dan verrijkt dat mijn blik op alle titels gauw. Zijn de boeken juist van verschillende auteurs dan kan er iets prettig vonken in de botsing tussen hun beider opvattingen.

Alleen werkt deze aanpak niet altijd.

Toen ik de roman Teheran, een zwanezang van F. Springer wilde herlezen, was het de bedoelding om daar Shah of Shahs van Ryszard Kapuściński naast te zetten.

Dat was alleen al aardig geweest om het contrast tussen de uitgangspunten van de auteurs. Springer werkte als ambassadeur in Iran, en diende daarmee goede relaties te onderhouden met welk regime er maar de macht had. Zo’n ambassade is vaak allereerst een handelspost, die de belangen van de Nederlandse industrie in den vreemde behartigt.

Zet daar dan Kapuściński tegenover, die komend uit een dictatuur ging beschrijven hoe een andere dictatuur eruit zag. Wat zoal de middelen waren van een regime om de bevolking eronder te houden. Die een boek schrijft dat laat zien hoe een revolutie wel onvermijdelijk werd — terwijl hij ook opmerkt hoe zeldzaam revoluties eigenlijk zijn. Verschilde de situatie in zo veel landen elders nu echt met die in Iran?

Maar Springer’s Teheran, een zwanezang bleek bij herlezing een veel te matige roman om die nog eens te laten contrasteren met een klein meesterwerkje van reportagekunst. Daar had ik in vergelijking dan helemaal niets meer van overgelaten.

Shah of Shahs is Kapuscinski’s beste boek. Dat oordeel had ik al, en het werd bij herlezing bevestigd. Zelfs al zijn diens aantekenboeken dan misschien de boeken om vaker naar terug te keren.

Ook nu weer viel op hoe beknopt Shah of Shahs is, met zijn 140 pagina’s tekst in een vrij grote letter. Hoeveel details het desondanks biedt, en hoe goed Kapuściński die dan beschrijft — want opvallend veel kon ik me herinneren.

En, hij komt zelf nauwelijks in het boek voor; anders dan in de rest van zijn boeken.

Kapuściński laat zichzelf een paar keer over straat lopen, en met mensen praten. Uit de beschrijvingen blijkt bovendien dat hij in Teheran is geweest, en het zo theocratische Qom; waar Khomeini woonde. Maar dat zijn eerder verteltrucs, dan bepalende wendingen in het verhaal.

Net als dat hij een opvallende truc heeft om de recente geschiedenis van Iran samen te vatten tot het moment van de revolutie. Kapuściński gebruikt daarvoor een reeks foto’s, om al associërend vanuit die afbeeldingen tot een verhaal te komen.

Vanzelfsprekend staan die foto’s niet in het boek afgebeeld.

Sterkste verteltruc staat evenwel op de pagina’s waarin wordt uitgelegd waarom het moderniseringsoffensief van de laatste Sjah wel moest mislukken.

Toen Iran zeker was dat het miljarden ging verdienen uit de olie onder het land, kondigde de Sjah trots aan dat hij daarmee het land in tien jaar op een zelfde beschavingspeil ging brengen als welk Westers land ook. Dus werd er meteen ook maar van alles besteld. En toen waren er geen havens, waar de schepen met hun ladingen binnen konden varen. En toen die er wel waren, ontbraken pakhuizen om de goederen op te slaan. En toen er pakhuizen waren gebouwd, ontbraken er vrachtwagens om de goederen het land in te brengen. Kwamen de vrachtwagens er, ontbraken de chauffeurs.

De samenvatting hier doet geen recht aan de hypnotiserende anderhalve pagina die Kapuściński aan deze problemen wijdt.

En de inhoud van die anderhalve pagina doet dan weer geen recht aan het werkelijke probleem. Dictaturen houden alles het liefst klein, onder ons, en hebben geen zin om nieuwe elites op te leiden. Iran kwam een klein miljoen experts tekort op allerlei gebied om de sprong vooruit te maken, en dat tekort was vooral ontstaan omdat de Sjah het universitair onderwijs in eigen land vrijwel onmogelijk maakte. Universiteiten waren maar vervelende plaatsen van onrust.

Iraniërs genoeg die een hogere opleiding volgden; alleen deden deze dat bijna allemaal in het buitenland. Verspreid. Zodat zich geen kliekjes vormden van opstandige jonge mensen. 1

Daarmee wordt het bijna vanzelfsprekend dat de voornaamste weerstand tegen het bewind groeide binnen het enige instituut waar de barbaarse geheime politie niet almachtig was. De moskeeën in het land.

Shah of Shahs bestaat uit twee delen. Het eerste schetst wat Iran voor land was, en waarom een revolutie daar broeide. Het tweede vertelt iets over wat er gebeurde toen de revolutie kwam.

Daar was op het moment van schrijven alleen veel minder duidelijkheid over te geven. Kernzin daarbij luidt wel:

Dissent soon broke out in the revolutionary camp. Everyone had opposed the Shah and wanted to remove him, but everyone had imagined the future differently. [148]

En door dit boek, en de parallellen die het maakt met de situatie in Polen — voor wie deze wil zien — ben ik voor het eerst echt nieuwsgierig geworden naar die zo kritische biografie over Kapuściński.

Boeken kennen is éen ding. Daartoe volstaat het al gauw om zo’n ding te lezen. Weten hoe een boek ontvangen werd door het publiek waarvoor het geschreven werd, is al iets anders.

Ryszard Kapuściński, Shah of Shahs
152 pagina’s
Penguin Modern Classics 2006, oorspronkelijk 1985
vertaling van Szachinszach, 1982
  1. Zo bezien is internet een revolutionair wapen. []

Tabee, New York ~ F. Springer

In zijn latere boeken is de hoofdpersoon bij Springer nogal eens een man met een onmogelijke liefde voor een vrouw. Al blijft dan wel prettig vaag of het nu echt liefde is, of gewoon projectie van een veel onbestemder verlangen.

De vroege novelle Tabee, New York heeft ook zo’n man als hoofdpersonage, die onverwacht een eerder onbereikbare vrouw ontmoet. En misschien is dit mijn favoriete Springer-boek, omdat het dan wel even wat tussen beide wordt. Terwijl dit toch helemaal niet kan. En het verhaal alleen zo al eens een wat ander commentaar biedt op dat thema van de onmogelijke liefde.

Het boek gaat over een diplomaat, die werd uitgezonden naar New York. Het wordt zijn allereerste werkplek op een consulaat, terwijl hij inmiddels toch al in de dertig is.

Het verhaal speelt zo’n twintig jaar na de Tweede Wereldoorlog, als de herinneringen aan die tijd nog vrij algemeen leven.

Door een uitnodiging van een club Indische Nederlandse komt hij met twee oud-klasgenoten in contact, die inmiddels getrouwd zijn. De man van hen heeft hij nooit gemogen. Dat is éen van die opscheppers die de boeken van Springer altijd zo plezierig bevolken. Maar die vrouw, dat is toch een heel ander verhaal.

Enfin, dan zie ik nu, als cynisch geworden lezer, dat Springer in zijn latere werk beter schrijft. En het was ook raar om deze novelle zo kort op Kandy te lezen, waarin de personages al zo veel verder van de kamptijd in Indië afstaan, en er toch ook die aantrekkingskracht speelt tussen een jongen en een meisje.

Maar waar ik vreesde dit boek in mijn herinnering mooier te hebben gemaakt dan het is, was dat toch niet zo. Het werkte nog net als bij de eerste keer lezen. In éen zitting uit.

F. Springer, Tabee, New York
90 pagina’s
Em. Querido’s uitgeverij; 1974

Teheran, een zwanezang ~ F. Springer

Kan het zijn dat ik Springer zo lang niet wilde lezen, omdat deze roman alle goodwill bij mij voor hem in éen keer heeft uitgewist? Dat Teheran, een zwanezang gewoon het einde betekende van mijn interesse?

Ik kan namelijk niet uitsluiten dit boek eerder te hebben gelezen, en er toen teleurgesteld over te zijn geweest. Omdat mijn lezing nu evenmin veel vreugde bracht.

Toegegeven, er staan prachtige stukken in. Vooral in de laatste honderd pagina’s. Als het bewind van de Sjah gevallen is, en alle buitenlanders in Teheran de winter moeten verbeiden omdat er geen vliegtuigen het land uit gaan.

Springer was onder zijn echte naam Schneider diplomaat in Iran, toen Khomeini er de macht kreeg. Duidelijk is dat hij veel eigen ervaringen over die tijd in dit boek verwerkt heeft. En het is merkwaardig om een machtswisseling mee te maken die enerzijds een geheel binnenlandse aangelegenheid is, maar tegelijk wel terloops het leven van jou of je naasten wegnemen kan.

Probleem is ook niet eens dat Springer het verhaal van die roerige tijden niet sec wilde vertellen, maar daarvoor een complete buitenstaander liet invliegen. Of dat dit een licht karikaturale broodschrijver is, die ter propaganda een bestseller moest komen schrijven over de Sjah, en zijn verlichte bewind. Is goed te billijken dat deze broodschrijver extra interesse in het land krijgt omdat hij verliefd wordt op zijn schone Perzische secretaresse.

Zelfs de opzichtige truc om een negentiende-eeuwse schelmenroman in te brengen — The Adventures of Haji Baba of Ispahan — om daar zo af en toe naar te verwijzen, kon allemaal.

De roman miste alleen een dwingende vorm. En daarmee tempo. Terwijl Springer voorheen nu juist zo uitblonk in suggestie, en er op de pagina’s van zijn boeken ongezegd heel wat gebeuren kon, las dit dikke boek, waarin hij zo stevig uitpakte met beschrijvingen, gewoon niet lekker.

Kunnen er nog zo veel humoristische dialogen in staan.

F. Springer, Teheran, een zwanezang
376 pagina’s
Em. Querido’s uitgeverij, 1991

Zaken overzee ~ F. Springer

Hoe autobiografisch zijn de vier verhalen in deze bundel? Dat is een merkwaardige vraag, die me normaal bij fictie niet zou horen te interesseren, maar nu ineens toch doet.

Er zijn parallellen aan te wijzen tussen de levensloop van de diplomaat Carel Jan Schneider [1932], en de Frank[ie] Springer in dit boek. Vele details over de repatriëring naar Nederland voelden als echt, in het openingsverhaal ‘De verovering van Bandung’.

Net zo geldt dat voor de gekleurde weergave van de opleiding tot bestuursambtenaar, in het titelverhaal ‘Zaken overzee’.

Maar dat Schneider/Springer op post in Nieuw-Guinea kritisch rapporteerde over de agressieve controleur Gonsalves [Gun salvos] ontbreekt dan weer geheel in dat verhaal. En net zo heb ik bij de laatste twee verhalen, als de hoofdpersoon inmiddels diplomaat is geworden, niet het idee iets te lezen dat per se autobiografisch is. Dat zijn ook twee perfect afgeronde vertellingen; beide keren over een kleurrijke man die even het pad van verteller kruiste.

Misschien is het ook enkel de onhandigheid van Springer in die eerste twee verhalen waardoor sommige elementen zo authentiek ogen. Ze bieden vele draadjes die wel even gevolgd worden, maar dan ook zo maar worden losgelaten; zonder ooit stevig te zijn afgehecht.

Zo veel had hij op het moment van schrijven ook nog niet gepubliceerd.

Zaken overzee kocht ik indertijd toen Springer het boekenweekgeschenk mocht schrijven, in 1991. Dat ik het ooit eerder heb gelezen, bleek nu nergens uit. Dus was het alsof me een geheel nieuw boek van deze auteur onder ogen kwam. En ook dat droeg aan mijn grote waardering bij.

F. Springer, Zaken overzee
Verhalen

166 pagina’s
Em. Querido’s uitgeverij 1990, oorspronkelijk 1977