Bougainville ~ F. Springer

► door: A.IJ. van den Berg

Twee van Springer’s romans zijn ietwat mislukt. Teheran, een zwanezang is te lang, en dat kan een schrijver moeilijk vergeven worden. En Bougainville ontbeert een duidelijke hoofdlijn, en dus focus, wat niet gecompenseerd wordt door de kwaliteit van de nevenvertellingen.

Tegelijk heb ik deze roman altijd zeer sympathiek gevonden.

Deze herlezing bracht me twee verrassingen. Ten eerste nader ik zo meteen de leeftijd van de voornaamste verteller van het boek. Dat is de diplomaat Bo, die enige trekken deelt met de auteur van het boek. Ook deze man schrijft in zijn vrije tijd verhalen, die worden uitgegeven. Eén uitspraak van hem, tegenover een oud-klasgenoot, dat vanzelfsprekend alles gelogen is in de verhalen, zal later terugkeren als titel van een Springer-bundel. Daarin zijn onder meer lezingen opgenomen, en een groot interview met de auteur.

Net als de hoofdpersoon zou ik inmiddels een reünie kunnen bezoeken van een examenklas, ruim vijfentwintig jaar terug. Alleen trekt mij niets aan zo’n evenement. Maar de hoofdpersoon van het boek brengt daar juist meer tijd door dan hij eigenlijk wilde.

Er is dan ook wel iets om op terug te kijken.

De eigenlijke hoofdpersoon van de roman is een oud-klasgenoot, die tegelijk meer was dan dat. Het was de enige vriend van de verteller, en deze vriendschap dateert van heel ver terug, in Nederlands-Indië nog.

Alleen gaat deze vriend al dood aan het begin van het boek. En daarmee bestaat een deel van de roman uit een reconstructie van diens frustraties. Want, hoe kwam het eigenlijk dat hij stierf, in zee bij dat verlaten strand in Bangladesh?

Er zijn dagboeken, die toevallig in handen van de verteller komen. Omdat de dagboeken slechts de aantekeningen lijken van de grootvader van de dode vriend. Ook diens verhaal speelt nog door deze roman; waarmee de geschiedenis ineens terugtelt tot Multatuli.

Dat is dan ook het probleem van dit boek.

Door alle aandacht voor die dode vriend wordt wel weer waarschijnlijk waarom er in elk boek van Springer wel een opschepperig type voorkomt. De auteur kon ook zelf weleens hecht bevriend zijn geweest met zo’n jongen; die enerzijds onuitstaanbaar was, maar tegelijk toch ook dingen liet gebeuren.

En zo waren er wel meer opmerkingen over het schrijversschap van Bo die me niet helemaal fictief leken.

Enfin, op de schoolreünie wordt nog éen en ander duidelijk over de dode vriend en een klasgenote. Want, dit is overwegend toch een melancholisch boek. Waarin mensen zich afvragen wie ze ooit waren, en waar het met hun dromen is misgegaan. En die ietwat treurige ondertoon, het gevoel van verlies dat toch geen depressie oplevert, daar ben ik erg gevoelig voor.

F. Springer, Bougainville
Een gedenkschrift

138 pagina’s
Grote Lijsters 1991, oorspronkelijk 1981

[x]