Aarzeling ~ Jean-Philippe Toussaint

Van alle boeken die Toussaint heeft geschreven over niets, nietst het niets wel het meest in De aarzeling. Tegelijk bevat deze roman enkele momenten van pure slapstick, die haast alles compenseren.

Een plot ontbreekt vrijwel geheel. De intrige is samen te vatten met de regel: man reist met zijn acht maanden oude zoon naar een hotel aan de kust, met als doel een vriend te bezoeken in de buurt, die niet thuis blijkt te zijn.

Alleen kost het herhaalde bezoeken aan diens huis om te ontdekken dat de vriend niet eens wist van zijn komst, en dat er ook een goede reden is voor de afwezigheid.

En tegelijk werkt dit boek voor mij op meer dan éen manier. De opzet van de roman roept iets roezigs op. Dat onhandige gescharrel van die man met dat naamloze jongetje doet wat.

Dit was indertijd wel het laatste boek van Toussaint waarin zo weinig plaatsvindt, en hij zo openlijk met het absurdisme van het dagelijkse speelde. Ik vind dat jammer.

Uiteindelijk, om ongestoord mijn inkopen te kunnen doen, vroeg ik aan een oude dame die in de rij stond voor de kassa of ze zo vriendelijk wilde zijn even op de kleine te passen, zodat ik in die tijd een paar boodschappen kon doen. Dat wilde de dame best, en toen ik aan de voetjes van mijn zoon neerhurkte om hem uit te leggen dat hij even bij mevrouw zou blijven en dat hij haar een kusje moest geven, zag mijn zoontje er ineens uit als een hoopje ongeluk, in zijn wagentje. Maar ze is heel lief, de mevrouw, zei ik. Hoe heet u, mevrouw? Marie-Ange, zei de dame die naderbij was gekomen en zich had voorovergebogen naar mijn zoon. Marie-Ange is heel lief, zei ik tegen mijn zoon, je wilt haar toch wel een kusje geven? Kijk, ik geef Marie-Ange een kusje, zei ik (en ik gaf de mevrouw een kusje, wat haar enigszins scheen te verwonderen). [13-14]

Jean-Philippe Toussaint, De aarzeling
111 pagina’s
Van Gennep, 1992
Vertaling door Marianne Kaas, van La réticence, 1991

Badkamer ~ Jean-Philippe Toussaint

Toussaint heeft een nieuwe roman uit. Vluchten heet die in vertaling. En ik heb dat boek gekocht om het op te sparen voor het juiste moment. Ik verwacht er weer iets speciaals van. Een goede fles wijn gaat ook niet op een grauwe dinsdagmiddag open voor enkel de roes.

Gelukkig zijn er al die oude Toussaint’s nog, die ik wel mag lezen. Al was het maar om weer aan zijn toon te wennen. Want, zoals Buster Keaton filmde, zo schrijft deze geboren Brusselaar; beendroog, en uiterst flegmatiek. Ik kan daar vreselijk om lachen. Maar het is me nooit gelukt anderen aan te duiden waarom Toussaint lezen mij zo blij maken kan.

De badkamer was zijn debuut. Het is verreweg het grappigste boek over depressie dat ik ken – en daardoor misschien het meest inzichtrijk. Omdat de stoornis nooit zo benoemd wordt, maar de lezer het juist volkomen normaal vindt dat de hoofdpersoon zich terugtrekt uit het leven. Zich dagenlang in de badkamer opsluit, en het daar wel prettig vindt ook. Wie gek wordt, weet dat niet van zichzelf. En zolang hij het verhaal maar vertelt, hoeven anderen daar ook niets van te merken.

Onbeweeglijkheid is geruststellend, zo stelt de hoofdpersoon. Maar de wereld zit zo niet in elkaar. Alles stroomt de hele tijd maar door. Verandering is voor iedereen normaal, behalve volgens degene die daar vanuit rust naar kijken gaat.

Gelukkig bestaat er dan ook nog de liefde, ach ja de liefde, en die levert een reden op de badkamer definitief te verlaten nadat de hoofdpersoon zich daar voor de tweede maal in heeft teruggetrokken.

Groots, ondanks het geringe aantal bladzijden.

Jean-Philippe Toussaint, De badkamer
100 pagina’s
Uitgeverij Van Gennip 1986
Vertaling van La salle de bain

Fototoestel ~ Jean-Philippe Toussaint

De dunste boeken zijn vaak het dikst. Wat Jean-Philip Toussaint maar weer eens bewees met zijn roman Het fototoestel.

Ogenschijnlijk gebeurt er nauwelijks iets in dit boek. De hoofdpersoon meldt zich voor rijlessen aan op het kantoor van een rijschool, maar hij neemt daarbij niet alle bescheiden mee die in zijn dossier zouden moeten. Dat noopt hem tot een terugkeer. En vervolgens spreekt het volkomen vanzelf dat hij iets begint met de jonge vrouw die de rijschool runt.

Prettig aan deze vroege Toussaint, is dat de schrijver nog zo graag het absurdisme laat zien van volkomen normale situaties. Soms melkt hij dit wat uit, zodat het al schmierend slapstick wordt, maar dat kan ik geen probleem vinden.

Wat me verder aan het boek opvalt, is dat er bijna geen letter dialoog in staat. De hele roman bestaat een interne monoloog van de hoofdpersoon.

Ik schrijf dit verkeerd op. Het valt juist totaal niet op dat er geen letter dialoog in voorkomt. De stemmen van de andere personages worden geen moment gemist. Het volstaat alleen de hoofdpersoon aan het woord te horen, en om tijdens het lezen ook na te denken over wat die allemaal niet vertelt.

Jean-Philippe Toussaint, Het fototoestel
89 pagina’s
Uitgeverij Van Gennep, 1989
Vertaling door Marianne Kaas van: L’appareil-photo

Liefde bedrijven ~ Jean-Philippe Toussaint

Eigenlijk zou ik de romans van Jean-Philippe Toussaint vreselijk moeten vinden. Meer dan enkele malen een wisseling in sfeer overbrengen, doen ze meestal niet. Er gebeurt weinig. Daarbij zijn ze vreselijk traag.

En ik geef toe dat zijn boeken me ook weleens tegenvallen. Zoals me met zijn vorige roman gebeurde.

Maar als ik hem op het goede moment lees; als ik bevattelijk ben voor de beschreven sfeer, en de vervreemding die uit het boek spreekt volkomen begrijpelijk is, dan ontstaat er zoiets als een roes. Dan is Toussaint éen van de weinige schrijvers die het lezen van zijn woorden tot een diep gevoelde belevenis kan maken.

Bij het herlezen van Liefde bedrijven was die roes er weer eens.

Het verhaal van deze roman is simpel. Een man reist met zijn vrouw/vriendin mee naar Japan, waar zij haar haute couture gaat promoten. Hij is er niet op zijn plek. Ook aan haar heeft hij geen houvast. Het enige dat hem wel zekerheid biedt, is een klein flesje met zoutzuur in zijn zak; en de gedachte wat daar toch eens mee te doen.

Toussaint lees ik om hoe hij bevreemdende aspecten weet te pakken die er zijn in ons dagelijks bestaan. En daarmee ook om de humor die zo ontstaat.

Jean-Philippe Toussaint, Liefde bedrijven
155 pagina’s
Uitgeverij Bert Bakker, 2004
Vertaling door Marianne Kaas van Faire l’amour, 2003

Meneer ~ Jean-Philippe Toussaint

De tweede roman van Toussaint is dit, en hij lijkt me wat mislukt. Veel vorm zit er niet aan. En anders dan in zijn latere boeken, maakt de schrijver ook niet de indruk complete controle te hebben over al die vormeloosheid.

Toch heb ik er een zwak voor.

Ondertussen bevat deze roman wel een aantal van de meest geslaagde scènetjes die Toussaint ooit schreef. Maar een hele reeks aan korte scènetjes maakt nog geen boek. Hoe grappig absurd sommige daarvan ook uitpakken. Hoe sympathiek de hoofdpersoon mij ook is, als hij de ouders van zijn ex blijft lastigvallen of er nooit iets veranderde.

Meneer heet niet anders als meneer in deze roman. Hij werkt als PR-functionaris voor Fiat-France. Maar dat werk doet er verder nauwelijks toe, al begint dit boek veelbelovend met de beschrijving van hoe meneer zijn nieuwe kantoor inricht.

En zo zwenkt Toussaint telkens een andere kant op dan de lezer denkt te mogen begrijpen. Gelukkig is het boek te kort om geheel onoverzichtelijk te worden.

Jean-Philippe Toussaint, Meneer
94 pagina’s
Van Gennep, 1987
Vertaling door Marianne Kaas van: Monsieur

Naakt ~ Jean-Philippe Toussaint

De Waalse schrijver Toussaint heeft een wat merkwaardige positie in mijn boekenkasten. Hij is bijvoorbeeld de enige Belg die ik vrijwel compleet heb — op Willem Elsschot na dan; alleen paste diens oeuvre toevallig al geheel in éen kaft.

En toch heb ik voor slechts éen van zijn boeken ooit de volle prijs betaald: Vluchten. Die roman was opvallend veel dikker dan alles wat er aan voorafging. En dat beloofde, zo dacht ik toen nog.

Ofwel, telkens als er een nieuwe titel verschijnt van Jean-Philippe Toussaint ga ik er vanuit dat het boek na 2½ à 3 jaar wel verramsjt zal worden. En tot nu toe kwam dit vooroordeel altijd nog uit.

Haast is er dus nooit om de nieuwste Toussaint te gaan lezen. Haast past trouwens ook helemaal niet bij het soort boeken dat hij schrijft. Want veel aan verhaal bieden deze romans nooit. Het gaat daarin om sfeer. En mij gaat het ook om de prettige ontregeling die de schrijver soms even weet aan te brengen in de tekst, met vaak niet meer dan éen luttel absurd zinnetje.

Deed hij alleen dat ontregelen in zijn eerste boeken wat vaker.

Naakt/Nue is alweer het vierde boek over de relatie tussen een ik-figuur en Marie. Die overigens nu al twee boeken uit elkaar zijn ook.

Over die ik-figuur kwam de lezer daarbij nauwelijks iets te weten. Over Marie daarentegen wat meer. Behalve dan zoiets elementairs als hoe ze eruit ziet.

Marie heeft dan ook iets volmaakts. Ze ontwerpt mode, houdt shows in Japan, en heeft hele sloten mensen voor zich aan het werk — enkel om haar intellectuele eigendomsrechten te bewaken — en toch gaat er weleens iets in haar leven mis. En de ik-figuur vertelt juist daar dan nogal uitgebreid over. Deert niet dat hij lang overal niet bij kan zijn geweest.

Deze roman biedt onder meer episodes met een honingjurk op een catwalk in Japan, een merkwaardige ontmoeting tussen de ik-persoon en Marie in een café, en hoe zij samen naar het huis van haar pas overleden vader gaan op Elba. [Een gegeven dat ook speelde in de roman Vluchten ].

Is er bovendien een onverwachte cliffhanger, die doet vermoeden dat er nog wel een vijfde deel zal komen in deze reeks.

Toussaint blijft vreemd genoeg de enige romanschrijver van wie ik dan zo’n volgende boek ook lezen ga. Ondanks dat het zo slecht te benoemen is wat er in die romans gebeurt. Wel geeft hij eindeloos veel details, die andere auteurs altijd weglaten, wat op zich zijn werk al uniek maakt.

Dus zal zijn aantrekkingskracht voor mij in de wat scheve manier van kijken zitten; zoals ik bijvoorbeeld eveneens over een journalist als Marcel van Roosmalen constateerde.

Heel het leven zit vol merkwaardige toneelstukjes — tenminste, zo ervaar ik dat — waarin wij dan iemand anders nogal vreemd zien doen, of waarin onszelf niet kunnen zijn, omdat er dan even nadruk komt te liggen op een wel heel klein aspect van onze persoonlijkheid. En ik ben erg dankbaar voor schrijvers van wie ik vermoed dat ze diezelfde licht surreële en absurdistische mechanismen ook zien.

[ wordt vervolgd ]

Jean-Philippe Toussaint, Naakt
157 pagina’s
Prometheus, 2014
vertaling door Marianne Kaas van: Nue, 2013

Televisie ~ Jean-Philippe Toussaint

Kurkdroog beschreven slapstick, dat was wat de eerste boeken van Jean-Philippe Toussaint me brachten. En de roman La télévision is alleen al door de lengte een hoogtepunt in dat vroege deel van zijn œuvre. Al gebeurt ook in dit boek nog heel weinig.

Hierna veranderden zijn romans van toon, werd er ineens wel in gehandeld, en verdween het pure absurdisme. Jammer genoeg.

Toch heeft La télévision ook een vrij triest uitgangspunt.

De roman gaat over een Franse kunsthistoricus, die met een werkbeurs in Berlijn is aangeland, om daar onderzoek te doen naar Titiaan. Want er schijnt een interessant verband te zijn tussen Titiaan en Augsburg.

En het lukt deze man maar niet om met zijn werk te beginnen. De plannen bedenken was zo veel leuker dan ze uitvoeren.

Dus neemt hij een besluit dat de koers van zijn leven radicaal moet veranderen. Hij besluit geen televisie meer te kijken. Zodat die uitvlucht om tijd aan te besteden er niet meer is.

In een roman die nu zou spelen zou zo iemand zichzelf de toegang tot internet ontzeggen. En dat had misschien nog wel een sterker uitgangspunt opgeleverd.

Het leven van de kunsthistoricus wordt geschetst in traag uitgesponnen scènes, die voor mij juist door vaak pijnlijke lange zinnen, en de droge exactheid waarop alles verteld is, steeds grappiger worden. Elk leven bestaat uit merkwaardige toneelstukjes; waarin ieder van ons dan even een rol aanneemt. Soms is er even een schrijver nodig om me daaraan te herinneren. Wat Toussaint dan extra goed lukt door zijn belangrijkste personage niet zelden een handicap mee te geven in de situatie waarin deze zich bevindt.

Kleedt hij zich een keer helemaal uit tussen alle blote Berlijners aan die binnenzee, ontmoet hij een volledige geklede Cees Nooteboom, en de man die verantwoordelijk is voor zijn werkbeurs.

Hoogtepunt in de roman is ook zoiets onbenulligs de terugkeer van de onderburen. De hoofdpersoon had beloofd op hun planten te passen tijdens hun vakantie. Is dat natuurlijk grotendeels vergeten, en moet op het laatste moment nog behoorlijk redderen.

Met de komst van zijn vrouw en zoontje naar Berlijn schaft de man een tweede televisie aan — opdat zijn echtgenote in de slaapkamer kijke, en hij zijn boycot in de woonkamer handhaven kan. Want anderen moeten niet lijden onder zijn zelfgekozen banvloek.

Tegelijk zit er veel waars in de kritiek die Tousssaint zijn hoofdpersoon laat spuien over de televisie als medium.

scheiding

Een van de voornaamste kenmerken van de televisie wanneer ze aanstaat is dat we op kunstmatige wijze permanent alert worden gehouden. Want de televisie zendt constant signalen uit naar onze geest, allerlei lichte prikkels, zowel visuele als auditieve, die onze aandacht gevangen en onze geest op zijn hoede houden. Maar nauwelijks heeft onze geest, wakker geschud door die signalen, zijn krachten verzameld met het oog op reflectie, of de televisie is al overgegaan op iets anders, op het volgende, op nieuwe prikkels, op nieuwe signalen die net zo indringend zijn als de vorige, zodat in plaats van waakzaam te blijven door die eindeloze stroom bedrieglijke signalen, onze geest op den duur, wijs geworden door de slechte ervaringen waarmee hij zojuist is geconfronteerd en waarschijnlijk verlangend zich niet nogmaals te laten misleiden, de ware aard van de signalen die hij opvangt van tevoren incalculeert en liever dan zich opnieuw schrap te zetten met het oog op reflectie, juist verslapt en zich willoos laat meedrijven met de beelden die hij krijgt voorgeschoteld. Zo blijft onze geest, als het ware verdoofd door de geringe mate van stimulering terwijl er tegelijkertijd een zo groot appel op hem wordt gedaan, voor de televisie in hoofdzaak passief. [16]

Jean-Philippe Toussaint, De televisie
174 pagina’s
Van Gennep, 1998
vertaling door Marianne Kaas van La télévision, 1997

Vluchten ~ Jean-Philippe Toussaint

Toussaint wordt een steeds betere schrijver. Dat is verheugend. Maar tegelijk raakt hij ook iets kwijt dat mij in zijn eerste boeken zo vreselijk aantrok. Hij ontregelde daarin meer; bracht op een heel prettige manier soms krankzinnig humoristische toetsen aan.

Nu komt de bevreemding vooral door vreemde wendingen in het verhaal zelf, doordat Jean-Philippe Toussaint wel allerlei opvallende details geeft, maar lang niet genoeg om de lezer alles te vertellen. Hij gebruikt ook nogal veel lange zinnen in dit boek, die al kronkelend informatie en sfeer weergeven.

Toch lijkt het of er cruciale pagina’s missen. Het boek kan ook wel zonder, maar dit maakt toon daardoor belangrijker dan verhaal.

Deze roman is nu opgebouwd uit drie gedeelten, elk met een andere toon. Elk met andere vragen.

Waarom is de verteller in China, om daar dat geld te overhandigen?

Voor wie moet het hele stel vluchten?

En dat de verteller plots uit China vertrekt om de begrafenis op Elba bij te wonen van Marie’s vader is te begrijpen. Maar waarom doen zij vervolgens zo raar tegen elkaar?

Misschien is mijn oordeel over dit boek het best weer te geven met de constatering dat ik het waarschijnlijk nooit meer in zijn geheel zal herlezen. Alleen in het derde deel doet Toussaint aan het eind iets heel bijzonders dat ik nog weleens wil bekijken.

Die eerdere boeken van hem zijn minder goed te onthouden, verrassen meer, en zijn daardoor juist bijzonder goed te herlezen. Dat maakt voor mij een groot verschil.

Jean-Philippe Toussaint, Vluchten
174 pagina’s
Uitgeverij Prometheus, 2007
Vertaling van Fuir, 2005

Waarheid omtrent Marie ~ Jean-Philippe Toussaint

Serieel lezen heeft doorgaans nut. Want kennis over de ene tekst kan de blik scherpen waarmee de volgende tekst wordt bekeken.

En toch kunnen door zo’n vergelijking inzichten ontstaan die je liever niet had.

De waarheid omtrent Marie is de derde roman van Jean-Philippe Toussaint [1957] in een reeks van inmiddels vier met dezelfde twee hoofdpersonages. En ineens stoorde me het vertelperspectief van deze boeken wat. Omdat ik twee van de uitgaven las in korte tijd.

Het verhaal komt namelijk tot de lezer via een ik-figuur, over wie vrijwel alles onbekend blijft — behalve dan dat hij een moeizame relatie heeft met de grillige mode-ontwerpster Marie. In deze roman is het uit tussen die twee.

Die ik-figuur ondertussen weet werkelijk alles over wat er in Marie’s leven gebeurde. Tot in de meest typerende details; en Jean-Philippe Toussaint kleurt zijn boeken traditioneel in met talloze details.

Dus enerzijds lijken deze romans geschreven vanuit een heel ouderwets perspectief; er lijkt een alwetende verteller te zijn. En vervolgens stapt die alwetende verteller ook weleens het boek in, opvallend genoeg steeds als het erop aankomt om het personage Marie troost te gaan bieden.

Bestaat er volgens de literatuurtheorie ook een Pygmalion-perspectief? Waarin een frustraat zijn verzinsels voor beter houdt dan de werkelijkheid ooit zou kunnen bieden?

Marie heeft nogal eens troost nodig in deze roman. Tijdens het eerste boekdeel sterft haar nieuwe minnaar in haar bed, als Parijs onder een hittegolf lijdt. En in het tweede boekdeel onweert het, op een vliegveld in Japan, wat het Marie en haar dan nog levende minnaar nogal moeilijk maakt een duur paard van hem in te schepen in een vrachtvliegtuig.

Enkel in het derde boekdeel is de ik-figuur er de hele tijd bij, en kan hij het werkelijke verhaal ook kennen. Marie heeft hem dan uitgenodigd mee te reizen naar het huis van haar gestorven vader op Elba — waar ze dan tot zijn teleurstelling apart slapen. Alleen verstoort een brand verderop ook de breekbare idylle daar.

Hielp aan mijn waardering niet mee dat de verteller meer dan eens benadrukt dat Marie in sommige situaties enkel een T-shirt draagt, en daar dus naakt onder is. Daar kleeft dan aan dat ik oude-mannen-fantasietjes aan het lezen ben.

Nu gaat het in Toussaint’s romans nooit om de verwikkeling, laat staan om een plot. Interessant is niet wat er aan verhaal komt, maar hoe dit verhaal wordt uitgeserveerd. Aan welke handelingen de auteur wel aandacht schenkt in het boek, of wat hij daarin beschrijft — omdat ook nogal wat betekenis heeft waar hij helemaal geen aandacht aan schenkt.

Slaat zo’n roman bij me aan, dan is er geen prettiger lezen dan de zo trage uitgesponnen verhalen die Toussaint telkens biedt. En het raadsel blijft dat hij ook de enige auteur is van wie ik kan verdragen dat er uiteindelijk bijna niets in zijn boeken gebeurt.

Dat er in De waarheid omtrent Marie weer iemand sterft, net als eerder in de reeks haar vader, is namelijk niet waar het verhaal om gaat.

Jean-Philippe Toussaint, De waarheid omtrent Marie
199 pagina’s
Prometheus, 2011
vertaling door Marianne Kaas van La Vérité sur Marie, 2009

Zelfportret (in den vreemde) ~ Jean-Philippe Toussaint

Dit zelfportret van Jean-Philippe Toussaint is vooral een reisboek. Tegelijk komt de lezer zelden iets te weten over waarom Toussaint ineens ergens is, en worden veelal decors geschilderd — niet wat zich daarvoor afspeelt.

Nu ja, hij bezocht Vietnam om daar iets met andere schijvers te doen, op een congres.

En goed, de reportages over Japan leveren wellicht achtergrondinformatie op over de latere boeken van de auteur.

Terwijl ik me spontaan probeerde te herinneren wat me sinds gisteren van dit boek was bijgebleven, waren dit ook maar twee scènes. In de ene deed Toussaint mee aan een jeu-de-boules-toernooi, om daarbij een ham te winnen. In de tweede bezocht hij in Japan een dubieuze sextent, waarbij hij vooral weerzin over het gedrag van de andere gasten voelde.

Is dit veel? Is dat weinig?

Ik was het bestaan van dit boek vergeten, en dat het gewoon in mijn kast stond. Zo’n boek is het. Geen tel vervelend om te herlezen, maar tegelijk geen moment beklijvend.

Jean-Philippe Toussaint, Zelfportret (in den vreemde)
95 pagina’s
Van Gennep, 2000
Vertaling uit het Frans door Marianne Kaas van: Autoportrait (à l’étranger), 2000