Als het maar niet op ons lijkt ~ Eva Hoeke & Marcel van Roosmalen

Miłosz schreef ooit dat als er een schrijver geboren wordt in een familie, dat het einde is van die familie.

Maar wat als jij het kind wordt van auteurs? En je op de wereld komt als dochter van een man en een vrouw die allebei columns schrijven in kranten, waarvan het autobiografische gehalte nogal eens hoog is? Arm meisje… Vanaf het begin al geen kans gehad.

Hopelijk zetten Eva Hoeke en Marcel van Roosmalen alvast wat inkomsten opzij uit de verkoop van dit boek voor de eventuele therapie van hun dochter later. Zelfs al komt het kind enkel als foetus en als baby voor in het boek. Veel eigen persoonlijkheid was daar nog niet bij.

Als het maar niet op ons lijkt is het verslag van twee mensen die eigenlijk al een goed leven hadden, als freelance-journalisten in de hoofdstad, en in dat zo prettig ongeregelde bestaan ineens ook nog een kind moeten gaan passen.

Goed daarbij is zonder meer dat het boek beide stemmen biedt in het verhaal. Een zwangerschap verloopt voor een vrouw nu eenmaal anders dan voor een man — die pas weer van nut kan zijn als het kind er eenmaal is.

Eva Hoeke schrijft dan aanvankelijk wat nuchterder over alles, en is van huis uit doortastender — ze stond er ook op om na de bevalling zelf open te doen voor de kraamverpleegster. Totdat het besef er echt is een dochter te hebben, en alle bijbehorende oergevoelens gaan opspelen bij de hulpeloosheid van het kind.

Marcel van Roosmalen lijkt alles veel meer te overkomen, ook al omdat hij als middenveertiger zich er al lang bij had neergelegd nooit kinderen te zullen hebben. De voornaamste verandering voor hem persoonlijk schijnt vooral te zijn dat hij nu toch echt met roken hoort te gaan stoppen. Wat dan natuurlijk niet vanzelf wil.

En wat hij nu echt denkt over zijn dochter, moet de lezer van Eva Hoeke vernemen.

Een bundel met vooral luchtige columns, waaruit de allergrootste conflicten tussen de nieuwbakken ouders zijn weggehouden — hoewel er zo af en toe een verwijzing naar ruzie is — kan verrassend genoeg dus ook nog iets aanwijzen dat doorgaans mist in boeken waar de komst van een kind een rol speelt. Als zo’n geschiedenis door éen schrijver wordt verteld, kan hij of zij nooit precies het complete verhaal doen; door ook voor de andere ouder te spreken; als die er is.

Speelt ook nog mee dat zo’n eerste jaar met zo veel veranderingen komt dat er nogal wat nieuwe routines in het leven van een ouder zullen ontstaan. En zo bezien is het misschien juist weer geen nadeel dat de schrijvers ook hun eigen leven in hun columns meenemen, en zo af en toe gedwongen waren om in losse episodes een tussenstand mee te delen. Achteraf nog eens een heel verhaal als dit beschrijven had het boek kortom niet geloofwaardiger gemaakt.

Eva Hoeke & Marcel van Roosmalen, Als het maar niet op ons lijkt
Het eerste jaar als ouders
272 pagina’s
J.M. Meulenhoff, 2018

Geen brug te ver ~ Marcel van Roosmalen

Wie een beetje bekend is met het werk van Marcel van Roosmalen, weet al zo ongeveer wat er over Arnhem kan komen te staan in een bloemlezing met materiaal over zijn geboortestad.

  • Zijn vader werkte er bij de provincie ooit. Zonder dat iemand in het gezin begreep wat hij daar dan zoal deed.
  • Zijn hoogbejaarde moeder leeft nog, en woont in Velp, iets verderop. Als woonplaats toch een degradatie.
  • Er is die oerliefde voor de plaatselijke betaald voetbalclub, Vitesse. Een liefde vooral zo oer, omdat de club nooit iets won. Tot dan ineens vorig seizoen de nationale voetbalbeker werd veroverd.
  • En, de grootste attractie, Van Roosmalen hecht nogal aan de Arnhemse humor. Die aan de zwarte kant is, omdat ze ter plaatse doorgaans meteen van het ergste uit gaan, en die tegelijk toch allereerst opvallend onnadrukkelijk en laconiek blijft.

Toch, zelfs als zulke ingrediënten vooraf bekend zijn, maakt dat bij Marcel van Roosmalen bijzonder weinig uit. Voetbal interesseert me bijvoorbeeld niet, en toch lees ik bijzonder graag hoe hij over Vitesse schrijft; omdat hij vooral dan zo tekenend is over de mensen die er daar rondliepen.

Hoofdrollen in deze bloemlezing zijn onder meer weggelegd voor persvoorlichter Esther Bal, die door Vitesse ineens ontslagen wordt, jeugdheld Theo Bos — ooit speler, later de trainer van de club — en de dan afscheid nemende speler Theo Jansen.

Aan Theo Bos wijdde Marcel van Roosmalen trouwens ook nog apart een boek. Terwijl Theo Jansen dan weer vaak de dragende speler was in zijn boeken over de voetbalclub.

En het toeval bracht Van Roosmalen dan weleens samen met zo’n Vitesse-man in de grootste plaatselijke boekhandel, om daar tezamen boeken te gaan signeren. Waarbij de aanloop nogal wat groter was dan bij evenementen waar Marcel van Roosmalen zelf de grootste attractie moest zijn. En dan is er niet alleen dat pijnlijke gegeven, ook die boekhandel gaat langzaamaan failliet.

De bundel Geen brug te ver leek me soms helaas wel een wat makkelijk samengesteld geheel. Ook columns over reisjes met de trein naar Arnhem — Van Roosmalen heeft geen rijbewijs — werden bijvoorbeeld al tekenend geacht als verhaal over die plaats. Het was blijkbaar schrapen.

Alleen blijft staan dat weinigen zo onderkoeld humoristisch schrijven als Marcel van Roosmalen. Dat het daardoor al bijna niet meer uitmaakt waarover hij het heeft.

Geen brug te ver
Het Arnhem van Marcel van Roosmalen

208 pagina’s
Meulenhoff, 2017

Gras groeit niet sneller door aan de sprietjes te trekken ~ Marcel van Roosmalen

De eerste ruim zeventig pagina’s van deze bundel waren taai — maar de rest maakte me als lezer weer even blij als eerdere boeken van deze auteur hadden gedaan.

En heeft het dan zin om na te lopen wat het begin zo moeilijk te verteren maakte?

Marcel van Roosmalen ging er in die eerste columns telkens op uit. Zoals ik zo vaak wens dat meer columnisten zouden doen.

Hij deed daarbij dan telkens verslag van éen van de merkwaardige toneelstukjes die altijd overal opgevoerd worden in Nederland, en die andere mensen volkomen normaal lijken te vinden. Wat al een tweede cruciale eigenschap is, wil een column me iets doen.

Van Roosmalen ging daarbij alleen steeds cursussen af, en andere dagen die georganiseerd worden om mensen te helpen. Al wil de organisator daaraan natuurlijk dan ook verdienen.

Meer dan alleen een pakkende titel voor het boek leverden die dagen tezamen toch niet op. De herhaling aan voorspelbare zetten was waarschijnlijk te groot. Teksten waar elk op zich niets op aan te merken is, werden merkwaardig genoeg naar voor mij door ze zo bij elkaar te zetten.

Na de afdeling met cursusverslagen volgt in het boek een bundeling van columns waarin een doorgaans vroeger ooit bekende Nederlander een rol speelt. En toen was direct alles weer goed. De onvoorspelbaarheid alleen al maakte deze columns beter. Woog er misschien ook wel enige opluchting mee dat ik me niet vergist had in de kwaliteiten van de schrijver.

Volgt daarop een boekdeel met columns waarin voetbal het centrale thema is; hoewel Van Roosmalen vooral schrijft om alle gedoe daaromheen. Blijft Vitesse daarbij zijn club. Waarbij er zelfs weleens wat te vieren viel in Arnhem:

Voor de wedstrijd was er ‘een spetterend vuurwerk’. Op het veld stonden een stuk of tien kanonnen, die deden het helaas wel. Clubvogel/zeearend Hertog II – opvolger van de aan een schimmelinfectie overleden Hertog I – raakte door de knallen zo van slag dat hij maar door het Gelredome bleef vliegen. De vlucht eindigde tegen de ruiten van een van de business-boxen, waarna het beest tussen het publiek op de hoofdtribune viel. Er werd niemand geraakt. Zijn verzorger Gerard, de eenogige directeur van De Valk Roofvogels uit Lunteren, die tien minuten voor Jan Lul op het veld had staan zwaaien met een kipfilet, was snel ter plaatse om zijn beest op te rapen en weg te voeren.

Halverwege de saaie wedstrijd meldde stadionspeaker Theo van Baal vanuit het niets: “De vogel maakt het goed.”

Voor die mededeling werd geklapt.

Medewerkers van de club verklaarden later dat het glas van de business-box niet beschadigd was en dat Hertog II voor het belangrijke nacompetitieduel tegen NEC weer zou zijn gerepareerd. Zelf vond ik het wel symbolisch om het 120-jarig bestaan op deze manier te vieren. Altijd als je denkt dat de club eindelijk succesvol zal zijn, gaat er wat mis. […]

[Het 120-jarig jubileum]

Eindigt deze bundel met een reeks zonder centraal thema; waardoor ik dacht dat het boek erbij gewonnen had als alles in deze uitgave ongeordend was gebleven.

Las ik dus toch een boek waarin aan tweehonderd pagina’s veel plezier te beleven was. Zelfs al leek het er door de ordening op dat Gras groeit niet sneller door aan de sprietjes te trekken een soort bijvoegsel was bij Van Roosmalen’s eerdere boeken.

Is alleen merkwaardig slecht uit te leggen wat er precies zo leuk en goed blijft aan deze auteur. Het zal de droge opeenstapeling van zijn waarneminkjes wel zijn.

Als trouwe bezoeker van de Nationale Boomfeestdag — een initiatief uit 1956 van professor J. Houtzagers — ging ik naar een kale vlakte in Cuijk. In het gebouw van boomkwekerij Ebben — een belangrijke sponsor, ze leverden de bomen — sprak ik een van de promotiedames van het evenement. Mevrouw Gemma Roelofs, een vrouw van vijftig verkleed als boom. […]

[Boomfeestdag Máxima]
Marcel van Roosmalen, Gras groeit niet sneller door aan de sprietjes te trekken
299 pagina’s
Prometheus, 2012

Het is nooit leuk als je tegen een boom rijdt ~ Marcel van Roosmalen

Talent had hij zeker, alleen was hij inmiddels afgezakt naar de marge van de journalistiek. Misschien zelfs wel naar de marge van de marge. Dat zei een toenmalige hoofdredacteur van het weekblad HP/De Tijd tegen Marcel van Roosmalen bij het zoveelste verplichte functioneringsgesprek. Waarop Van Roosmalen zich af begon te vragen of dit oordeel nu werkelijk zo erg was.

Hij was journalist bij een opinieweekblad. Alleen vond hij het zelf niet zo nodig om overal een mening over te hebben. Sterker nog, de opinies die zijn werkgever gretig afdrukte, en waar tijdens de redactievergaderingen enthousiast over gepraat werd, boeiden hem niet eens per se. Dat spraakmakende stuk over de islam waar iedereen het weken over had? Van Roosmalen vond dat zo slecht geschreven dat hij het niet had uitgelezen.

Dus nam hij ontslag, en werd hij freelancer. Met alle ruimte ineens om de verhalen te schrijven die hem interesseerden. En toch vooral: met de vrijheid om nooit meer te hoeven vergaderen. De bundel Het is nooit leuk als je een tegen een boom rijdt biedt het beste reportages die dat rondkijken hem vervolgens heeft opgeleverd. Deze teksten zijn daarbij alfabetisch op titel gerangschikt, en dus niet chronologisch geordend; zoals meestal gebeurt.

Marcel van Roosmalen biedt in zijn reportages altijd aanzienlijk meer aan context dan zijn collega’s doen; dat is het voornaamste wat me inmiddels opvalt aan diens werkwijze. Zonder dat ik hiermee nu meen het geheim te hebben ontrafeld van wat zijn werk zo vreselijk leesbaar maakt voor mij.

Maar journalistiek is in zijn aard niet anders dan bijvoorbeeld beeldende kunst. De makers staan daarin voor de taak om de werkelijkheid te reduceren tot iets met een beperktere dimensie.

En Van Roosmalen past een net wat ander filter toe in dit reductieproces dan vrijwel al zijn collega’s in de schrijvende media.

Door hem valt dus ineens op dat de journalistiek normaal blijkbaar altijd dezelfde vertelmethoden inzet — dat iedereen alles altijd op een vergelijkbare manier overbrengt, en dat daar toch behoorlijk wat beperkingen aan blijken te kleven.

Gebruikelijk is bijvoorbeeld in journalistieke teksten om iemand zo snel als kan aan het woord te laten. Hoogstens kan er daarbij nog net een introducerend zinnetje vanaf om uit te leggen waarom deze man of vrouw iets te melden hebben zou.

Enkel Marcel van Roosmalen voegt in dit proces allerlei schijnbaar nutteloze informatie toe, die opvallend genoeg nogal verduidelijken kan waarom zijn gesprekspartner tot een uitspraak kwam. Of hij zich dan bevindt in het gevolg dat koningin Beatrix achterna reist op een dag vol plichtplegingen, of dat hij nu in Qatar is bij de gezinnen van de voetbaltweeling Ronald en Frank de Boer.

Dat werkt bevreemdend, en heel humoristisch; zonder dat met een paar citaten nu hier even snel is aan te geven waarom.

Omdat er al zoveel aan context in Van Roosmalen’s reportages zit, verouderen ze waarschijnlijk ook niet snel. Bundeling kon in elk geval prima. Zelfs al is Yolanthe allang niet meer met hem van Smit uit Volendam — dat dorp blijft nog wel even hetzelfde. En dat artiesten, terend op oude roem, telkens opnieuw zullen proberen iets te verkopen, verandert ook al nooit.

Willem-Alexander is vanzelfsprekend Beatrix niet. Bovendien kan hij de bezoekjes aan de minst capabele medemens waarschijnlijk met een gerust hart uitbesteden aan zijn vrouw. En toch weet je als lezer: het gedoe om zo’n koninklijke visite heen blijft hetzelfde. Alleen negeren anderen dit altijd.

Elders werd al eens vastgelegd hoe ik als beginnend journalistje bij een voor de pers geschapen moment kwam: toen een aantal Commissarissen der Koningin zich breed maakten om dan zelf maar een stuk Zuiderzeelijn aan te leggen.

Mij interesseerde aan die gebeurtenis het meest dat werklui van de NS direct alweer afbraken wat die hoogwaardigheidsbekleders net aan spoor hadden aangelegd. En ook dat niemand dit zag, omdat iedereen in een feesttent verderop aan de hapjes en de drankjes zat.

Van Roosmalen ziet zulke vreemde mechanismen ook, en anders dan vrijwel al zijn collega’s, hij schrijft daar dan over. Wat mij onnoemlijk dankbaar stemt.

Marcel van Roosmalen, Het is nooit leuk als je tegen een boom rijdt
Kleine verhalen uit een groot land

367 pagina’s
Meulenhoff 2015, oorspronkelijk 2011

Het zijn de kleine dingen die het doen ~ Marcel van Roosmalen

Toen mijn ouders op leeftijd kwamen, vielen aan mij allerlei nieuwe taken toe — die met een rotwoord mantelzorg heten. Niet dat die per se enorme opofferingen vergen. Ik heb me alleen wel een enorm geduld moeten aanleren. Een hele dag in een ziekenhuis zitten voor allerlei onderzoeken is niets.

En dan ligt er nog het punt dat oude mensen gewend zijn om alles op hun manier te doen, terwijl er vaak logischer manieren bestaan, en dat je daar je zelfs als geliefde zoon beter niet mee te bemoeien hebt.

Je rol blijft nu eenmaal allereerst die van kind.

Zo kwam ik eens op een vrijdagmorgen langs om poolshoogte te nemen, om bij mijn ouders thuis te horen te krijgen dat dit even helemaal niet uitkwam. Want zij moesten stante pede weg om boodschappen te doen. En nee, dat kon niet twintig minuten wachten. Ook al hadden ze de rest van de dag verder geen verplichtingen.

Daarop ben ik maar meegegaan met dat boodschappen doen.

Dus heb ik zeker verhalen over mijn avonturen in de mantelzorg. En die vertel ik ook rustig. Helemaal als ze als wisselgeld kunnen dienen in de conversatie met lotgenoten. Zulke anekdotes opschrijven, en publiceren, gaat me alleen te ver. Dat voelt toch alsof ik de privacy zou schenden van mensen die daar niet om gevraagd hebben; en daarmee als het ondermijnen van hun vertrouwen.

En dit maakt misschien waarom dat ik de columns die Marcel van Roosmalen over zijn moeder schrijft zo enorm goed vind. Hij weet nogal goed vast te leggen hoe het schuren kan tussen een weduwe op leeftijd die haar eigen manier van leven heeft, en zijn vaak wat te ongeduldige hulp als zoon daarbij.

Speelt daar bij mee dat het gezin Van Roosmalen geen toonbeeld was van harmonie toen iedereen nog thuis woonde. Geïrriteerd op elkaar reageren, was er niet heel vreemd. En dat bleef, ook toen de kinderen de huis uit waren. Over een kerstmaaltijd gaat het dan:

Mijn vader die de voordeur opende en dan, terwijl ik mijn jas uitdeed, zei dat we dit jaar geen ruzie gingen maken. Hij instrueerde me dat ik tegen mijn moeder moest zeggen dat het eten lekker was.

‘Gewoon gezellig doen.’

Mijn broer die me begroette met de vraag of ik er ook geen zin in had.

‘Nee, natuurlijk niet.’

Mijn zus die meteen liet weten at ze geen zin had in al dat negativisme, waarmee het eerste conflict een feit was.

Het zwijgend eten van de soep.

Het voorzichtig informeren naar elkaars bezigheden.

‘We zijn aan het sparen voor een nieuwe voordeur.’

‘O, leuk’.

De ruzie om niets die altijd op de loer lag. […]

De eerste van deze columns die ik in de krant las indertijd, jaren terug, kwamen wel met een schok — omdat wat me te lezen was voorgezet nogal privé leek. Alleen was er ook altijd al die herkenning.

De moeder van Marcel van Roosmalen is inmiddels achter in de tachtig. En met de leeftijd kwamen de kwalen. Een standaardprobleem in de columns is alleen al dat ze haar gehoorapparaat vaak niet in heeft, of uit heeft gezet.

En gelukkig toont ze zich zelden met wat hij nu weer in de krant heeft durven zetten. Al helemaal omdat andere mensen in haar woonplaats Velp haar daar weer op aanspreken.

Mijn moeder duikt weleens op in mijn columns, tot voor kort merkte ze daar niets van. Uitzondering was de keer dat ze op een verjaardagsfeest ongewild in de belangstelling kwam te staan omdat een buurvrouw zei dat ze had gelezen dat haar mixer van Philips stuk was.

‘Dat stond in de krant.’

Ze belde me erover op.

‘Ik kan wel huilen, nu weet heel Nederland dat mijn mixer stuk is!’

Sindsdien koopt ze zo nu en dan de krant bij de Esso. De verkoper daar belt haar daarover op. ‘U staat er weer in hoor, ik heb hem apart gehouden.’

Ze is in de regel niet trots op mijn werkstukjes.

‘Je moet ook een keer over de niet gekke dingen schrijven…’

Tegelijk is ze op ander momenten soms wel te spreken over haar zoon. Alleen blijft ze wel diens moeder. Dus toen hij eens in een spijkerbroek met modieuze gaten in de knieën bij haar langs ging, bleek ze de ochtend daarop wel deze broek te hebben weggegooid; zonder dat hij een andere bij zich had.

Het zijn de kleine dingen die het doen kwam uit vlak voor de Boekenweek van 2019, en voegde zich daarmee netjes naar het thema van dat jaar ‘De moeder de vrouw’. En toch is dit boek voor mij niet weer zo’n gelegenheidsuitgave, van stukjes die toch al geschreven waren.

Ik heb zelden zo om een boek moeten lachen als om deze verzameling.

En bij deze reactie zal dan zowel ook opluchting zitten als vrees — kijk eens hoe veel erger het nog had gekund met mijn ouders, blij dat ik dit zoiets niet heb mee moeten maken.

Marcel van Roosmalen, Het zijn de kleine dingen die het doen
Marcel van Roosmalen over zijn moeder

191 pagina’s
Meulenhoff, 2019

Ik ben (s)normaal ~ Marcel van Roosmalen

Mijn voorkeuren in columnisten zijn duidelijk verschoven. Paradoxaal genoeg interesseren me nu de types het minst die allereerst publiceren om ook hun opinies toe te voegen. Want er is domweg een teveel aan mening voorhanden op het moment. En dat overschot heeft te vaak polarisatie als gevolg, wat dan weer tot belachelijk zekere uitspraken leidt, en ander ongenuanceerd gedoe.

De column biedt nu eenmaal aan slechts heel weinig ruimte. Columns voegen ook zelden toe aan wat er bekend is aan feiten.

Maar ooit hield ik dus wel van auteurs die het allemaal eens stevig wisten op te schrijven — mede omdat het bij hen daarbij ook om de doeltreffendheid van de gebruikte taal ging.

Hopelijk.

Van alle momenteel actieve columnisten in Nederland — voor zover mijn overzicht reikt — is Marcel van Roosmalen de beste. Daarvoor bestaan twee redenen. Ten eerste doet Van Roosmalen met grote regelmaat verslag van de nogal merkwaardige toneelstukjes die elke dag weer in Nederland worden opgevoerd — en die waarschijnlijk alleen stukjes lijken voor wie daarin van buiten binnenstapt, en aan wie het nog opvalt een wereldje te betreden, met zijn eigen taal en bijbehorende gewoontes.

Weliswaar zijn er meer columnisten die dit kunnen. Van Roosmalen lijkt me evenwel de enige die zijn teksten vanuit een teveel moet terugsnoeien naar de juiste lengte. Daar waar anderen me te vaak éen of twee opvallende waarnemingen moeten aanlengen om een verhaaltje te krijgen.

En ik houd nu eenmaal meer van de snijders onder de schrijvers dan van de homeopaten.

Ofwel, ik smul nogal van terloopse zinnetjes als:

Niemand kan zo nadrukkelijk pannenkoeken tegen de slavernij bakken als Karin Bloemen. […] [141]

Mede omdat er dan slechts éen alinea aan deze bekende Nederlandse gewijd is — hoewel Van Roosmalen toegaf dat verleidelijk was geweest Lá Bloemen tot hoofdonderwerp van deze column te maken.

Ik ben (s)normaal is een bundel met stukjes uit de jaren 2012 en 2013. Heel veel maakt dit niet uit. Slechts een klein deel van de inhoud is straks niet meer te begrijpen zonder voetnoten en Keesings historisch archief 1. Dat gold wat mij betreft vooral voor de verwikkelingen rond de voetbalclub Vitesse — al mag bekend worden verondersteld over elk van die clubs dat ze merkwaardig slecht geleid worden.

Had ook de ophef rond het Droomboek al een voetnoot verdiend — want nu mist de informatie dat dit een geschenk was aan de nieuwe koning, met een impressie van wat 6.500 Nederlanders in 2013 aan dromen hadden voor het land. Dit boek konden alle huishoudens gratis afhalen bij de boekhandel.

In Amsterdam had een boekhandelaar daarom geklaagd over het nieuwe type onbehouwen klant dat ineens haar winkel binnenwandelde. Wat haar toen op enorme kritiek kwam te staan. Marcel van Roosmalen viel mevrouw evenwel bij, met een paar fijne beschrijvingen van mensen uit die buurt.

En enkel omdat boeklog aandacht aan deze uitgave heeft besteed, werd ik indertijd ineens tot aanspreekpunt voor landgenoten die allemaal iets te klagen hadden over de distributie. Veel plezier bracht mij dat niet. Maar ik ben dan te net, of te bescheten, om er op het moment zelf een sarcastische tekst aan te wijden.

Wonderlijk genoeg had ik deze ergernis zelfs al uit mijn geheugen gewist.

Favoriete alinea uit het boek, ondanks de woordherhaling:

Net als bijna alle andere Nederlandse levende standbeelden had dit levende standbeeld last van ‘de opdringerige’ Roemeense levende standbeelden. Ze hadden de markt overspoeld en de andere levende standbeelden een slechte reputatie gegeven. De regering moest er wat aan doen. Ze zei nog net niet: eigen levende standbeelden eerst. Het bleek te gaan om een breed gedragen sentiment. [157-158]

Marcel van Roosmalen spaart overigens niemand in zijn columns. Of het nu klagende levende standbeelden zijn, inwoners van Bos-en-Lommer, hoogwaardigheidsbekleders, schrijversvolk, of zijn pas overleden vader. Want allen hebben nu eenmaal zo hun opvallende ijdelheden, die de auteur niet eens hoeft uit te vergroten om ze zichtbaar te maken.

Marcel van Roosmalen, Ik ben (s)normaal
230 pagina’s
Meulenhoff, 2014
  1. Oops, dat hield er mee op in 2013 []

Je hebt het niet van mij ~ Marcel van Roosmalen

Heel bijzonder is het seizoen 2005-2006 niet te noemen in de geschiedenis van Vitesse. De club uit Arnhem eindigde als elfde van de achttien, in de hoogste divisie van het betaalde voetbal in Nederland. Gevaar voor degradatie was er niet geweest — anders dan een paar seizoenen daarvoor. In de jaren vlak nadat suikeroompje Karel Aalbers werd afgezet als voorzitter om een vermoeden van fraude, en er geen gratis geld meer te besteden was.

In het voorjaar van 2008 dan weer zou de voetbalclub surséance van betaling aanvragen — om daarop uiteindelijk toch gered te worden door de gemeente. En in 2010 kwam Vitesse zelfs in handen van een nieuwe suikeroom, Merab Zjordania. Die ondertussen alweer werd opgevolgd door een ander.

Er waren in het seizoen 2005-2006 kortom niet direct redenen om eens in te gaan op het gegeven dat voetbalclubs zo vaak een wel heel merkwaardig soort bestuurders aantrekken. Of dat onze overheden altijd weer constructies vinden om de lokale betaald voetbalorganisaties miljoenen te schenken; terwijl deze vorm van steun aan bedrijven helemaal niet mag.

De liefhebber van onderzoeksjournalistiek in mij vond dat jammer.

Maar de liefhebber van het goed geschreven boek had verder weinig te klagen.

De oerversie van Je hebt het niet van mij van Marcel van Roosmalen werd ook bekroond tot beste sportboek van 2006. Dat was éen lange aflevering van het voetbaltijdschrift Hard Gras. De uitgave die ik las is een vermeerderde herdruk. Waarin onder meer al verwerkt werd dat het boek die prijs won.

Ook kon Van Roosmalen de reactie van Vitesse-speler en clubicoon Theo Janssen op de oeruitgave al meenemen.

‘Iedereen vond het een kutboek,’ zei Theo. ‘De stukken die over mij gaan, zijn niet goed voor mijn imago. Hele slechte stukken waren dat, maar verder kan het me geen ruk schelen. Het was ook helemaal geen stevig boek. Als je het een tijdje hebt, valt het vanzelf uit elkaar.’

Aad de Mos daarentegen, die het seizoen daarop trainer zou worden van Vitesse, had de uitgave dankbaar twee keer gelezen. Omdat hem daardoor zo mooi duidelijk was geworden bij wat voor club hij terechtkwam.

Terwijl het op het oog toch nauwelijks iets voorstelt wat Marcel van Roosmalen deed. Hij kwam in de loop van dat seizoen 2005-2006 een paar keer kijken op de club. Soms bij een wedstrijd. Wat vaker op een gewone trainingsdag. Hij praatte dan met iedereen, voor zover dat kon. En mocht.

Meest opvallend daaraan was hoogstens dat Van Roosmalen niet met een eigen auto kwam; dat hij altijd van het station opgehaald moest worden, of een lift terug bietste.

Alleen genoot hij daarmee blijkbaar vrijheden die andere journalisten niet kregen — terwijl Van Roosmalen lang nog geen letter van zijn boek geschreven had — en dat zette ter plaatse kwaad bloed. Want voor sommige lokale media lijkt er niets belangrijkers te zijn dan hoe de plaatselijke FC het doet.

En ik denk dat Van Roosmalen vooral dat gegeven enorm goed heeft weten te vangen. Een subcultuur werd vereeuwigd in de eigen woorden van de betrokkenen. Betaald voetbalclubs vinden zichzelf nogal wat — en dit straalt af op veel van het omzittende laag. Tegelijk hebben die dan misschien nog wel voetbalkwaliteiten, alleen houdt het voor de rest vaak niet over.

Marcel van Roosmalen is onverbiddelijk in het vastleggen van eenieders ijdelheden. Terwijl hij daar dan ook nog nauwelijks iets voor lijkt te hoeven doen. Want de mensen waarmee hij praatte, zijn oprecht zo. En die kwaliteit van de schrijver geeft dan een verhaal over een doorsnee club in een weinig bijzonder jaar iets oers.

Zo klungelig vreemd moet het bijna overal wel gaan in deze sector weet je, na lezing.

Marcel van Roosmalen, Je hebt het niet van mij
Een tragikomisch verslag van een jaar Vitesse

175 pagina’s
Nieuw Amsterdam 2007, oorspronkelijk 2006

Stad, de kroeg en de man ~ Eva Hoeke

Schrijver Marcel van Roosmalen is met regelmaat ook een personage in het werk van een ander. In de columns van Eva Hoeke komt hij voor als ‘de man’.

Zij heet in zijn stukken dan weer ‘de vriendin’.

En zoals beiden dat dan doen, door de ander liefdevol een beetje te jennen met hun zwakheden, is dat zeker geen straf om te lezen. Al hoop ik wel dat het goed blijft gaan met dat stel. De uitgaven waarin de ene ex de andere nog eens grondig de maat neemt, zijn namelijk zo zelden hoogtepunten in de boekdrukkunst.

Eén van de rode draden in de bundel De stad, de kroeg en de man is dat ondertussen wel aan was tussen Eva Hoeke en Marcel van Roosmalen, maar dat het ze steeds niet lukte om een huis te vinden in Amsterdam, om te gaan samenwonen. Dus moesten ze met regelmaat op huizenjacht. En dan maakten beiden daarover columns die beschrijven wat voor vreselijke woningen ze daarbij aantroffen.

Ook leuk. Alleen vraag ik me daardoor wel af of er columnisten bestaan die zo’n persoonlijke ervaring zouden kunnen verweven met iets meer aan analyse — over de vraag bijvoorbeeld wáarom de Nederlandse politiek zo slecht in staat is om zijn bevolking fatsoenlijk te huisvesten.

De mensen die zulke analyses kunnen maken, schrijven doorgaans niet goed genoeg om een heel boek lang met plezier te lezen.

Moest ik een taxonomie maken van de columnisten in Nederland, dan nemen die allemaal een positie in ergens op onderstaande glijdende schaal:

hoofdpersoon ←→ actief deelnemer ←→ omstander ←→ commentator op afstand

Waarbij mijn voorkeur dan doorgaans uitgaat naar de schrijvers die zich het meest als omstander positioneren. Is een intelligent commentaar ook best aan mij besteed — al zijn columns daar snel te kort voor.

De columnisten die zichzelf nogal eens als hoofdpersoon nemen voor hun verhaal zijn vrijwel altijd vrouwen. Daarentegen zijn degenen die het allemaal nog eens menen goed te kunnen uitleggen haast altijd mannen.

Eva Hoeke is in De stad, de kroeg en de man het vaakst óf een actief deelnemer in het verhaal, óf een neutrale omstander die iets waarneemt.

En toen ze haar columns schreef voor Het Parool woonde ze nog, noodgedwongen, op de Haarlemmerdijk. In het centrum van Amsterdam. Nogal wat verhalen spelen zich af in de horeca in dat gebied, of anders wel in kleine winkels daar. Waarbij Eva Hoeke het weleens niet goed kan doen — in éen café voelden ze zich zo beledigd door haar beschrijvingen, dat er een waarschuwingsplakkaat met haar foto erop achter de ruit kwam te hangen.

Pas op je woorden. Zij verneukt je waar je bij staat.

Toch kwam het weer goed.

Opvallend aan deze bundel vond ik onder meer dat Eva Hoeke met haar columns een paar keer net dat zetje wist te geven om slepende zaken goed te krijgen. Ineens kwam de politie wel langs bij de winkelierster die lastig gevallen werd. Plots mocht een banketbakkerij wel een deur maken naar de tearoom daarnaast.

Publiciteit kunnen maken heeft soms zijn goede kanten.

Maar uiteindelijk telt simpelweg of ik een boek met een beetje plezier lezen kon. En ja hoor, dat was zo. Iemand die het met zo eentje als Marcel van Roosmalen uithouden kan, moest ook wel humor hebben.

Eva Hoeke, De stad, de kroeg en de man
Met spiegelcolumns van Marcel van Roosmalen

224 pagina’s
Meulenhoff, 2016