Aarzeling ~ Jean-Philippe Toussaint

► door: A.IJ. van den Berg

Van alle boeken die Toussaint heeft geschreven over niets, nietst het niets wel het meest in De aarzeling. Tegelijk bevat deze roman enkele momenten van pure slapstick, die haast alles compenseren.

Een plot ontbreekt vrijwel geheel. De intrige is samen te vatten met de regel: man reist met zijn acht maanden oude zoon naar een hotel aan de kust, met als doel een vriend te bezoeken in de buurt, die niet thuis blijkt te zijn.

Alleen kost het herhaalde bezoeken aan diens huis om te ontdekken dat de vriend niet eens wist van zijn komst, en dat er ook een goede reden is voor de afwezigheid.

En tegelijk werkt dit boek voor mij op meer dan éen manier. De opzet van de roman roept iets roezigs op. Dat onhandige gescharrel van die man met dat naamloze jongetje doet wat.

Dit was indertijd wel het laatste boek van Toussaint waarin zo weinig plaatsvindt, en hij zo openlijk met het absurdisme van het dagelijkse speelde. Ik vind dat jammer.

Uiteindelijk, om ongestoord mijn inkopen te kunnen doen, vroeg ik aan een oude dame die in de rij stond voor de kassa of ze zo vriendelijk wilde zijn even op de kleine te passen, zodat ik in die tijd een paar boodschappen kon doen. Dat wilde de dame best, en toen ik aan de voetjes van mijn zoon neerhurkte om hem uit te leggen dat hij even bij mevrouw zou blijven en dat hij haar een kusje moest geven, zag mijn zoontje er ineens uit als een hoopje ongeluk, in zijn wagentje. Maar ze is heel lief, de mevrouw, zei ik. Hoe heet u, mevrouw? Marie-Ange, zei de dame die naderbij was gekomen en zich had voorovergebogen naar mijn zoon. Marie-Ange is heel lief, zei ik tegen mijn zoon, je wilt haar toch wel een kusje geven? Kijk, ik geef Marie-Ange een kusje, zei ik (en ik gaf de mevrouw een kusje, wat haar enigszins scheen te verwonderen). [13-14]

Jean-Philippe Toussaint, De aarzeling
111 pagina’s
Van Gennep, 1992
Vertaling door Marianne Kaas, van La réticence, 1991

[x]