Geschiedenis van het lezen [1999] ~ Alberto Manguel

Dit boek las ik in drie sessies, van elk zo’n veertig minuten ’s avonds laat. Met de benen languit op de bank gezeten, temidden van mijn boekenkasten en de vele stapels boeken op de grond. Ik hield er die eerste twee keer in op, omdat het lezen me dan te vermoeiend was geworden.

Het boek is namelijk op inwit glanspapier gedrukt, wat de vele illustraties erin goed laat uitkomen. Maar helaas kaatsen de bladzijden daardoor ook te veel licht terug. Zo kreeg het broodlettertje van de tekst nogal iele pootjes. Dus moest ik de hele tijd te zeer turen naar wat ik las.

Merkwaardig, dat deze editie van Een geschiedenis van het lezen uitvoeringstechnisch gesproken het lezen bemoeilijkt. Jammer ook, gezien de inhoud.

In de tekst droomt Alberto Manguel er overigens van hoe dit boek eruit zou moeten zien. Daarbij rept hij volgens vertaalster Tinke Davids van cremekleurige bladzijden [353]. Niet van witte.

Vergeef me mijn gemopper, maar dit boek gaat nu net telkens over hoe de omstandigheden het leesgenot bepalen.

Naast nog zoveel meer, natuurlijk. Het is een persoonlijke leesgeschiedenis van de Argentijn Manguel die Canadees werd, en netzogoed een cultuurgeschiedenis van het boek en de voorlopers daarvan.

Manguel schrijft overigens dat zijn tekst niet af kan zijn. Daarom zegt hij toe blanco pagina’s over te laten aan het eind, zodat de lezer zelf aantekeningen kan toevoegen. Maar Nederlandse boekvormgevers doen dat nooit, van die blanco pagina’s. Dus ontbreken die in deze versie.

En ja, ik zie ook wel wat echte gebreken. Zo had dat ene hoofdstukje over verboden lezen van mij heel wat langer gemogen. Omdat juist verboden zoveel vertellen over de kracht die aan lezen wordt toegedacht. Mensen gaan daar maar van denken, en dat moet natuurlijk niet.

Net zo had ik Manguel graag gehoord over het merkwaardige fenomeen dat mensen wel hoogaangeschreven boeken kopen, maar die vervolgens nooit lezen. Alleen maar om slimmer te lijken. En nee beste toevallige bezoeker, voor u mij honende e-mails stuurt, als ik boeklog zou willen inzetten om u met mijn belezenheid te overdonderen, zou ik wel andere titels hier bespreken.

Maar wat is dit verder een rijk boek, alleen al omdat Manguel leesbare verhalen schreef én dit tot een naslagwerk heeft weten te maken.

Alberto Manguel, Een geschiedenis van het lezen
416 pagina’s
Uitgeverij Ambo, 1999
Vertaling van: A History of Reading, 1996

Book on the Bookshelf ~ Henry Petroski

Petroski begint dit boek met een simpele observatie. Iedereen die bij hem langskomt, kijkt wel vol interessen naar de boeken in zijn kasten, maar nooit naar de kasten zelf.

Terwijl die toch zo veel zeggen.

Terwijl de boekenkast absoluut een intrigerende geschiedenis heeft. Ook al omdat deze historie parallel loopt met zo veel andere ontwikkelingen. De kast heeft sterk beïnvloed hoe boeken er zijn gaan uitzien.

De boekenkast vertelt ook van alles over de geschiedenis van de bibliotheek. Zoals dat de leestafels aanvankelijk altijd aan de boekenkast vastzaten. Wat wel moest, omdat de boeken zo kostbaar waren, dat elk met een ketting aan de kast vastzat. Tegelijk bleef deze mode voortduren, tot lang na het verdwjnen van de kettingen.

Nuttigst bleek evenwel de appendix te zijn, van deze uitgave. Omdat Petroski daarin een lijst geeft van mogelijkheden om boeken thuis te ordenen. Een van de vele ideeën daarin is om de nog ongelezen boeken gewoon in de kast te zetten, maar dan met de kant zonder titel naar buiten geplaatst. Zodat het op den duur gaat intrigeren welk boek daar staat.

Bij mij moeten boeken namelijk hun verblijf in mijn kasten eerst nog verdienen.

Maar, omdat inmiddels enige honderden titels erop wachten om gelezen te worden, is het bijna al zo ver dat er een speciale kast moet komen voor de ongelezen werken. Petroski’s idee voorkomt dat.

Overigens stonden boeken overal heel lang met de papieren kant naar buiten. Als ze al stonden, want zelfs de vondst om boeken verticaal te bewaren, was niet vanzelfsprekend. Boekrollen en codexen werden op stapels bewaard, en zo gebeurde dit ook met de eerste boeken.

En zo stonder er meer feiten en feitjes in The Book of the Bookshelf waarvan ik blij was ze te hebben leren kennen. Dat perkament gevoeliger voor vochtigheid is dan papier bijvoorbeeld, waardoor perkamenten boeken wel tussen zware houten kaften bewaard moesten worden, met klemmen.

Of dat de genoemde oertraditie om boeken aan een ketting vast te leggen in bibliotheken op sommige plaatsen tot in de negentiende eeuw heeft geduurd.

Hoe lang duurde het tenslotte wel niet voor het de meest logische keuze werd om een boekenkast tegen de muur te plaatsen. En niet midden in de ruimte.

En deze vele feiten redden het boek. Petroski weet allerlei intrigerend materiaal aan te dragen, maar hij schrijft niet bijzonder intrigerend. Bovendien puilt zelfs dit dunne boek uit van de herhalingen.

Henry Petroski, The Book on the Bookshelf
290 pagina’s
Vintage 2000, oorspronkelijk 1999

Social History of Knowledge ~ Peter Burke

Kennis valt of staat bij de organisatie van die kennis.

Er gaan weken voorbij waarin ik me dat niet bewust ben. Tot ik me dan bijvoorbeeld weer erger aan een Nederlandse overheid, die weer eens geen stukken wil afstaan van algemene aard, ondanks de Wet openbaarheid van bestuur; mede vaak omdat zulke informatie hier zo slecht wordt beheerd dat de bescheiden niet makkelijk terug te vinden zijn.

Diderot maakte ook niet eens de eerste encyclopedie, zo leerde Peter Burke me in A Social History of Knowledge. Nieuw aan diens encyclopedie was slechts dat de lemma’s in alfabetische volgorde stonden. Daardoor was informatie er betrekkelijk makkelijk in op te zoeken, voor wie dat wilde. Eerdere naslagwerken werkten met andere ordeningsprincipes. Die voor de makers wellicht overduidelijk zullen zijn geweest, maar dat voor buitenstaanders nu net niet waren.

Met een toegankelijker ordening kwam pas het succes van het principe.

A Social History of Knowledge biedt een wetenschapsgeschiedenis vanaf het moment dat in Europa de drukpers werd uigevonden tot en met de tijd dat Diderot’s verzameling in druk verscheen met alles wat er was te weten. Daarin is dit boek op zich niet eens uniek. Wat ik alleen niet eerder zo zag, is de nadruk van de auteur op de verbanden onderling.

Ook bij hem wordt de wetenschap nog vooruit geholpen door genieën — alleen worden deze mannen daarbij eens niet geïsoleerd, om zo hun grootsheid nog eens te benadrukken. Galileo had zijn idee voor het bouwen van een telescoop namelijk ergens weg.

Het besef dat je door met lenzen te schuiven een beter zicht kon krijgen op een object in het brandpunt van dat stelsel stamde uit de Nederlanden.

En die Nederlanden zijn toch een wat merkwaardige uitzondering in de sociale geschiedenis van het weten. Zo vrij als die Nederlanders waren in het delen van wat ze wisten, al dan niet voor geld, zo makkelijk waren ze verder nergens.

Kennis is namelijk macht, zo wisten ze elders.

Dus moest de belangrijkste archivaris in Venetië een analfabeet zijn — volgens de legende — opdat deze niet kon profiteren van alle informatie onder zijn hoede. Dus is de sociologische geschiedenis van het weten voor een deel ook de gebruikelijke evenementiële geschiedenis. Waarin de kerk het ene moment nog de hele mensheid dient; doordat monniken antieke manuscripten kopiëren, en oude kennis helpen voortbestaan. En waarin de kerk het andere moment enkel belemmeringen opwerpt voor al degenen die iets denken dat afwijkt van de leer.

Diderot profiteerde er in zijn encyclopedie toch ook van dat de indeling van wetenschappen, zoals die al sinds de Middeleeuwen gebruikelijk was, eindelijk eens werd losgelaten. Op het moment dat theologie gezien wordt als onderdeel van de filosofie, hoefde je wetenschappelijke boek niet meer met die theologie te beginnen.

Alles wat nu vanzelf spreekt, moest worden bedacht of uitgevonden.

Peter Burke, A Social History of Knowledge
From Gutenberg to Diderot

Based on the first series of the Vonhoff-lectures
given at the University of Groningen (Netherlands)
268 pagina’s
Polity Press 2002, oorspronkelijk 2000

Geschiedenis van het lezen [2006] ~ Alberto Manguel

Over dit boek ging het eerder hier, al beschreef ik toen een aanmerkelijk bescheidener vormgegeven uitgave. En de klacht was indertijd dat er helaas spierwit glanspapier werd gebruikt voor de Nederlandse versie van Manguel’s A History of Reading; waar hij zelf toch echt van crêmekleurig papier was uitgegaan.

De minste eis die gesteld mag worden aan een boek over lezen lijkt me toch dat het prettig leesbaar is. Glimmend papier helpt dan domweg niet mee.

Deze versie uit 2006 is zelfs nog onhandiger in gebruik. Alleen al omdat de uitgave bijna twee kilo weegt. Is er weer glanspapier gebruikt, wat onhandig leest bij lamplicht. En toch wilde ik dit boek per se hebben indertijd. Niet eens alleen omdat het enorm goedkoop verramsjt werd.

Een geschiedenis van het lezen bevat namelijk zeker zo veel illustraties als tekst. Afbeeldingen in kleur daarbij — anders dan in de versie uit 1999. En een boek met honderden plaatjes van lezende mensen ontbrak nog in mijn bibliotheek.

Ik kan lang naar zulke afbeeldingen kijken — helemaal als het daarbij om schilderijen gaat.

Want, van wie kwam het initiatief om de geportretteerde met een boek af te beelden? Van de schilder? Of was het toch het model.

Zijdelings komen in Een geschiedenis van het lezen overigens ook de histories langs van het boek, en van de bril. Want lezen bederft de ogen, zo weet ieder kind. Of, althans, elke moeder. In mijn jeugd tenminste. En de eerste brillendragers in Europa waren lezers; en daarmee hoogst wijze mensen; in een tijd waarin de bevolking verder grotendeels analfabeet was en boeken nog uit onbetaalbaar handwerk bestonden.

Dus kregen ook de lieden die intelligent wilden overkomen op schilderijen al gauw eens een bril opgezet.

Aan de afbeeldingen van lezers viel me op dat deze zo vaak geconcentreerd leken op het lezen zelve. Wat ze daarmee al gauw een bedachtzame blik geeft. Er wordt nogal weinig gelachen.

Maar misschien horen die twee zaken in de beeldende kunst dus wel bij elkaar. Simpelweg. Met boek komt ernst. Iconologie hoeft niet zo heel moeilijk te zijn.

Gelukkig heb ik overigens geen idee hoe ik zelf bij het lezen kijk. Evenmin is daar nu nieuwsgierigheid naar gegroeid.

Enkel van activiteiten als tekenen is me bekend dat de handeling gauw eens de blik beïnvloedt — tekenaars die in hun werk een bepaalde gelaatsuitdrukking willen treffen, doen deze onbewust na met hun eigen mimiek. Dat is altijd leuk om te observeren.

Alberto Manguel bleek ook bij tweede lezing goed te verteren. Ditmaal vertelde hij me alleen bijna geen nieuws. En ik blijf bij mijn eerste oordeel dat er meer aandacht had moeten worden gegeven aan verboden boeken. Maar het lukte hem toch fraai om zijn persoonlijke leesgeschiedenis te mengen met die van het schrift in het algemeen, en die van het boek in het bijzonder.

Bleek Manguel ook nog een van mensen te zijn die Jorge Luis Borges heeft voorgelezen — net als bijvoorbeeld Paul Theroux. Wat eventueel nog een interessante opgave oplevert voor een boekencollectioneur. Wie verzamelt alle werken waarin een schrijver vertelt over het voorlezen aan de blinde Borges — en wat zij daarvan opstaken? Dat zou een bundel teksten opleveren die ik wel lezen wil.

Ik leerde snel dat lezen een cumulatieve bezigheid is en als een meetkundige reeks in zijn werk gaat: elk boek dat je leest, bouwt voort op wat de lezer eerder heeft gelezen. In het begin had ik een vooropgezette mening over de verhalen die Borges voor me had gekozen — dat het proza van Kipling bombastisch zou zijn, dat van Stevenson kinderlijk, dat van Joyce onbegrijpelijk — maar al heel gauw moest mijn vooroordeel wijken voor de ervaring, en de ontdekking van het ene verhaal maakte dat ik uitkeek naar een ander, en dat werd op zijn beurt weer verrijkt door de herinnering aan de reacties van zowel Borges als mezelf. [58]

Bij gebrek aan een terugpratende Borges thuis heb ik mijzelf daarom maar boeklog geschapen, besef ik nu; na bijna tien jaar.

[ is vervolgd ]

Alberto Manguel, Een geschiedenis van het lezen
621 pagina’s
Ambo, 2006
vertaling door Tinke Davids van A History of Reading, 1996

Paper ~ Mark Kurlansky

Doorgaans lees ik pas kritieken over een boek nadat ik het zelf heb gelezen, en er een boeklogje aan wijdde. Dan hebben zulke critici naar hetzelfde gekeken als ik. En daarmee wordt zichtbaar of mij bij het lezen misschien iets ontgaan is, en of zo’n recensent nog een beetje zelfstandig denken kan.

Over Paper las ik evenwel toevallig voor het lezen al meerdere besprekingen, die bovendien allemaal wat zuurs hadden. Kurlansky was te slordig geweest in zijn research, zo klonk het bijvoorbeeld daarbij.

Dat vond ik een merkwaardig argument. Zelfs al is slordigheid niet goed te praten. De critici hadden dit boek aangezien voor iets dat het niet was.

Kijk naar het oeuvre van Mark Kurlansky, en dan valt allereerst op dat hij een schrijver is van de grote greep. Zijn boeken willen allereerst een verhaal brengen. Doorgaans door daarbij dan een geschiedenis te vertellen.

Hem lees ik ook vooral om dat totaalverhaal, en het amusement daarin aangebracht. Kan de correctheid van de details daarin me niet meteen het meeste schelen. Er staan ook wel heel veel details in zijn boeken.

Paper pakte dan zelfs uit als een wereldgeschiedenis, die millennia omspant, gecentreerd om dat ene materiaal.

Al is in het boek nog net belangrijker wat mensen precies deden met dat papier. Dus is Paper terloops ook een geschiedenis van het schrijven, en van de drukkunst. Van papierfabricage ook, zowel als de ontwikkeling van de grafisch kunst en industrie.

Dus biedt deze uitgave én een wereldgeschiedenis — want de papierfabricage komt uit China vandaan, en werd in Europa onder meer verbreid door de Islam — een techniekgeschiedenis, én een cultuurgeschiedenis ineen. Heel leesbaar opgeschreven daarbij, waardoor ik dit boek zonder enige hapering uitlas.

Mijn bewondering voor de communicatiekracht van Kurlansky is weer eens groot.

Toegegeven. Ik was ook wel doelgroep voor dit boek. Ik heb ooit stad en land afgereisd voor het beste lompenpapier om op te tekenen. En omdat ik bijvoorbeeld zelf weleens handgeschept papier heb gemaakt, kon Kurlansky me niet snel vervelen met technische details over papierfabricage.

Voornaamste weetje dat ik overhoud aan dit boek? Dat de papierfabricage pas relatief laat in Nederland plaatsvond — omdat voor de industriële vervaardiging van het materiaal traditioneel waterkracht nodig was. En snel stromend water was hier niet.

Er waren al ruim honderd jaar drukkerijen actief in de Nederlanden voor er eind 16e eeuw eindelijk ook papier werd gemaakt. De hele Zaanse papierindustrie ontstond pas na 1600 — om daarop al snel wel de hele fabricage van het materiaal structureel te versnellen.

Alleen werd daarop meteen een strijdpunt internationaal of de kwaliteit van dat Hollandse papier wel deugen kon.

En mede daarom zijn er lokale verschillen blijven bestaan in het maken van kwalitatief goed papier — goedkopere soorten, als krantenpapier zullen overal wel op dezelfde manier worden gemaakt; al schijnt er in het onze dan weer opvallend veel oud papier gerecycled te worden.

Dus zo ik iets op dat boek aan te merken zou hebben, dan toch de opmerking dat het op éen gebied nog wel wat nerdiger had gemogen. Een slothoofdstuk over wat er op het moment allemaal voor soorten papier gemaakt worden, en waar die dan allemaal hun inzet vinden, had Paper vervolmaakt.

Mark Kurlansky, Paper
Paging through History
391 pagina’s
W.W. Norton & Company 2017, oorspronkelijk 2016

Book ~ Keith Houston

Alleen wie goed durft te kijken, merkt op dat hier vrijwel alles mensenwerk is. Bedacht. Van de taal die wij Nederlands noemen, tot aan de manier waarop dat Nederlands wordt gespeld. En de stilzwijgende afspraak dan om telkens een spatie te schrijven tussen woorden — dat heeft een Ierse monnik nog eens moeten bedenken — of om een zin te eindigen in een punt

In The Book van Keith Houston wordt het boek eens goed bekeken. Van werkelijk elk onderdeel daaraan werd gewogen hoe het tot stand is gekomen; van het papier, tot wat we daarop zijn gaan afdrukken, hoe inkt wordt gemaakt, en hoe boeken gebonden zijn; en wat daarin dan allemaal nog zo de ontwikkelingen waren.

Wonderbaarlijk blijkt alleen al te zijn, dat over dit alles zo enorm veel bekend is. Op die ene basale en toch cruciale vraag na dan. Wie maakten het eerste boek dat wij onmiddellijk zouden herkennen als boek?

Want zeker drieduizend jaar lang heeft de mensheid enkel schriftrollen benut om de wat langere teksten op vast te leggen.

Waren er alleen ook houtplankjes in algemeen gebruik, met was daarop, die de mensen gebruikten om snel hun aantekeningen op te schrijven. En die plankjes waren er doorgaans dan twee, met een scharnier ertussen, zodat ze makkelijk waren dicht te slaan om zo de inhoud te beschermen. Iets even open slaan om bij de inhoud te kunnen, was daarmee al heel lang in een oervorm bekend.

En ergens in de geschiedenis zijn de schriftrollen en de wasboekjes samengegaan om hét boek te vormen — alleen bestaan er enkel theorieën over waar dat dan was en wanneer.

Ik begon in The Book meteen na Paper, de geschiedenis van het papier van Mark Kurlansky. En dat was fout. Er bestond te veel overlap tussen deze beide populair-wetenschappelijke boeken. Kort op elkaar twee boeken over een vergelijkbaar onderwerp lezen, was nu eens niet verhelderend over de tekorten van beide uitgaven. Mij werd vooral duidelijk hoe iedereen elkaar napraat bij sommige onderwerpen, doordat elk dan dezelfde bronnen heeft gebruikt.

De geschiedenis van het papier valt samen met hoe dat papier dan gebruikt werd — en dat was vrij lang enkel om op te tekenen, of om boeken van te maken — terwijl ook in de geschiedenis van het boek dat papier weer vrij belangrijk is. Net als de drukpers, of hoe letters er uit zien, de methoden om illustraties te kunnen reproduceren, en bovenal de voortdurende pogingen bij dat alles om te mechaniseren, en goedkoper te kunnen produceren.

Houston is dan bijvoorbeeld goed in het miniportret. Zoals in dat van de Chinese uitvinder van het papier, of in het verhaal over Gutenberg; en hoe kort diens drukkerij slechts bestaan heeft — en dus waarom in Mainz de boekdrukkunst werd ‘uitgevonden’, en daarbij toch geen monopolie bleef daar.

Ook is Keith Houston grondiger dan Mark Kurlansky was. Hij benoemt veel meer. Bij hem wel tal van nerdige details, zoals welke formaten er in algemeen in gebruik zijn voor boeken. En zo weet ik nu eindelijk wat in de praktijk de principiële verschillen zijn tussen Linotype en Monotype, en waarom kranten voor de eerste techniek kozen en boekdrukkers voor de tweede.

Aardig zijlijntje was verder dat zulke zetmachines intern al met een rekenmachine werkten, om de spatiëring van de tekst goed te krijgen, en dat die vorm van automatisering dan weer grote indruk maakte op de man die uiteindelijk IBM zou oprichten.

En, bovenal, The Book is een erg fraaie uitgave. Een begerenswaardig object. Nog afgezien van de inhoud. Zo’n fraaie uitgave waarvan ik gehoopt heb dat er meer van zouden komen, in deze tijden van het e-boek, omdat uitgevers een stap meer zouden gaan doen om een publiek tot aanschaf te verleiden.

Keith Houston, The Book
A Cover-to-Cover Exploration of the Most Powerful Object of Our Time
428 pagina’s
W.W. Norton & Company, 2016