Reporting ~ David Remnick

► door: A.IJ. van den Berg

De tip om dit boek te lezen kwam van Gerard van Westerloo, die het terloops roemde tijdens een interview op de zender Het Gesprek. Ik dacht toen nog dat de naam Remnick nieuw voor me was, maar dit bleek niet zo te zijn. Zelfs hier kwam die al voor. Zo schreef David Remnick het voorwoord van enkele titels hier geboeklogd: The Best of American Magazine Writing 2003, en van The Second John McPhee Reader. Hij is ook McPhee’s redacteur bij The New Yorker. En of dit nog niet aanbeveling genoeg was, bleek ik ook al meermaals reportages van Remnick uit datzelfde The New Yorker te hebben opgeslagen in mijn digitale schaduwarchief.

Dus waren de verwachtingen groot, toen ik begon te lezen. Waarbij ik er toch ook maar rekening mee hield dat het daarom weleens stevig tegen kon vallen.

Dit was niet zo.

Zo ik een definitie zou moeten geven van wat nu goed schrijven is, dan zou een onderdeel daarvan zijn dat een goed auteur mij dingen lezen laten kan die ik helemaal niet lezen wil. En Remnick slaagt hier in. Nogal gemakkelijk zelfs.

Eén zo’n vervelend onderwerp vind ik de Palestijnen-kwestie. Alles wat me daarover normaal aan nieuws bereikt, schijnt altijd slechts een variatie op oude en overbekende ellende te zijn. Bovendien berichten de Nederlandse media slecht over dit onderwerp, en zelfs in mijn nauwelijks geïnformeerde blik zeldzaam partijdig.

Remnick wijdt een klein, maar belangrijk deel van deze bundel reportages aan Israël en Palestina. En het lukt hem om me hier toch voor te interesseren door portretten van mensen te maken; variërend van een diehard als Natan Sharansky, tot gematigde partijen als de schrijver Amos Oz, en de Palestijnse filosoof Sari Nusseibeh.

Zelfs in de andere portretten van politici die David Remnick schrijft, valt steeds op dat hij hen menselijk weet te maken. En met menselijk bedoel ik ook dat de humor niet ontbreekt. Dit boek is alleen de moeite al waard door zijn reportage over Al Gore, kort na diens verlies in 2000. Uit het verhaal over Tony Blair, die ik nooit meer dan een gladde praatjesmaker heb gevonden, zal me toch vooral bijblijven dat politici heel wat moeten doorstaan om in de vriendelijke belangstelling van de media te blijven.

Verder zijn er reportages opgenomen over boksen — de sport waar Remnick eerder enkele boeken aan wijdde — en over schrijvers. Al speelt bij de laatste categorie ook de politiek weer mee. De beide stukken over Solzhenitsyn zijn samen een biografie, die ook veel zegt over de verwachtingen die een samenleving van zijn schrijvers heeft.

Het valt me verder moeilijk iets algemeens over deze bundel te zeggen. Wat maakt Remnick nu precies zo goed, behalve dan dat dit bij het lezen meteen opvalt? Ik weet dat niet. Hij is duidelijk een intelligent auteur, die zich weinig gelegen laat liggen aan de standaardverhalen over de onderwerpen die hij behandelt; Remnick kijkt liever zelf, en tekent daarbij telkens details op die in de herinnering blijven hangen. Merkwaardig eigenlijk dat dit tezamen toch zo uitzonderlijk is.

David Remnick, Reporting
Writings from The New Yorker

483 pagina’s
Picador 2007, oorspronkelijk 2006

[x]opgenomen in het dossier: