Identiteit en kowesturten ~ Abe de Vries

► door: A.IJ. van den Berg

Essaybundels verschijnen er nauwelijks in het Fries, al was het maar omdat er nauwelijks essays in de taal geschreven worden. En dat is allebeide jammer. Al hebben essays altijd iets elitairs, waar ze ook gepubliceerd worden. Maar als zelfs de schrijvers binnen een cultuur het al niet eens de moeite waard achten om daar hun persoonlijke ideeën over te publiceren, en anderen zich evenmin geroepen voelen, laat dit voor mij bovenal zien hoe armoedig zo’n cultuur is.

Een literatuur als de Friese, die alleen kinderboeken, wat fictie, en opvallend veel dichtbundels produceert, levert daarmee slechts eindteksten op. En eindteksten zijn op zichzelf niet zo veel. Op hun best zijn het doodlopende stegen die een paar onverwachte doorkijkjes bieden. Eindteksten gaan pas breder leven als er praat over komt, of er met regelmaat over gepubliceerd wordt. Dit mechanisme alleen al maakt het verschijnen van essays tot noodzaak.

Heb ik het nog niet eens over alle andere onderwerpen die rijker belicht worden door persoonlijk gekleurde reflectie.

In deze bundel schrijft Abe de Vries — dichter, uitgever, man for all seasons — voornamelijk over recent verschenen Friestalige poëzie. Al komen ook eeuwige helden van elders langs, zoals de singer-songwriter Townes van Zandt, en Joseph Brodksy. Regelmatig zijn de essays die dit oplevert lang uitpakkende boekbesprekingen, waarin De Vries de ruimte neemt om van gedicht naar gedicht te schrijven. Soms doet hij iets meer.

De Vries heeft namelijk duidelijke ideeën over wat de Friese poëzie uniek maakt. Al werkt hij die dan hoogstens impliciet uit in dit boek, en is hij veel directer in een ander recent verschenen werk. Zijn poëziebloemlezing Het goud op de weg bevat een begeleidend essay, om onder meer te verantwoorden waarom hij de Friese gedichten koos die hij verkozen heeft. De Vries legt daarbij uit vooral de dichters te waarderen die oplossingen vonden voor de tegenstelling tussen de traditie, die in een plattelandsprovincie nog zwaarder drukt dan elders, en het experiment.

Ik zal nog weleens dieper op die gedachte ingaan, eventueel bij een boeklog over Het goud op de weg. Bij mij hebben de afgelopen anderhalf jaar wat andere ideeën postgevat over het Friese wereldje. Zoals dat het ook nogal schrijnt hoe weinig gebruiksteksten er in het Fries verschijnen – niet alleen essays ontbreken deerlijk – al was het maar omdat daardoor de Friestalige literatuur heiliger gemaakt wordt dan mij goed lijkt. Ik zie bijvoorbeeld niet in waarom slecht geschreven romans lof verdienen, alleen omdat ze toevallig in een taal uitkomen die slechts weinigen kunnen schrijven.

Bovendien, door vooral de literatoren met de last op te zadelen de lijfwachten van een taal te zijn, wat nu telkens zeer opvallend gebeurt, wordt hun invloed nogal overschat. Gedichies noch verhaaltjes laten iets gebeuren.

Enfin, alleen al door publiekelijk dit soort conclusies te trekken, zal ik wel weer allerlei mensen diep beledigd hebben. Het Friese taalgebied is nu eenmaal klein. En in plaats dat de publicisten daarom hun eigen betekenis wat relativeren, gebeurt regelmatig het omgekeerde. Er bestaan tal van ongeschreven normen, en overtreding levert merkwaardig heftige reacties op.

De Vries’ zijn essaybundel riep vooral het gevoel op hoe jammer het is dat er niet tien van zulke bundels verschijnen per jaar. Omdat ik bijna noodgedwongen nu toch teksten lees die ik in het Nederlands niet snel had opgezocht. Ik vind ook niets speciaals van dit boek. Dat iemand met een grote belangstelling voor poëzie onderzoekt waar bepaalde ontwikkelingen startten, en wie er misschien invloed had op wie, lijkt me logisch.

Mijn oordeel over deze bundel luidt wel dat Abe de Vries iets te veel de journalist is gebleven die hij ooit was. Ik begrijp wat beter wat er mooi is aan sommige gedichten, of wat juist helemaal niet, maar ik miste het persoonlijk gevoelde en zelf doorleefde in dit oordeel vrijwel steeds. Hoe informatief ook, er stond niets in dat me voor altijd bij zal blijven aan dit boek.

Abe de Vries, Identiteit en kowesturten
Essays oer Fryske literatuer

236 pagina’s
Bornmeer, 2008

[x]opgenomen in het dossier: