Letters From London ~ Julian Barnes

► door: A.IJ. van den Berg

Lang niet alles wat in de New Yorker gepubliceerd wordt, is geniaal. Maar de wetenschap dat een bundel of een boek al in gedeelten in dat tijdschrift werd gepubliceerd, is doorgaans wel een redelijke aanwijzing voor kwaliteit. Daar kwam ditmaal nog bij dat ik van Julian Barnes een paar interessante boeken heb gelezen, en het gegeven dat zijn Brieven uit Londen een bedoeling hadden.

Barnes kreeg van de New Yorker tot taak om als correspondent ontwikkelingen in de Britse cultuur en politiek uit te leggen aan een Amerikaans publiek. Dat zijn intelligente lezers, maar wel lezers die normaal niet geïnformeerd worden over typisch Britse, of Europese aangelegenheden.

En al heeft onder meer twintig jaar BBC op de kabel me iets meer kennis verschaft over het Verenigd Koninkrijk, op de keper beschouwd leek het ook mij prettig eens wat extra uitleg te krijgen.

Helaas gebeurde dat veel te weinig.

Dit boek viel me tegen, en dan niet omdat ik er te veel van verwacht had. Misschien is de periode 1990 – 1995 niet de meest boeiende uit de recente geschiedenis — Thatcher nam afscheid, Blair was nog net niet verkozen voor Labour — maar dit maakt mij niet uit. Barnes wist evenmin onderbelichte gebeurtenissen op te pikken die me bijzonder boeiden. Het doolhof als modeverschijnsel? De opening van de Eurotunnel?

Elk stuk in dit boek telt vaak wel weer briljant vileine observaties, zodat ik toch door bleef lezen.

En er staat éen werkelijk geniaal stuk in, met de titel ‘John Major tells a Joke’. Waarin Barnes deze zo kleurloze oud-minister-president moet beschrijven, en dat alleen kan via een omtrekkende beweging; omdat er over die man werkelijk niets te zeggen is. Dus moest de schrijver eens aan het werk, in plaats van de verslaggever.

We seem, domestically, to be living in ordinary times at the moment. Our new Archbishop of Canterbury, George Carey, is a very ordinary man — one who on attaining office gave his first national press interview not to The Times or The Daily Telegraph but to Reader’s Digest. Mr Major’s equivalent was to give a quite magnificently platitudinous interview this summer to Hello! magazine. This is a publication which specializes in not embarrassing celebrities, unless they have the wit to be embarrassed by glutinous fawning. […] Hello! (the exclamation mark in the title aptly reflects the magazine’s tone of excited innocence) likes to look into the future, prefers tragedy to smut, and interviews from the kneeling position. [104–105]

Misschien dat dit verklaart waarom zo veel van de vijftien brieven in dit boek me wat weinig boden. Die waren ambachtelijk gezien niet slecht, bevatten telkens ook wel aardige observaties en zinnetjes, maar bleven journalistiek; en waren dus per definitie oppervlakkig en tijdsgebonden. Terwijl ik Barnes verdacht had van diepte, of inzicht. Of eigenlijk gewoon van meer kwaliteit.

Julian Barnes, Letters from London
1990 – 1995
352 pagina’s
Picador, 1995

[x]opgenomen in het dossier: