Klont ~ Maxim Februari

► door: A.IJ. van den Berg

Geen auteur moet je willen reduceren tot éen of twee thema’s. Alleen valt me wel op dat Maxim Februari, in nogal wat van zijn werk, de eigenschappen van domheid onderzoekt. Bijvoorbeeld door te laten zien hoe zulke onnozelheid geïnstitutionaliseerd kan raken; en dan dus een structureel karakter krijgt.

Deze schrijver hing, naar verluid, ook weleens uit in een Patafysica-club met Matthijs van Boxsel — de samensteller van de Encyclopedie van de domheid. Een meer dan terloopse belangstelling voor dat thema moet er wel zijn.

Misschien dient de roman Klont ook wel als lakmoesproef. Want wie leest deze roman puur als roman; een fictief verhaal van enige lengte? En wie denkt daarentegen zeker te weten dat er nogal wat meer heeft gespeeld bij het schrijven?

In elk geval valt op dat er in deze uitgave zelf nogal eens lacherig wordt gedaan over dé roman — want waarom zou iemand nog zo’n boek willen schrijven, in deze onoverzichtelijke tijden…

Alleen werd dat een vraag waarmee ook ik kwam te zitten. Waarom zijn de onderwerpen in dit boek behandeld zoals ze behandeld werden? Wat voegde het element fictie toe? Behalve dat het boek de aloude mythe ontkracht dat Cassandras nooit geloofd zullen worden?

Punt voor mij bij het lezen was dat ook ik al even nadenk over éen van de onderwerpen waar dit boek over gaat. Eén van de eerste stukken van mij als pril journalistje ging over ‘ons schaduwbestaan in databestanden’. Vijfentwintig jaar geleden was dat ondertussen al. Sindsdien is onze overheid slechts enige duizenden databestanden meer gaan aanleggen. Waarin wij allemaal handig gereduceerd werden tot hoogstens enkele parameters.

Bestaat er bovendien een grote wens tot het koppelen van zulke bestanden; omdat dit dan nog meer nuttige informatie zou opleveren. Zo veel en zo veel blind vertrouwen bestaat er in dit mechanisme, dat eerder van beleidsreligie moet worden gesproken dan van objectieve beleidskeuzen. Omdat het benul ontbreekt dat dataverzamelingen heel makkelijk vervuilen, en niet gezien wordt dat er op basis van een beperkt tal vastgelegde parameters compleet verkeerde conclusies kunnen worden getrokken, automatisch ook nog, in breukdelen van seconden. Maar bedenkingen tegen het al te blinde techno-optimisme lijken welhaast ketterse ideeën te zijn.

Vorige week nog vond de Eerste Kamer het geen enkel probleem dat camera’s met nummerplaatherkenning voortaan alle autobewegingen vastleggen. Zo’n permanente privacyschending wordt dan verkocht met het argument dat zo de zware misdaad beter is aan te pakken. Alsof misdadigers nog nooit van valse nummerplaten hebben gehoord; en niet juist de platen klonen van onschuldige Nederlanders die in precies hetzelfde model auto rijden. En hoe gaan deze slachtoffers vervolgens hun onschuld aantonen?

In werkelijkheid heeft de Belastingdienst hiermee een extra mechanisme gekregen om te kunnen controleren of leaserijders niet meer privé-kilometers maken dan ze opgeven — tot nu toe verloor de Belastingdienst namelijk alle rechtszaken waarin de data van zulke ANPR-camera’s een rol speelde. Geneuzel over wat niet meer dan een administratief kwestietje is over vrije kilometers, gaat daarmee dus boven het tamelijk essentiële grondrecht dat de overheid niet alles van zijn burgers heeft te weten.

Heeft die overheid vervolgens ook de wettelijke plicht om de bevolking te beschermen tegen al te grove privacyschendingen door bedrijven. Zoals de Amerikaanse internetgiganten, die zo gretig dataprofielen aanleggen van al uw gedrag online. Elke Facebook- en Google-gebruiker hoort te weten de grondstof te zijn waarvan deze bedrijven rijker worden.

En dan is Klont van Maxim Februari dus ineens een roman over die ene onmogelijke vraag, die daarin overigens nooit rechtstreeks zo aan de orde komt. Wat betekent het als data gezien wordt als de olie van de eenentwintigste eeuw? Als het nieuwe goud?

Het verhaal in het boek wordt daarbij verteld via twee personages. De eerste is een hoge ambtenaar op leeftijd, Bodo Klein, werkzaam bij wat inmiddels het ministerie van Veiligheid heet. Diens wederwaardigheden staan in de derde persoon beschreven.

Zijn tegenspeler heet Alexei Krups; die een jonge internet-goeroe is met enig charisma. In het boek waarschuwt hij ervoor dat dataverzamelingen een heel eigen leven kunnen gaan spelen. Ongetemd. En daarmee onvoorspelbaar. Dat is die klont uit de titel van het boek. Alle passages waarin hij de hoofdrol speelt, staan in de ik-vorm. Alexei schreef ook het voorwoord van deze roman.

In een interview zei Maxim Februari dat zowel Klein en Krups iets van hem hebben. In hem leven zowel de goeroe die met de microfoon in de hand op dat podium verhalen vertelt over grote ontwikkelingen als de ambtenaar die het systeem dat hem werk biedt zo goed mogelijk wil dienen.

En die ambivalentie zit ook in het boek.

Zo lijkt het of het de bedoeling is dat de lezer die Alexei Krups — corrupts? — een nare blaaskaak zou gaan vinden. Terwijl die ambtenaar met al zijn getob heel wat sympathieker overkomt.

Alleen, waarom legt de schrijver dan Alexei Krups uiteindelijk precies de woorden in de mond, die Maxim Februari zelve zo had kunnen uitspreken?

Vergelijk de portee van Februari’s verzamelde citaten op mijn andere weblog, over het inmiddels bijkans religieuze beleid om data altijd te vertrouwen, bijvoorbeeld eens met de angstige conclusie van Krups in de roman, als hij eindelijk denkt te kunnen definiëren wat het gevaar is waartegen hij op al die podia waarschuwt:

De klont is niet een verzameling data en botsende algoritmes! Het is een duplicaat, een kloon, een alternatieve wereld! Een spiegelwereld die is losgeraakt en zelfstandig door de kosmos zweeft! […]

Het klonk al met al een beetje religieus, zo’n nieuwe wereld die bestond uit afbeeldingen van de oude wereld. En toch besefte ik meteen dat deze losgezongen wereld voorbij natiestaat en religie lag. Outside of time. Geen autoriteit die nog bepaalde wat moest gebeuren, wat de status was van de dingen, of wat waar was. Alles speelde zich autonoom af. De nieuwe wereld groeide zonder centraal gezag. En de fouten, de schadelijke gevolgen gingen zo razendsnel, zo onmetelijk snel, in nano-seconden — ze sloegen als een meteorietenregen terug op de arme, oude aarde. […]

[148-149]

En waarom zou een ambtenaar, nee zelfs een heel ministerie, er dan zo op gebeten zijn om éen enkele invloedrijke spreker uit te willen schakelen? — een vraag waarop deze roman mij overigens nooit een bevredigend antwoord gaf. Al heb ik natuurlijk zo mijn vermoedens, mede gezien het woord beleidsreligie hierboven gebruikt.

Klont bracht mij kortom een vreemde leeservaring. Zo was het merkwaardig om te kunnen zien welke informatie de auteur over wat er zoal speelt online op het moment nuttig wist te gebruiken, en welke ontwikkelingen er werden weggelaten uit de roman.

Kwam daarbij dat Februari’s wat afstandelijke manier van schrijven het moeilijk maakte om in dit boek te verdwijnen; hoe prettig laconiek de scènes in het verhaal soms ook zijn. Geen roman overleeft als er nooit een ‘uitstel van het ongeloof’ ontstaat. En ik bleef veel te analytisch kijken naar wat de schrijver aan het doen was om enig genot te beleven aan dit boek. Hoe intelligent en nuttig misschien zelfs de roman verder ook is.

Kennis belemmert weleens het onbekommerde zicht.

Maxim Februari, Klont
270 pagina’s
Prometheus, 2017

[x]opgenomen in het dossier: ,