Ons soort mensen ~ Marjolijn Februari

► door: A.IJ. van den Berg

Goed beschouwd is de bundeling van een serie columns raar. Als zo’n boek uitkomt, is de actuele aanleiding van menige tekst inmiddels allang vergeten. Bovendien moet er een band zijn met zo’n columnist om zo’n boek te willen hebben — want waarom zou je de teksten van iemand willen lezen die je normaal nooit leest? Alleen ken je de columns in het boek al als die band er is.

Een schrijver als S. Carmiggelt loste dit probleem op door aan het einde van het jaar enkel de cursiefjes te bundelen die tijdloos leken.

M. Februari hanteert een net wat andere aanpak. De columns die verzameld werden in Ons soort mensen verschenen tussen 2003 en 2010 in De Volkskrant en NRC-Handelsblad. Dat zijn kranten met een zeker snob-appeal, waar nogal wat lezers zich opvallend mee vereenzelvigen. Wat Februari telkens doet, is om stiekem te proberen al hun zekerheden te ondergraven.

Want, wat weten we nu eigenlijk zeker? En waarop is die kennis dan gebaseerd? Wat bestaat er wel aan fundament onder ons bestaan?

Boeklog drijft op hetzelfde principe. De permanente vraag bij al mijn lezen luidt: wat is normaal? En waarom is dat dan zo?

Geen groter genoegen daarom voor mij om iemand te lezen die net als ik actuele ontwikkelingen terug probeert te redeneren tot een kern. Helemaal als zo’n auteur in achtergrond net wat verschilt van mij; en daarmee steeds net iets andere perspectieven kiest; en daarbij de vragen die spelen elegant verwoordt. Ik heb daarom onbehoorlijk genoten van dit boek.

Ook al was ene Jan Peter Balkenende nog leider van het land op het moment van schrijven; en wordt aan hem gerefereerd.

En goed, dan heeft Februari van mij al bij voorbaat gelijk, vanwege het inzicht dat het koppelen van bestanden door de overheid schijnzekerheden laat ontstaan, en daarentegen oneindig veel problemen veroorzaakt.

Een probleem bij het bespreken van Ons soort mensen is wel dat de betogen dikwijls zo slim in elkaar steken dat enkel het kopiëren van een hele column laat zien waarom. Losse zinnen citeren, volstaat niet.

Neem nu de column ‘Wat te doen met de laatste wagon’. Op het eerste gezicht gaat die over een vraag die een broertje ooit kreeg voorgelegd bij een intelligentietest.

Stel dat het steeds weer de laatste wagon van een trein is die verongelukt, luidde de vraag, wat kun je dan maar het beste doen? Er bleken kinderen te bestaan die in zo’n geval de laatste wagon van de trein af wilden halen. [166]

Een rijk land als Nederland reageert precies omgekeerd. Dat zorgt er voor dat geld naar zo’n probleem gaat, waardoor er steeds weer een extra laatste wagon aan zo’n rijdende trein wordt gehangen.

Wat Februari daarmee dan niet uitspreekt, is de constatering dat vreemd genoeg niemand de moeite neemt om te kijken waarom zo’n laatste wagon telkens verongelukt — waarmee tegelijk een vraag wordt waarom dat gebrek aan analytisch vermogen telkens weer optreedt.

Een poging om te verwoorden waarom dit probleem zo bestaat, wordt wel in weer een andere column beschreven. ‘De afhankelijk elite’.

Je went aan alles. Althans, dat zegt Fay Weldon in een opstel over Jane Austen. Omdat je na verloop van tijd aan alles went, was Jane Austen dus ook gewend geraakt aan de problemen van haar tijd. De armoede, de gebrekkige medische zorg, de triestige positie van vrouwen. Over al die dingen hoefde ze niet te schrijven, omdat ze kon denken dat de wereld nu eenmaal was zoals hij was. [106]

Dan gaat het misschien te ver om van elke auteur te eisen dat die sensitief als een kanarie is in een kolenmijn; en wel de problemen ziet van de tijd waarin we leven. Maar er zijn wel verdomd weinig schrijvers helaas die ik van eenzelfde gevoeligheid in deze verdenk als waar ik mee behept ben. Wat de schrijvende rest meteen een heel stuk oninteressanter maakt. Want op de keper beschouwd te triviaal.

Marjolijn Februari, Ons soort mensen
267 pagina’s
Prometheus, 2011

[x]