Ik heb je nog veel te melden ~ Jean-Paul Franssens en A.F.Th. van der Heijden

De beste brieven uit dit boek staan al in twee andere boeken van Franssens. In de beide deeltjes Privé-domein van zijn hand namelijk. Zuiderkerkhof 1, en De wereld wil bedrogen worden. Dus bracht deze verzamelde briefwisseling vooral spijt dat ik niet meteen éen van die twee autobiografieën ben gaan herlezen.

Ik zocht eigenlijk ook naar de verzamelde briefwisseling tussen Jean-Paul Franssens en H.J.A. Hofland; omdat daarin meer van twee kanten kwam. Vond dat boek niet meteen, en keek alleen of deze uitgave iets te bieden had.

En wie weinig van een boek verwacht, kan soms prettig verrast worden. Maar deze verzameling brieven laat in de eerste plaats de ontwikkeling van een vriendschap zien, over de jaren 1987 — 2003. Daardoor staat er veel particuliers in de correspondentie, dat voor onderzoekers aanmerkelijk interessanter zal zijn dan voor lezers.

Nu hield ik er alleen wat trivia aan over. Er werd iets meer duidelijk over uitgavegeschiedenis van Franssens’ laatste boeken bijvoorbeeld; titels toevallig ook al eens geboeklogd.

Ik heb je nog veel te melden
De briefwisseling tussen
Jean-Paul Franssens en A.F.Th. van der Heijden

301 pagina’s
Bas Lubberhuizen, 2005

Kruis en kraai ~ A.F.Th. van der Heijden

De eerste aflevering van wat een reeks over de roman moest worden, begon met een brievenboek. Daarin richt Adri Van der Heijden zich telkens in lange epistels tot de uitgever Anthony Mertens.

Veel ruimte wordt daarbij ingenomen door gedetailleerde herinneringen aan alle drankdoorweekte uren in de hoofdstedelijke Horeca.

Haast als terzijdes richt de auteur in Kruis en kraai zich telkens toch weer tot het hoofdonderwerp. Die roman. En mij werd daarbij bijvoorbeeld niet duidelijk waarom zijn eigen boeken in dat genre al een tijd zo dodelijk obees zijn. In mijn opinie dan. Al onderkent Van der Heijden wel een zekere megalomanie bij zichzelf.

Omgekeerd is de vaakst terugkerende verzuchting bij hem wel dat het in Nederland altijd zo zuinig moet. Dat hier alleen de schrijvers bewonderd lijken te worden van het meest karige proza. Zelfs al beseft men daarbij niet daarbij de eeuwig geroemde Nescio behoorlijk barokke passages heeft geschreven in Dichtertje.

Wat mij evenwel het meest opviel was een bekentenis, uit éen van de laatste brieven. Dan citeert Van der Heijden uit het hoofd, zonder de bron nog te weten, de uitspraak dat elke man diep in zijn hart weet er helemaal niets van terecht te hebben gebracht. Van dat leven.

Maar dat is tegelijk een eeuwige bron om zelfverwezenlijking aan te ontlenen, om te pogen toch nog eens beter te willen doen.

En dan spreekt Van der Heijden zich uit over het onmogelijke boek [H.O.B.], dat nooit te schrijven zal zijn. Omdat elke poging het te maken in een mislukking zal eindigen.

Waarop zijn conclusie is dat er veel te zeggen valt om dan maar zo glorieus als het kan te mislukken.

En zulke passages brengen dan in elk geval iets over van wat de motivatie kan zijn om maar dom romans te blijven schrijven. Daaruit komt in elk geval een geestdrift naar voren, die een lezer verkwikt.

Ondertussen moet een conclusie wel luiden dat Van der Heijden, noch Palmen of Heijne in latere afleveringen van deze reeks, de roman werkelijk van een afstand durven te bekijken.

De status van het genre staat vast, nee die is zelfs uitgangspunt.

A.F.Th. van der Heijden, Kruis en kraai
De romankunst na James Joyce

107 pagina’s
Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2008

Kunst van het schrijven ~ Kees ’t Hart

Is het interessant om kennis te nemen van de opvattingen die Kees ’t Hart heeft over schrijven? Ik bedoel, als ik zijn romans moet samenvatten, dan is dat toch met de woorden dat in die boeken zo veel minder gebeurt dan mij lief is. De belofte vooraf blijft altijd groter dan wordt waargemaakt.

Hij heeft me daarmee al getoond dat zijn opvattingen over literatuur niet noodzakelijk de mijne zijn.

Maar ’t Hart stelt in dit boek wel dé vraag waar ik op boeklog ook telkens op terugkom. Wat maakt sommige romans tot meesterwerken, en andere juist niet?

Voor De kunst van het schrijven praatte ’t Hart met zes ervaren Nederlandse auteurs over de totstandkoming van éen van hun romans. Om na dit interview telkens een fragment uit zo’n boek te citeren, en dat in detail te bespreken. Deze exercities worden voorafgaan, en achteraf nog eens samengevat, in essays over het schrijven als ambacht.

’t Hart sprak met Hella Haasse, A.F.Th. van der Heijden, Tom Lanoye, Margriet de Moor, Thomas Rosenboom, en K. Schippers. Van de besproken boeken had ik er twee gelezen. Van der Heijden’s Advocaat van de hanen, en Lanoye’s Kartonnen dozen. K. Schippers’ Waar was je nou ligt dan weer al jaren op de stapel nog te lezen boeken. En opvallend was dat bij deze laatste twee titels het gesprek van ’t Hart iets aan deze boeken toevoegde.

Bij Lanoye, omdat ik me niet eerder gerealiseerd had hoe zwaar zijn achtergrond als toneelschrijver meeweegt in de romans.

Bij Schippers, omdat zijn boeken voor mij zo vaak als luchtbellen zijn; even heel bewonderenswaardig, en prachtig, maar dan hup weg, zonder ook maar iets benoembaars bij me na te laten.

Het gesprek met Rosenboom overtuigde me haast toch eens iets meer van hem te lezen. Maar hij schrijft nu eenmaal telkens historische romans; en ik ben te zeer historicus om het verleden zo misbruikt te willen zien.

Haasse liet me onverschillig. Haar werk zal kwaliteiten hebben, maar heeft nooit iets in me weten te roeren. En de gesprekken met Margriet de Moor, en A.F.Th. van der Heijden fascineerden me op een geheel verkeerde manier. Kees ’t Hart slaagde er daarbij haast in om deze auteurs voor altijd taboe te verklaren voor mij. Al was daar bij De Moor misschien slechts éen beginzin voor nodig. Haar roman De kegelwerper opent met de woorden:

Charles Pluut, een achterbaks sujet dat ooit een meisje heel dicht naar zich toe had gehaald om haar daarna als een hobby weer af te schaffen, arriveerde tegen zessen bij het pension. [138]

Die zin bestaat uit zo een machteloos macramé van taal, naar mijn idee, dat ik meteen al niet meer in dat schrijverschap geloof.

Bij Van der Heijden speelde een langzamerhand gegroeid vooroordeel mee. Zijn boeken bevatten me gewoon te veel ruis — terwijl critici telkens zijn stilistische vermogens blijven roemen. Nu kan ik net zo van een goedgeformuleerde zin in een roman genieten als iedereen. Alleen moet zo’n zin dan wel het boek ten dienste staan. En bij Van der Heijden heb ik inmiddels het idee dat die zo prominent aanwezige ruis slechts dient om zijn schrijverij meer te laten lijken dan die kan waarmaken.

Is er tenslotte uit dit boek niet een eenduidige conclusie te trekken over waarom ’t Hart’s eigen romans me zo weinig doen. Wel heb ik geleerd dat hij anders naar teksten kijkt als ik doe. En zulks is alleen maar informatief.

Kees ’t Hart, De kunst van het schrijven
215 pagina’s
Em. Querido’s Uitgeverij, 2007

Scherp van de snede ~ Pierre Vinken & Hans van den Bergh [sam.]

Beide samenstellers van deze bloemlezing zijn eind 2011 kort na elkaar overleden. En dat is jammer. Alleen al omdat ik best een polemiek met ze had willen aangaan over de samenstelling van de bundel Het scherp van de snede.

Doel van dit boek is nog het meest krachtig omschreven in de ondertitel. ‘De Nederlandse literatuur’ te tonen ‘in 100 en enige polemieken’. Alleen leggen de samenstellers dat dan wel erg eng uit. Niet enkel de teksten behoorden literatuur te zijn, ze mosten ook nog eens gaan over literatuur alleen.

Daarbij stamt het grootste deel van de opgenomen polemieken uit de twintigste eeuw — vanaf pagina 299 is zelfs de periode voor 1945 al voorbij. En daarmee zit er nog een rare onbalans in het boek.

Het lijkt of de samenstellers vooral belangrijk vonden wat zich tijdens hun bewuste leven heeft afgespeeld. Met een voorkeur voor wat het studentenblad Propria Cures door de decennia heen zoal heeft opgeleverd.

Zoals in elke bloemlezing is hun keuze een persoonlijke keuze. Alleen vind ik de beperking om in de laatste 500 bladzijden van het boek vooral schrijvers op andere schrijvers te zien schelden wat vreemd. Want hoeveel van die woordenwisselingen waren er nu werkelijk principieel. En hoeveel waren misschien nog net opwindend op dat moment?

Nut van het boek is wel dat een aantal befaamde teksten handig in éen band verzameld werd. Hermans die Weinreb als oplichter ontmaskerde. Mulisch’ ‘Ironische van de ironie’. Karel van het Reve’s ‘Raadsel der onleesbaarheid’. Brouwers litanie tegen de ‘jongetjesliteratuur’. Zwagerman’s ontmaskering van de criticus Arjan Peters’ gespleten tong. Piet Grijs tegen Renate Rubinstein, en omgekeerd. Het zijn inmiddels allemaal klassieke voorbeelden in het genre geworden.

Al zij opgemerkt dat de lange teksten steeds sterk zijn ingekort tot reeksen lange fragmenten. Zelfs als naslagwerk is het boek dus niet volledig.

En juist doordat bovenstaande voorbeelden al zo bekend zijn, viel me van de bloemlezing tegen dat er niet minstens even krachtige maar aanzienlijk minder beroemde voorbeelden naast zijn gezet.

Om slechts enkele voorbeelden van mogelijke polemiek te geven die op boeklog langskwamen. Joris Luyendijk heeft zowel de parlementaire pers in Nederland vrij grondig ontmaskerd, als de correspondenten in dictatoriaal regeerde landen. Daar is genoeg protest tegen gepubliceerd van journalisten die zich ten onrechte bekritiseerd voelden.

Zou daar echt geen materiaal tussen zitten met een zekere literaire kwaliteit?

De rechterlijke macht hier weet niets, en kan alleen in juridische sjablonen denken, volgens deskundigen uit andere wetenschappen.

En democratie bestaat niet in Nederland, aldus de politicologen. Al schijnt dat tegenwoordig beter te zijn, omdat er nu eindelijk parlementariërs zijn die uit de EU willen — of andere denkbeelden vertegenwoordigen die tot 2002 volstrekt taboe waren.

Me dunkt, onderwerpen volop en schrijvers genoeg die iets publiceerden dat de status quo aanviel. En dit ook met kwaliteit deden.

Polemieken van auteurs onderling zijn zo bezien wat klein in belang. Hoe pittig de formuleringen ook uitpakten. Hoe veel reuring de woorden misschien ook gegeven hebben in sommige kringetjes, op een gegeven moment.

Kortom, het ontbrak mij wat aan blije verrassing in het boek. Aan een volkomen andere kijk op zaken.

De opgenomen historische teksten zijn zo bezien misschien nog wel het interessantst. Of het losse feit dat Jan Eijkelboom voor hij als dichter debuteerde zich nog duchtig geweerd heeft als criticus.

En misschien is de grootste makke gewoon wel dat de opgenomen teksten elkaar te weinig versterkten. Weliswaar komen een enkele keer de twee strijdende partijen beide aan het woord; maar dat maakt de polemiek meestal juist onbenulliger. Dit is meer een boek om even iets in na te slaan, dan om te gaan lezen.

Enfin. Door de jaren heen is er ook heel wat geschreven tegen bloemlezingen, en de problemen die er aan de samenstelling van zo’n bundel kleven. Het ware wellicht aardig geweest als de samenstellers tenminste éen zo’n stuk hadden opgenomen.

Het scherp van de snede
De Nederlandse literatuur in 100 en enige polemieken

Samengesteld door Pierre Vinken & Hans van den Bergh
846 pagina’s
Prometheus, 2010.

Schrijvers op reis ~ Privé-domein gaat op vakantie

Een kleine honderd deeltje privé-domein zijn er inmiddels geboeklogd. En dat had een reden kunnen geven om eens een wat langere beschouwing aan deze serie egodocumenten te wijden. Alleen lukt me dat niet. Over een serie is weinig anders meer te melden dan dat niet elk deel dezelfde kwaliteit heeft.

Bovendien is de betekenis van de serie privé-domein al even verandert — wat misschien mede komt omdat de uitgever de reeks heeft laten versloffen. Het meest recente deel, Schrijvers op reis, waarin een reeks aan Nederlandse en Vlaamse auteurs die toevallig een band hebben met De Arbeiderspers een verhaal of fragment publiceren, is op geen enkele manier een hoogtepunt te noemen.

De ondertitel ‘Privé-domein gaat op vakantie’ lijkt me zelfs leugenachtig. In weinig verhalen speelt vakantie namelijk een rol. Een verblijf even elders, à la. Daarmee houdt het gauw op.

Vrijwel geen van de auteurs is trouwens ook onderweg — voor mij altijd het belangrijkste deel van een vakantie — bijna iedereen is al op zijn of haar bestemming; en gauw ietwat losgeslagen daar, doordat in den vreemde zo veel vertrouwds van thuis moest worden losgelaten.

Privé-domein diende me ooit om schrijvers te leren ontdekken. Opname in de reeks alleen al was een aanbeveling. Lang geleden.

Vandaar toch dat ik Schrijvers op reis probeerde. Wellicht dat uit deze verzameling een interessante nieuwe stem zou opklinken die me naar een tot nu toe genegeeerd oeuvre leiden kon. Maar zo’n ontdekking zat er niet bij.

En ja, dat zegt evenveel over mij als lezer, of meer wellicht, dan over de opgenomen auteurs.

Dus blijf ik de deeltjes privé-domein koesteren die me kennis lieten maken met iets, in de jaren tachtig, dat me toen de toegang ontsloot tot wat veel groters. Canetti’s Wat de mens betreft. Handke’s Last van de wereld.

Dus is er de wetenschap ook dat er deeltjes privé-domein bestaan die ik nooit zal lezen, omdat ik die uitgaven al in de oorspronkelijke taal bezit; en daardoor nooit als onderdeel van die Nederlandse reeks heb kunnen zien.

En dus staat de vervelende constatering nog altijd die al deze jaargangen boeklog me bracht: dat heel veel deeltjes privé-domein merkwaardig bescheten bloemlezinkjes zijn van veel grotere egodocumenten. Wat het ook heel moeilijk maakt om nieuwe uitgaven in de reeks werkelijk nog onbevangen in huis te halen.

Schrijvers op reis
Privé-domein gaat op vakantie

264 pagina’s
De Arbeiderspers, 2013
Privé-domein nr. 276