Alfabet van de globalisering ~ Geert van Istendael

‘Globalisering’ moet éen van de lelijkste woorden zijn die ik ken. Daarbij gaat me trouwens niet eens alleen om de inhoud, maar om de woordvorm. ‘Globaal’ betekent in het Nederlands ook iets anders.

Bij benadering, bijvoorbeeld. Ongeveer. Ruw geschat. We doen maar wat.

Nu hangt het er trouwens ook vanaf wie het woord benut, om te weten welke betekenis het heeft. Vooral onze politici gebruiken ‘globalisering’ vaak om te waarschuwen, en daarmee angst te zaaien. Alsof het nieuw is voor de open Nederlandse economie dat er een buitenland bestaat.

Geert van Istendael plaatst in dit boekje terecht vraagtekens bij het klakkeloos gebruik van ‘globalisering’ in interviews en krantenteksten. Daarvoor pakt hij steeds een trefwoord uit de politiek of economie, dat dan in een pagina of drie wordt toegelicht.

In toon en aanpak deed dit pamflet me nogal denken aan Eduardo Galeano’s boek Ondersteboven. Maar dat is aanmerkelijk rauwer, en bovendien geschreven door iemand van de arme zuidelijke helft van de aardbol.

Van Istendael zal armoede en ellende misschien zijn tegengekomen tijdens zijn werk, als journalist, maar heeft die nooit persoonlijk hoeven meemaken. Wel weet hij heel goed aan te geven waar de politiek in Nederland en België principieel tekortschiet.

Solidariteit en angst gaan niet goed samen. En voor zover er hier al naar buiten gekeken wordt, is die blik benepen.

Het blijft merkwaardig om een kabinet te horen pochen op zijn ontwikkelingshulp, terwijl diezelfde bewindslieden de landbouwsubsidies in stand houden waardoor Europese producten onder de prijs op de wereldmarkt worden gedumpt.

Geert van Istendael, Alfabet van de globalisering
126 pagina’s
Uitgeverij Atlas, 2006

Alle uitbarstingen ~ Geert van Istendael

België is een merkwaardig ver en vreemd land. Zelf bij de mensen van wie we de taal goed kunnen begrijpen, valt meestal alleen op wat er anders aan is. En bergen aan boeken en wouden vol bladen verschijnen er zonder dat daar ooit iets van doordringt, bij ons.

Dikwijls is dat zonde.

Neem nu het journalistieke werk van Geert van Istendael, zoals dat verzameld werd in deze bundel. Ik ben blij dat een aantal artikelen daarin niet alleen een tweede kans kregen, doordat ze al eens in boekvorm werden gevat. Nee, dit mag zelfs een derde kans heten, omdat in Alle uitbarstingen nog weer stukken uit drie boeken verzameld zijn.

Die waren me allemaal ook al ontgaan.

Maar gelukkig heb ik alsnog de gelegenheid gekregen een paar reportages te lezen die dat hoge ideaal bereiken: een documentaire op papier te zijn. Heel weinig schrijvers zijn in staat iets schijnbaar klein en actueels zo op te schrijven, dat er onnadrukkelijk conclusies in staan met een eeuwigheidswaarde.

Van Istendael kan dat, blijkt me nu. Geert Mak kon dat soms, toen hij zich nog beperkte tot waarnemen en nog niet de moraalridder was die zich met pamfletten moest wapenen. Verder ken ik nauwelijks levende schrijvers in het Nederlandse taalgebied met dit talent.

Neem nu zo’n kleinood als ‘De jacht op de theepot’, waarin Van Istendael reist naar het Britse Stoke-on-Trent. Als laatste redding. Want zijn o zo vertrouwde oude bruine theepot is stuk, en verkocht worden ze niet meer. Maar zelfs de fabrieken daar maken de potten niet langer, want die zijn allemaal over op makkelijker te verwerken witte klei.

Of toch niet?

Geert van Istendael, Alle uitbarstingen
415 pagina’s
Uitgeverij Atlas © 2001, oorspronkelijk 1994, 1996, 1999


Altrapsodie ~ Geert van Istendael

Dit is een betrekkelijk kort boekje, maar wel éen met onverwacht veel diepte. Over talent gaat het, en hoe talent alleen toch niet genoeg was. Een neef probeert te reconstrueren waarom zijn tante Adelheid, met de mooiste stem die iemand ooit gehoord had, daar uiteindelijk alleen in eigen kring maar succes mee oogste. Ondanks de lessen op het conservatorium, ondanks de kansen op een doorbraak, die er zeker zijn geweest.

Mooi aan deze novelle vind ik hoe Van Istendael het drama onderhuids weet te houden. Er is niet éen beslissend moment aan te wijzen waarop de carrière van tante gebroken werd, al hielp haar karakter niet mee. Ook was er veel kleingeestigheid te overwinnen geweest, had het wat willen worden.

Mede door de tekening van dat benauwde milieu, vooral van het Vlaanderen voor de oorlog, met zijn taalkwesties en zijn deprimerende katholicisme, vond ik dit een rijk boek.

Tegelijk, schrijven over muziek blijft zoiets als dansen over architectuur. Graag had ik de film naar dit boek gezien, waarin die strofes uit de liederen wel hoorbaar waren geweest. Ik ken de stem van Kathleen Ferrier, waar Van Istendael naar verwijst. Ik ken haar uitvoering van Brahms’ ‘Altrapsodie’, en weet dus dat daarin verklarende regels gezongen worden die de schrijver in het boek niet noemt. Maar toch.

Hoe veel de schrijver ook gelukt is, soms blijven woorden op papier enkel woorden op papier.

Geert van Istendael, Altrapsodie
141 pagina’s
Pandora Pockets 2001, oorspronkelijk 1997


Belgisch labyrinth ~ Geert van Istendael

Eerdere versies van dit boek hadden een andere ondertitel. ‘Schoonheid der wanstaltigheid’ stond er eerst op het kaft. Nu komt die titel alleen nog terug in het hoofdstuk dat over de huizenbouw in België gaat. Over het waarom van die verandering staat nergens iets. En eerlijk gezegd begrijp ik de nieuwe ondertitel ook niet goed.

Wakker worden in een ander land?

Ik had dit boek al eens gelezen, in een eerdere incarnatie. Toen het nog de ‘Schoonheid der wanstaltigheid’ heette. En het viel me mee hoeveel er mij bijgebleven was. Nu laat België me ook niet geheel onverschillig. Ik heb sinds dat boek meer over het land gelezen; ik ben er sindsdien ook vaak genoeg geweest. Wat Van Istendael ooit aan belangstelling zaaide, is gekoesterd, en groeide tot kennis — hoe oppervlakkig die ook mag zijn.

Zo herinner ik me na dit boek nog eens de hoofdstukken in Kossmann’s Lage Landen te hebben gelezen die voor de tentamens Vaderlandsche geschiedenis over mochten worden geslagen. Die gedeelten over de Zuidelijke Nederlanden.

Dit alles maakte het lezen van Het Belgisch labyrinth eerder een hernieuwde kennismaking dan een nieuwe ontmoeting. Al stond de eerste lezing me niet zo goed bij dat ik zag waar het boek vernieuwd was. Het is sinds de eerstuitgave in 1989 twee keer herzien.

En toegegeven, helemaal werden me de problemen niet uitgelegd die op het moment spelen, bij die haperende kabinetsformatie daar. Maar hiervoor geldt ook, zoals altijd, dat problemen zelden de redenen hebben die politici zelf opgeven. Onder het oppervlakte woelen altijd andere zaken mee. En over de tegenstellingen tussen Vlamingen en Walen, of de bewuste vergiftiging van Brussel met het Frans, is Van Istendael wel degelijk uitermate helder.

meer Van Istendael op boeklog

Geert van Istendael, Het Belgisch labyrinth
Wakker worden in een ander land

312 pagina’s
De Arbeiderspers, 2001 herziene druk, oorspronkelijk 1989

Gesprekken met mijn dode god ~ Geert van Istendael

Zoon schrijft boek over bekende vader.

Hoewel de biografen van vermaarde mensen doorgaans vreemden zijn, komt het toch ook weleens voor dat kinderen over éen van de ouders schrijven. Niet in het minst om te reconstrueren hoe zijn of haar leven er uitzag buiten de situatie thuis. Al was het maar om de afwezigheid te wegen daar.

De naam August Vanistendael [1917 – 2003] zal in Nederland weinigen iets zeggen — behalve misschien als vader van — in België werd hij minister van Staat. Tijdens het Tweede Vaticaanse Concilie was hij éen van de weinige leken-adviseurs. Maar vooral zal hij in het land bekend staan als vooraanman van de christelijke vakbond.

Zoon Geert legt ook nog nadruk op de vaardigheden van zijn vader als dichter — en dan vooral op het gemak waarmee hij à l’improviste gelegenheidsversjes kon schrijven.

En een schrijver moet zijn vader alleen al dankbaar zijn voor de boeken die hij in huis bracht; wat er gewoon al ongevraagd aanwezig was.

Intrigerend aan dit boek is dat de vorm van de vertelling nogal eens wisselt. Zo zet Geert van Istendael zelfs fictie in om te reconstrueren hoe zijn de talenten van diens vader, als kansloos sloebertje uit een rood gezin, werden gezien door een kapelaan. Waarop scholing volgde. En daarmee mogelijkheden ontstonden.

Tegelijk is dat verhaal wel een sleutel om iets te verklaren over de drang van August Vanistendael om ook anderen kansen te bieden.

Dit boek verraste het me meest toen Geert van Istendael Latijns-Amerika bezocht om daar mensen te spreken die zijn vader zo geregeld hadden meegemaakt. Mede omdat hij daarbij duidelijkheid zocht over een gerucht; dat een goede vriend van zijn vader, de pater jezuïet Vekemans, het geld waarmee hij goed deed ook van de CIA zou krijgen.

De geschiedenis van geen mens is te tekenen zonder iets over de grote evenementen van de tijd te zeggen.

Van Istendael’s aanpak werkte bij mij het minst toen hij de ontluikende liefde tussen zijn vader en moeder beschreef. En dat is een raar oordeel. Want, waarom zou een kind niet mogen beschrijven wat er voorafging, en zelfs noodzakelijk was, voor het er komen kon?

En toch, mede door die staalkaart aan technieken om een leven mee te beschrijven, een voorbeeldige biografie.

Geert van Istendael, Gesprekken met mijn dode god
303 pagina’s
Atlas, 2009

Mijn Duitsland ~ Geert van Istendael

De lange reeks essays, reportages, en columns in dit boek begint met ‘Aachen’, en eindigt met ‘Zalm’. Het staat nergens, maar deze bundel had ook Alfabet van mijn Duitsland kunnen heten. Net als Van Istendael vorig jaar een boek uitgaf dat Alfabet van de globalisering heette.

Die vorm moet hem bevallen zijn.

En daar is ook wel wat voor te zeggen. Onderwerpen kunnen te groot zijn om in éen boek af te doen. Zoals globalisering. Zoals Duitsland. Wat éen auteur daarover melden kan, is noodzakelijkerwijs fragmentarisch. Door zulke fragmenten in alfabetische volgorde te presenteren, wordt die onmacht erkend; terwijl er tegelijk toch iets aan overzicht lijkt te worden geboden.

Ik vond dit een uitermate prettig boek om te lezen. Zeker de reportages die Van Istendael schrijft, reiken ver. Zijn aandacht voor het kleine en persoonlijk ervarene vind ik wel aanmerkelijk interessanter dan de breedhistorische onderdelen in zijn beschouwingen.

Mijn voornaamste bezwaar tegen dit boek is het bijna geheel ontbreken van een verantwoording. Achterin deze bundel staat wel terloops dat sommige artikelen al eens elders verschenen — zoals in Alle uitbarstingen — maar liever had ik ook geweten wanneer elk stuk oorspronkelijk geschreven is. In deze bundel wordt ook werk van zeker twintig jaar oud gerecyclet. Daar heb ik niets op tegen, maar het ergert me wat als dit gegeven wordt weggemoffeld.

In deze bundel versterken de delen elkaar; en dat is altijd het enige criterium om zo’n magazijn van een boek mee te beoordelen. Maakt niet uit waar de delen dan wegkomen.

Maar goed, wat houd ik uiteindelijk over aan dit boek? In elk geval een lijst met Duitse worstsoorten, om toch eens te proberen — of belangrijker nog, de wetenschap welke worst te vermijden.

Nee, Van Istendael schrijft zo inspirerend over een paar schrijvers dat ik nu zeker weet me toch eens meer in bijvoorbeeld Tucholsky te moeten verdiepen.

En hij maakt nieuwsgierig, naar een paar plekken. Maar dat is allemaal extra; daarvoor lees ik niet per se een boek als dit.

meer Van Istendael op boeklog

Geert van Istendael, Mijn Duitsland
464 pagina’s
Uitgeverij Atlas, 2007

Mijn Friesland ~ Rimmer Mulder

Zoals vaker met Friese zaken, broeit bij dit boek onderhuids van alles mee. Dit begint al met de titel, waarin de provincie “Friesland” wordt genoemd. Merkwaardig genoeg is zoiets al een statement. Het provinciaal bestuur wil namelijk hebben dat iedereen de officiële naam “Fryslân” gebruikt voor het gebied. Al lijkt het mij dat een regio die toch al perifeer is, door die dwang alleen maar verder op een afstand komt te staan.

En dan is er de persoon van de auteur nog. Dezelfde uitgever bracht bijvoorbeeld twee vergelijkbare boeken van Geert van Istendael uit — Mijn Duitsland en Mijn Nederland. Maar daarin schrijft een geïnformeerd iemand van buitenaf wat opvalt aan een ander land. Terwijl voor Mijn Friesland juist een inboorling werd uitgekozen, en dan eentje met een vooraanstaande positie in het gebied daarbij.

Rimmer Mulder is al decennia éen van de hoofdredacteuren van de Leeuwarder Courant, in Friesland verreweg het meest gelezen dagblad. Hem wordt hierom alleen al een enorme invloed toegedicht, door sommigen. Zijn de media de vierde macht niet?

Nu kan ik de Leeuwarder Courant niet zo goed meer lezen. Er staat te zelden iets in dat mij verrast. Al geef ik toe dat het volschrijven van een regionaal dagblad me een hondse taak lijkt. In een mediawereld waarin steeds meer op precies omschreven doelgroepen wordt gemikt, is het leefgebied van een publiek alleen zelden een inhoudelijk criterium. Toch moet een regionale krant zich wel op mensen richten die hoogstens de eerste cijfers van hun postcode gemeen hebben.

De Leeuwarder Courant is voor mij daarom een krant die altijd voorzichtig zal opereren; noodzakelijkerwijs; om iedereen toch maar zo goed mogelijk te vriend te houden. Een uitgave waaraan vooral opvalt hoe weinig uitgesproken die is. Tegelijk zijn er nogal wat groeperingen en individuen in de provincie die blijven vinden dat zij te weinig aandacht krijgen voor hun afgeperkte belangetjes. Ook een voorzichtige koers ontmoet kritiek, als iedereen beter weet hoe de vaargeul moet lopen.

Een grote vraag was daarom voor mij vooraf, durft Rimmer Mulder het aan om zich voor de verandering eens duidelijk uit te spreken in dit boek? Daarnaast speelde mee of het hem zou lukken iets over Friesland te schrijven dat ik nog niet wist.

Bij mijn beoordeling woog bovendien mee dat ik Mulder’s werk onwillekeurig toch moest vergelijken met de boeken van Geert van Istendael. En die Belgische auteur is niet alleen een groter stilist; hij permitteert het zich ook om te schilderen met een rijker palet aan persoonlijke opinies. In Mulder’s Mijn Friesland komt dat Friesland daarom wel naar voren, maar blijft het “mijn” nogal onderbelicht.

Dit is zeker een onderhoudend boekje, maar het blijft aan de journalistieke kant. Als Mulder hiervoor alleen onderwerpen gebruikt heeft die hij de laatste tien jaren al eens aanstipte in zijn hoofdredactionele commentaren, zou mij dat niet verbazen. Er mist mij te veel aan eigenheid, en ook aan diepte.

Mijn Friesland is, evenals het vergelijkbare Mijn Duitsland, of Mijn Nederland, opgezet om via een alfabetische lijst met trefwoorden toch een brede verscheidenheid aan onderwerpen te kunnen behandelen, zonder dat daarbij een rode draad noodzakelijk is. Opvalt dat Van Istendael het in zijn boek over Nederland onbekommerd heeft over Friese zaken als de Beerenburg van de weduwe Joustra, of de mummies in het kerkje van Wiuwert. Mulder vermijdt deze onderwerpen. Maar hij kiest dan weer wat andere willekeurige Friese cliché’s, zoals het polstokverspringen, het schuitjezeilen, en de eeuwige strijd rond het eierzoeken.

Ik geef toe dat hij af en toe iets schreef dat nieuw voor me was. Mulder bracht een verhelderend artikel over de positie van de stichting Je Maintiendrai in de Nederlandse uitgeversmarkt. Maar dat onderwerp is aanmerkelijk groter dan Friesland alleen. Daar tegenover staat dat ik niet goed begrijp waarom bijvoorbeeld TV-kok Reitse Spanninga een eigen lemma waard was.

En zo gaat er wel vaker belangstelling uit naar namen of ontwikkelingen die over tien of twintig jaar niemand meer iets zal zeggen. Is de schrijver me toch te weinig losgekomen van de actualiteit die in zijn dagelijkse werk zo’n grote rol zal spelen.

Door een soms opvallend gebrek aan een meer historische duiding van ontwikkelingen zal Mijn Friesland snel verouderen, denk ik. Iets minder vluchtig dan een krant is het, die morgen alweer oud papier wordt. Maar toch ook niet zo heel veel minder oppervlakkig. Er blijft na lezing weinig hangen.

Neem ik dan helemaal niets mee uit Mulder’s voorzichtige opinies? Nee, hij doet toch een opvallende uitspraak over de positie van de Friese taal. Die taal verklaart hij namelijk dood in dit boek, al citeert hij daarbij wel heel laf iemand anders om dit als oordeel uit te kunnen spreken — en wat een naar journalistentrucje is dat toch. De Friese taal is dood, omdat er in het geschreven Fries geen nieuwe woorden bijkwamen in een bepaald jaar. Nu verbaast dit oordeel mij inhoudelijk niet, maar wel dat Rimmer Mulder ineens met deze opmerking komt. Als hoofdredacteur van de meest gelezen uitgave in Friesland heeft hij namelijk een bijzondere positie in het stimuleren of het tegenhouden van het schriftelijk gebruik van het Fries. Maar zoals hierboven al gemeld, daarbij kan hij het nimmer goed doen, voor velen.

Rimmer Mulder, Mijn Friesland
272 pagina’s
Uitgeverij Atlas, 2007
isbn 978 90 450 0076 3

Mijn Nederland ~ Geert van Istendael

Na zijn boeken over Duitsland en België gelezen te hebben, was het logisch om Van Istendael ook nog eens over Nederland aan het woord te laten. De man heeft hier gewoond, in zijn jeugd. En zijn uitgever is in Amsterdam gevestigd. Het land is hem niet vreemd.

Bovendien begint Van Istendael dit boek met de verzuchting dat hij het niet erg had gevonden als 1830 nooit was gebeurd; als België bij Nederland was gebleven. Dit belooft dat de schrijver niet alleen kritiek zal uiten in deze bundel.

Alleen blijkt dan toch een nadeel te zijn dat ik, anders dan over België of Duitsland, over Nederland al zo mijn eigen gedachten heb gevormd. Dit boek leverde me geen nieuwe inzichten op, anders dan Van Istendael’s andere bundels. Daarmee werd ineens alleen het persoonlijke belangrijk, en de taal waarin de schrijver zijn bevindingen heeft genoteerd.

Mijn Nederland moest het daarmee vooral hebben van het vermaak dat het bood. De hoofdstukken van dit boek bestaan uit een alfabetische lijst met trefwoorden, een logische lijn is er verder niet; dus afwisseling biedt het daarom genoeg. Willekeur misschien ook wel.

Maar wat blijft er weinig van de inhoud hangen. Tenminste, wat blijft er weinig over aan uitspraken over zaken die typisch Nederlands zijn.

Ik mag Van Istendael graag lezen, maar nu ik voor de verandering eens uit eigen ervaring kon oordelen waarover hij schreef, las ik hem blijkbaar toch anders.

** zie ook het boeklogje over Mijn Friesland

Geert van Istendael, Mijn Nederland
382 pagina’s
Uitgeverij Atlas, 2005