Gesprekken met mijn dode god ~ Geert van Istendael

► door: A.IJ. van den Berg

Zoon schrijft boek over bekende vader.

Hoewel de biografen van vermaarde mensen doorgaans vreemden zijn, komt het toch ook weleens voor dat kinderen over éen van de ouders schrijven. Niet in het minst om te reconstrueren hoe zijn of haar leven er uitzag buiten de situatie thuis. Al was het maar om de afwezigheid te wegen daar.

De naam August Vanistendael [1917 – 2003] zal in Nederland weinigen iets zeggen — behalve misschien als vader van — in België werd hij minister van Staat. Tijdens het Tweede Vaticaanse Concilie was hij éen van de weinige leken-adviseurs. Maar vooral zal hij in het land bekend staan als vooraanman van de christelijke vakbond.

Zoon Geert legt ook nog nadruk op de vaardigheden van zijn vader als dichter — en dan vooral op het gemak waarmee hij à l’improviste gelegenheidsversjes kon schrijven.

En een schrijver moet zijn vader alleen al dankbaar zijn voor de boeken die hij in huis bracht; wat er gewoon al ongevraagd aanwezig was.

Intrigerend aan dit boek is dat de vorm van de vertelling nogal eens wisselt. Zo zet Geert van Istendael zelfs fictie in om te reconstrueren hoe zijn de talenten van diens vader, als kansloos sloebertje uit een rood gezin, werden gezien door een kapelaan. Waarop scholing volgde. En daarmee mogelijkheden ontstonden.

Tegelijk is dat verhaal wel een sleutel om iets te verklaren over de drang van August Vanistendael om ook anderen kansen te bieden.

Dit boek verraste het me meest toen Geert van Istendael Latijns-Amerika bezocht om daar mensen te spreken die zijn vader zo geregeld hadden meegemaakt. Mede omdat hij daarbij duidelijkheid zocht over een gerucht; dat een goede vriend van zijn vader, de pater jezuïet Vekemans, het geld waarmee hij goed deed ook van de CIA zou krijgen.

De geschiedenis van geen mens is te tekenen zonder iets over de grote evenementen van de tijd te zeggen.

Van Istendael’s aanpak werkte bij mij het minst toen hij de ontluikende liefde tussen zijn vader en moeder beschreef. En dat is een raar oordeel. Want, waarom zou een kind niet mogen beschrijven wat er voorafging, en zelfs noodzakelijk was, voor het er komen kon?

En toch, mede door die staalkaart aan technieken om een leven mee te beschrijven, een voorbeeldige biografie.

Geert van Istendael, Gesprekken met mijn dode god
303 pagina’s
Atlas, 2009

[x]