Albert Camus ~ Ger Verrips

Soms volstaat het ook wel om gewoon een adequaat boek te lezen.

Verrips’ biografie van Albert Camus [1913 — 1960], bijvoorbeeld, bestaat uit een persoonlijk gekleurde samenvatting uit andermans biografieën en studies. Want behalve dat hij al Camus’ werk in druk zal hebben herlezen, lijkt me niet dat er verder veel eigen onderzoek ten grondslag ligt aan deze uitgave. Anders dan anderen deden. Zelfs in Nederland. Hans Achterhuis of Lolle Nauta bijvoorbeeld zijn nog op hun ideeën over Camus gepromoveerd.

Alleen maakte dit niet uit bij het lezen. Ger Verrips werd al in 1947 geraakt door Camus’ essayreeks over geweld Ni victimes ni bourreaux. En zijn fascinatie voor de Frans-Algerijnse schrijver bleef bestaan. Vijftig jaar lang.

En daardoor bestaat zijn biografie niet enkel uit de levensbeschrijving van een Nobelprijswinnaar literatuur met behoorlijk een grillig liefdesleven, die te jong stierf door een auto-ongeluk. Verrips besteedde ook uitgebreid aandacht aan alle teksten die deze man schreef — al hielp het wel dat ik vrijwel alle daarvan gelezen heb — en de context waarin dat materiaal tot stand is gekomen. Met diens onmogelijke positie tussen Algerije en Frankrijk op een gegeven moment. Met diens strubbelingen met het Communisme — de heilsleer die ook Ger Verrips zo lang omarmde.

Dus zal het vast niet allemaal briljant zijn wat Verrips heeft gewrocht. Ongetwijfeld zullen er betere biografieën te vinden zijn over Albert Camus; die dan wel nieuws brengen dat nog niemand had. Punt is dat ik die boeken niet lezen zal. Mij ging het bij het lezen nu om de vraag — zoals bij schrijversportretten eigenlijk altijd — of het nut heeft de boeken van zo’n auteur te herlezen die ik al eens eerder las; toen ik er waarschijnlijk te jong voor was.

Is het al helemaal een plus als een biografie nieuwsgierig maakt naar werk dat ik nog niet kende. Zoals die essayreeks Ni victimes ni bourreaux. En meer hoeft een biografie niet te doen. Was dit boek bovendien precies goed van lengte.

Ger Verrips, Albert Camus
Een leven tegen de leugen

186 pagina’s
Uitgeverij Balans, 1997

Denkbeelden uit een dubbelleven ~ Ger Verrips

Aan het begin van deze biografie meldt de auteur Van het Reve’s boeken niet apart te zullen gaan duiden. Combineer dit met de wetenschap dat Ger Verrips ooit tot het partijkader van de Communistische Partij Nederland hoorde, en binnen een minuut was me duidelijk dat een groot deel dit boek me maar matig zou interesseren. Verrips is bovenmatig geboeid door de jeugd van Karel en Gerard van het Reve. In dat communistische gezin. Ik ben dat niet zo.

En niet eens omdat Theodor Holman’s biografie daar ook al over ging.

Het is simpelweg een kwestie van evenwicht. Ik vond het wat merkwaardig dat bijvoorbeeld bijna niets gezegd werd over het gezin dat Van het Reve zelf zou gaan stichten — maar dat alles vanuit die jeugd verklaard bleef worden.

Nu las het boek te zeer alsof de auteur op de helft besefte nog wel duizend pagina’s meer nodig te hebben, als hij zo gezapig doorging. En hup, toen moest het ineens met erg grote stappen.

Dit is jammer, omdat Verrips uiteindelijk wel degelijk een paar zaken voor mij in een breder perspectief zet. Dat had hij veel vaker mogen doen.

Zo was er het correspondentschap van Karel van Het Reve in Moskou. Weliswaar komt dit aan de orde in Met twee potten pindakaas naar Moskou. Maar het was prettig om te lezen wat er allemaal niet in dat boek staat. Zoals hoe het contact met die Russische dissidenten gelegd werd, en waar dat uiteindelijk toe leidde.

Ook twee andere zaken die eerder op boeklog genoemd werden, weet Verrips goed te plaatsen.

Bij het dispuut over de Huizinga-lezing ‘Het raadsel der onleesbaarheid’ kiest hij wel wat de zijde van de gevestigde orde. Bijvoorbeeld door mee te gaan met wat Hans van den Bergh jaren later tegen Van het Reve inbracht. Terwijl ik nu juist — uit wetenschapsfilosofisch oogpunt — het steeds meer te prijzen vind dat iemand uit de literatuurwetenschap het waagde de pretenties van zijn vakgenoten onder uit te halen. Dat zo’n aanval niet subtiel kan, lijkt me daarbij logisch.

Grappig is daarentegen wel dat Verrips laat zien hoe Van het Reve’s onnozele vragen over de evolutietheorie nu juist Dick Hillenius en Maarten ’t Hart ontmaskerden, als biologen die hun vakliteratuur niet goed hadden bijgehouden. Hun replieken op zijn provocatie waren wat te neerbuigend.

Maar zo had ik dus graag meer uitgelegd gekregen.

Ger Verrips, Denkbeelden uit een dubbelleven
Biografie van Karel van het Reve

472 pagina’s
De Arbeiderspers, 2004
Open Domein nr. 42

Mannen die niet deugden ~ Ger Verrips

De vraag drong zich ineens op hoe militaristisch mijn opvoeding eigenlijk was. En dan niet om wat mijn ouders dachten, want die dachten niet zo. Maar hoe zat het met de algemene cultuur in de jaren zeventig?

Werd van mij als jongetje nog altijd verwacht dat ik soldaat moest worden? Om de eer nog eens te mogen sneuvelen voor het Vaderland? En als dit zo was, wat bestendigde dat idee dan zoal?

Ik ben geneigd de bizar grote aandacht voor de Tweede Wereldoorlog tijdens mijn schooltijd te zien als passend in dit patroon. Want dat mocht allemaal nooit meer gebeuren.

Sindsdien kreeg een politieke partij waarvan de leider zich telkens weer fascistisch uit alleen wel regeringsmacht, als partner van een coalitie tussen VVD en CDA.

Interessantste opmerking in Mannen die niet deugden komt van een pelotonscommandant. Die constateert dat het Nederlandse leger uit verliezers bestaat. In 1940 hielden ze geen stand. In 1948 streed het voor de verkeerde zaak; omdat onze politici geen realiteitszin hadden over Indonesië. En beter werd het daarna niet, vul ik dan aan.

Want zo’n opmerking pleit bijvoorbeeld tegen het idee dat de Nederlandse samenleving militaristisch zou zijn — vechten kunnen we niet.

Die pelotonscommandant vond dat Ger Verrips eens praten moest met de beste soldaat die voor hem gediend had in Indonesië. Enige schoonheidsvlekje aan deze man was alleen dat hij als vijftienjarige dienst nam bij de Waffen-SS, en aan het Oostfront had gestreden.

Toen diens eenheid de terugtocht dekte van andere Duitse troepen, werd hij gevangen genomen. Daarop had hij enkele jaren te overleven in de Russische kampen.

Eenmaal terug in Nederland kreeg hij een voorwaardelijke straf voor het in vreemde krijgsdienst gaan. En een paar weken later lag er een oproep van de Nederlandse militaire dienst, om uitgezonden te worden naar Nederlandsch-Indië. Alwaar er node gebrek was aan soldaten met praktische gevechtservaring.

Verrips wist ook na meerdere gesprekken met deze man, die enkel Sjeng heet in het boek, nog altijd niet wat hij met diens levensverhaal aan moest. Tot hij bij Szymborska las:

Na elke oorlog
moet iemand opruimen.
Min of meer netjes
wordt het tenslotte niet vanzelf.

Mij viel op dat Mannen die niet deugden pas iets had als het boek niet over dat levensverhaal ging van Sjeng. Want, hoe treurig ook, dat was redelijk voorspelbaar. Wie Babel heeft gelezen, plus een twee boeken over het overleven in een kamp, staat dan van weinig meer te kijken.

Hoe Sjeng en zijn pelotonscommandant de biografie van Hans Andreus lazen bijvoorbeeld, bood iets extra’s. Want volgens die uitgave bleek deze bekroonde dichter fout te zijn geweest in de oorlog — wat bijvoorbeeld nu niet eens op diens Wikipedia-pagina vermeld wordt. Sjeng, als praktijkdeskundige, geloofde niets van Andreus’ verhalen over diens tijd aan het Oostfront. Daar had iemand zich veel heldhaftiger voorgedaan dan hij geweest kon zijn.

Voor de rest wreekte zich te zeer dat dit boek slechts over éen man ging — daardoor bleef het te zeer een lang interview, en geen doorleefde tekst.

Was er bovendien in de Nederlandse literatuur Montyn al, waarin Dirk Ayelt Kooiman het verhaal optekende van iemand die als jonge jongen aan het Oostfront vocht

Ger Verrips, Mannen die niet deugden
Een oorlogsverleden

184 pagina’s
Balans, 1998

Zorg dat je een gekkenbriefje krijgt ~ Ger Verrips

In een recent opiniestuk over de laffe braafheid van Nederlandse auteurs, die daarom wel nooit de Nobelprijs voor literatuur zullen krijgen, stond éen zin die mij tot nadenken stemde.

Wie van onze schrijvers nam eigenlijk een moedig standpunt in over onze koloniale oorlog in Nederlands-Indië?

Ook al omdat het mij vrij moeilijk lijkt om schrijvers, van boeken, die tijd vergen om te rijpen, in hun romans beslissende opmerkingen te laten plaatsen over actuele ontwikkelingen. Die immers soms hoogstens even duren.

Wie van onze schrijvers nam eigenlijk een moedig standpunt in over de kwestie zwarte piet?

Er spelen grote problemen in deze tijd, die om een intelligente reactie vragen, en waarvan ik me afvraag of de litteratuur werkelijk nog het aangewezen middel is om de goegemeente nu eens echt te informeren. Zelfs niet als je het standpunt inneem — wat ik niet doe — dat kunst de nobele taak heeft om mensen beter te laten kijken.

Ja, Jan Terlouw kon indertijd nog een jeugdroman wijden aan een miniem onderdeeltje van de Deltawerken — moest die Oosterschelde helemaal afgesloten worden, of niet? Maar een roman die neutraal informeert over de gevolgen van de opwarming van de aarde, en de mogelijkheden daar nog iets tegen te doen, lijkt me onmogelijk te schrijven.

Moest zo’n boek bovendien in de publieke opinie strijden tegen een georganiseerd kamp wat ontkent dat menselijk handelen het klimaat verandert; en dat met miljoenenbedragen gesteund wordt door de olie-industrie.

Schrijvers blinken voor mij allereerst uit in terugblikken. In het daarbij samenballen van gebeurtenissen en ervaringen tot een lopend verhaal; wat dan orde schept uit chaos. En door dat opiniestuk ging ik me dus wel afvragen wat voor mij dé roman is over wat de Nederlanders misdeden in Indonesië tijdens de onafhankelijkheidsstrijd daar.

Wil ik overigens niet suggereren een overzicht te hebben van alles dat over dit thema verscheen.

Achteraf.

En dan lijkt me Ger Verrips kleine roman, Zorg dat je een gekkenbriefje krijgt, niet de minste poging. Mede omdat dit boek net iets later in de tijd speelt. Rond 1950. Toen de Korea-oorlog uitbrak.

Verrips verwerkte in deze uitgave het autobiografische gegeven dat hij per se niet naar Indonesië uitgezonden wilde worden, of naar Korea; om daar dan zij-aan-zij met oud-SS’ers voor het vaderland te vechten. Alleen zag hij slechts éen mogelijkheid om daar onderuit te komen. Hij moest afgekeurd worden, om zijn geestelijke stabiliteit.

Extra probleem daarbij was dat hij al dienst genomen had.

En dan bleek het nu niet het verhaal van de dienstplichtig soldaat Jeroen van Jossen te zijn in deze roman dat mij interesseerde. Terwijl dit boek toen ik dienstweigerde toch wel degelijk groot nut heeft gehad om vorm te geven aan mijn weerzin tegenover de onterechte plicht. Misschien hoort deze uitgave daarom zelfs wel thuis in het bescheiden rijtje van bepalende boeken.

Van Jossen’s verhaal verloopt rechttoe-rechtaan, was daarom niet heel interessant om te herlezen, en pakte voor mij nog het boeiendst uit als er persoonlijke herinneringen worden ingebracht over wat dit personage meemaakte tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Zorg dat je een gekkenbriefje krijgt bleek nu vooral interessant te zijn om het decor waarin dit boek zich voor een deel afspeelt. Dat militaire ziekenhuis voor zenuwlijders. Waar veteranen van verschillende oorlogen dan, en van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL), terecht zijn gekomen. En waar steeds flarden aan verhaal doorklinken van de gruwelen die hen waarschijnlijk een posttraumatische stressstoornis opleverden.

Zulke terzijdes volstaan de goede lezer wel. Lang alles niet hoeft te worden uitgespeld.

Ger Verrips publiceerde zijn roman in 1973. De Excessennota, over wat Nederlandse militairen misdaan hadden in Indonesië, dateert uit 1969. Dat deze nota ietwat negeert dat ‘ons’ hele leger daar oorlogsmisdaden pleegde, volgens een historicus, leverde in september 2016 nog weer grote krantenkoppen op.

Ik sta alleen van niets te kijken over wat daar al dan niet kan hebben plaatsgehad. En dat komt toch door Ger Verrips. Moest ik wel toegeven dat er ook een film bestaat naar diens verhaal, en ik niet weet wat me eerder onder ogen kwam. Film, of boek? Deze uitgave was voor mij in elk geval waardevol genoeg om te kopen indertijd. En dat gebeurde toen nog niet zo vaak. Daartoe moest een titel zich al bewezen hebben.

Ger Verrips, Zorg dat je een gekkenbriefje krijgt
144 pagina’s
Manteau 1986, oorspronkelijk 1973