Boek der omzwervingen ~ Konstantin Paustovskij

Merkwaardig auteur, die Konstantin Paustovksi [1982 – 1968]. Hij schreef de zes delen van zijn autobiografie geheel hoe het hem uitkwam. Daardoor zijn die boeken in de eerste plaats verzamelingen aan fragmenten, waarin de vele losse eindjes mij op den duur weleens wat ergerden.

Zo begint dit slotdeel sterk, zij het misschien wat pathetisch, als Paustovski in 1923 voor het eerst tijden weer in Kiev komt; en daar eindelijk zijn moeder terugziet, en zijn bijna blinde zuster Galja. Dat hoofdstuk eindigt met enkele alinea’s over hun beider dood, vrijwel tegelijkertijd jaren later, en een bezoek van Konstantin Paustovski aan hun verwaarloosde gaf.

Triest. Maar tegelijk is dit verhaal vooral zo uitzonderlijk omdat het wordt afgerond. De meeste mensen die Paustovskij tegenkomt, mogen even een verhaal stofferen; en vervolgens verneemt de lezer nooit meer iets over hen.

Slechts Isaak Babel komt regelmatig terug in de latere boeken, maar dat is ook een naam om mee te pronken. Net als dat Michail Boelgakov weer opduikt in het Boek der omzwervingen. Deze zat in dezelfde tijd als Paustovski op het gymnasium in Kiev, en maakte later al deel uit van de redactie van de Moskouse krant weer de ander ook toe ging behoren.

Tegelijk moet ik niet weer te veel klagen over de losse eindjes. Van de zes boeken van deze autobiografie vond ik de eerste twee, en dit laatste deel het sterkst — juist door de grote afwisseling tussen de verschillende hoofdstukken. Hoe het verder gaat, is daarin interessanter dan hoe de vorige episode afliep.

Boek der omzwervingen beslaat een tijd van zeker tien jaar — het boek houdt rond zijn veertigste levensjaar op, de omslagfoto’s met zijn portret erop kloppen dus nooit met zijn leeftijd in de tekst.

En de beste delen van de memoires hebben gemeen dat ze langere perioden beslaan. Of omgekeerd, de minder boeiende delen staan te lang stil bij te weinig gebeurtenissen; en dan bezondigde Paustovski zich te makkelijk aan mooischrijverij.

Enige nadeel aan dit slotdeel is dat Konstantin Paustovski een periode uit zijn leven behandelde die ook in de oerboeken staan die hem tot een bekend schrijver zouden maken; Simpelweg omdat hij bezig was die te schrijven. En dan heeft hij geen zin daaruit passages te kopiëren, of nog eens samen te vatten.

Maar, ik vind het ook wel intelligent om telkens zo tergend naar het bestaan van ander werk te verwijzen; en zo in een laatste deel van een levensbeschrijving aan te geven dat er nog zo veel meer te lezen is.

Konstantin Paustovskij, Boek der omzwervingen
232 pagina’s
De Arbeiderspers, 1984
privé-domein nr. 103
vertaald door Wim Hartog

Brieven naar Brussel ~ Isaak Babel

Alleen van de oudste boeken in mijn verzameling weet ik dat er een goede reden was om ze te kopen. Of om zo’n titel als verjaardagscadeau te vragen. Isaak Babel’s Verhalen waren simpelweg zo goed dat ik ze hoorde te hebben.

Zelfs al ging het daarbij dan om de losse verhalen in de verzameling, niet om de bundel Rode Ruiterij, of de Verhalen uit Odessa over de misdadiger Benja Krik.

Dat er een groot verschil in mijn waardering voor deze drie bestaat, herontdek ik pas nu weer.

Later pas ging ik boeken hamsteren. Vanuit het principe doorgaans dat als een schrijver me al beviel, en er goedkoop een ander boek van hem of haar op mijn pad kwam, dat blind kon worden aangeschaft.

Gelukkig heb ik dit principe inmiddels losgelaten. Sinds internet vrijwel alle boeken die ooit zijn uitgegeven voor weinig binnen bereik hebben gebracht, ben ik weer even kieskeurig als vroeger. Het huis was anders al gauw te klein geweest.

Eén zo’n hamsteraankoop was wel ooit het tweede deel uit Isaak Babel’s verzamelde werk. Dat me 12,95 gulden kostte in 1997. Niet dat ik heel belangstellend was toen naar het toneelwerk van Babel, of zijn brieven. Enkel dat het boek gekocht kon worden, de uitgave fraai is, en naast de Verhalen in de kast kon komen te staan, volstond al.

Dus las ik nu pas Babel’s Brieven naar Brussel, uit de jaren 1925-1939.

Daar waren twee redenen voor. Die losse verhalen van hem zijn echt heel goed, dus neemt het tijd om die te lezen — éen per dag is al genoeg. En ik besefte nauwelijks iets te weten over Babel’s leven tussen de tijd dat hij oorlogscorrespondent was in 1920, en zijn dood.

Al wist ik over die dood dan weer meer dan Charles B. Timmer weten kon, toen deze zijn levensschets schreef die bij het brievenboek is opgenomen. Inmiddels is bekend dat Babel begin 1940 doodgeschoten werd, na een schertsproces, en anoniem in een massagraf werd geworpen.

De legende luidde namelijk decennialang dat hij jaren later ergens in de Goelag omgekomen is.

En die levensschets, plus de noten bij de brieven waren het nuttigst voor mij aan Brieven naar Brussel. Want de correspondentie bestond veelal uit kattebelletjes aan familie, over dagelijkse beslommeringen en geld. En schreef Babel vanuit Rusland dan las ook altijd de censuur nog mee.

Tegelijk vergroten de brieven het raadsel weer. Isaak Babel had na 1925 niet naar de Sovjet-Unie hoeven terugkeren. Net als er later vaker mogelijkheden waren geweest om zich bij zijn eerste vrouw te voegen, in Frankrijk, of Brussel.

Alleen had Babel meer dan éen vrouw in zijn leven. En was er die liefde toch ook voor de Sovjet-staat. Die enerzijds zijn beste werk coupeerde — zijn schrijfwerk leverde hem vele vijanden op bovendien — en hem anderzijds vorstelijk beloonde.

Tot vlak voor hij uit de gratie viel had Babel een luxueus leven, in onder meer Moskou, betaald door de Staat.

Isaak Babel, Brieven naar Brussel
356 pagina’s
in: Isaak Babel, Verzameld Werk Deel 2
Toneelstukken & brieven
Uit het Russisch vertaald en
Met een nawoord door Charles B. Timmer

546 pagina’s
Meulenhoff, 1979

Dagboek 1920 ~ Isaak Babel

Het is al even tijd om de verhalen van Isaak Babel te herlezen. Maar iets weerhoudt me. Een bundel als De Rode ruiterij is nogal gruwelijk in zijn beschrijvingen — en dan ook nog op een merkwaardig achteloze manier.

Gruwelijk moet je net zin in hebben.

Dus is het misschien raar dat ik wel het oorlogsdagboek van Babel las nu. Alleen leek me dat Dagboek 1920 beter te hanteren, omdat er geen enkele stilering is aangebracht in de tekst. Die bestaat uit aantekeningen voor particulier gebruik. Zo’n boek als dit doet niets uit effectbejag.

Babel’s dagboek leek lange tijd verloren, en kwam pas uit in druk toen het Communisme al op zijn eind liep. Dat lijkt me niet toevallig. Babel had nu een keer verslag gedaan van de eerste harde nederlaag van het Sovjet-leger, tegen de Polen. Geen bewind wenst herinnerd te worden aan ooit fataal gebleken beslissingen; hoe lang geleden ook.

Tegelijk is uit het dagboek lang alles niet te begrijpen, zonder toelichting van buiten. Babel zwierf maanden rond met het leger, door delen van de Oekraïne, Polen, en Slowakije. Ondertussen had hij nauwelijks idee wat er speelde; afgesloten van vrijwel alle andere informatie dan wat hij zelf kon zien.

Babel had in 1920 vrijwillig dienst genomen in het Sovjet-leger, en werd daarin correspondent voor de legerkrant Krasnyj kavalerist [Rode cavalerist]. Zijn mentor Maksim Gorki had hem geadviseerd zich wat meer onder de mensen te begeven. En die raad leidde tot een levensveranderende keuze.

Daarbij had Babel een niet-joods pseudoniem aangenomen, K. Ljoetov, om het antisemitisme binnen de eigen gelederen te ontlopen.

En in het dagboek vielen mij ook vooral de passages op die hij wijdde aan het lot van de joden overal — de onschuldige buitenstaanders in het conflict, die desalniettemin hard getroffen werden. Tegelijk maakten niet alleen de Polen zich schuldig aan pogroms. De eigen troepen waren in dat opzicht weinig beter.

Toch bleek dit dagboek uiteindelijk vooral een bron, die mij als lezer daarmee tot een buitenstaander maakte. Daarom zijn de verhalen me liever. Wel moet ik deze uitgave bijvoorbeeld dankbaar zijn voor zoiets simpels als de kaartjes achterin. Waardoor me zoiets basaals duidelijk werd als dat ik nooit precies heb geweten waar De Rode ruiterij speelde.

Isaak Babel, Dagboek 1920
Uit het Russische vertaald en van een voorwoord
voorzien door Peter Zeeman

159 pagina’s
Meulenhoff, 1993

Fakkel in het oor ~ Elias Canetti

Wat herinnerde ik me van de eerste keer dat ik Die Fackel im Ohr las? Ruim twintig jaar geleden?

Helemaal niets. Wat op zich wel weer wat zegt. Die gerettette Zunge was me bijgebleven als de beste van de drie delen van Canetti’s autobiografie. Die herinnering aan de daarop volgende twee mocht blijkbaar daarop helemaal verbleken.

In De fakkel in het oor wordt Elias Canetti van vijftien uiteindelijk vijfentwintig jaar oud. In de tien jaar van dit boek ontwikkelt hij zich van haast een mens tot eindelijk een mens. Hij studeert chemie, en promoveert ook op dat terrein, terwijl het vak hem dan al niet meer interesseert. Hij vertaalt Engelse boeken, en schrijft aan die ene roman, ‘Kant vat vlam’, die uiteindelijk Die Blendung gaat heten.

En het slothoofdstuk over Die Blendung illustreert ook wel aardig waarom De fakkel in het oor niet zo heel memorabel is. Canetti schrijft niets over de totstandkoming van dit boek dat het rijker maakt. Ja, ooit zag het er allemaal anders uit, had de roman zes hoofdpersonen in plaats van die ene, en luidde de titel niet zo als waaronder de uitgave bekend werd. Maar dat is allemaal objectiverende informatie, terwijl ik van memoires nu juist toch ook subjectiviteit verlang.

Waarom moest die roman er bijvoorbeeld per se komen? Waarom hint Canetti wel voortdurend naar voorvallen die hem inspireerden tot het onderwerp ‘massa en macht’, en doet dat eerste boek er zo weinig toe?

Net zo speelt die hele studie chemie geen enkele rol. Dit deel van de autobiografie gaat een beetje over waar Canetti leefde al die jaren — hij verhuisde van Zürich naar Wenen, woonde een tijd in Berlijn, en kwam toen terug naar Wenen. Het gaat om de vrienden die hij maakte, de beroemdheden die hij ontmoette. Mij lijkt het of schaamte Canetti belet heeft zijn overtuigingen uit die periode nader te onderzoeken.

Want, hoewel dit boek De fakkel in het oor heet, en Canetti wel schrijft dat Karl Kraus een enorme invloed op hem had — en diens eenmansblad Die Fackel dus ook — vult hij nauwelijks in wat die invloed dan was. Behalve dan dat Kraus nogal starre overtuigingen had, over wat deugde, en wat niet.

In het begin van dit boek noemt Canetti de jaren die hij beschrijft een periode van luisteren. Dus mag ik het misschien niet raar vinden dat de tekst vooral de moeite waard is door de ontmoetingen die hij beschrijft; de portretjes die de lezer krijgt van namen bij wie het werk misschien nu nog bekend is. Zoals John Heartfield. Georg Grosz. Isaak Babel.

Nu goed, er volgt nog een deel aan memoires, over de jaren 1931 tot 1937. Misschien klaag ik te vroeg dat Canetti zeer leesbaar schrijft, en tegelijk niet bijzonder veel aanreikt dat lijkt op een zelfonderzoek, of verbazing over hoe hij ooit was.

wordt vervolgd

Elias Canetti, De fakkel in het oor
Mijn levensgeschiedenis 1921–1931

355 pagina’s
De Arbeiderspers, 1982
privé-domein nr. 74

Miniaturen ~ Isaak Babel

Ooit lagen mijn prioriteiten simpel. Als een schrijver ook maar iets had geschreven dat ik goed vond, werd het vervolgens zaak om alle boeken van zijn of haar hand in bezit te krijgen.

Gelukkig ontbraken me toen de middelen om die wens in éen keer uit te voeren, denk ik nu. Want, weliswaar moeten schrijvers beoordeeld worden naar hun beste werk, maar vrijwel steeds is in hun naam ook hopen aan rotzooi uitgebracht.

Met de bundel Miniaturen van Isaak Babel [1894 – 1940] gebeurde dan weer iets vervelends. Die was niet meer los te koop toen ik in deze schrijver geïnteresseerd raakte. De tweedehandshandel kon me evenmin voorzien. Maar, in sommige edities van de Verhalen waren de Miniaturen wel onverkort opgenomen.

Helaas kreeg ik op een verjaardag een versie van de Verhalen zonder Miniaturen. Dat heeft altijd als een gemis gevoeld.

Alleen weet ik nu niet meer dat dit gemis was vanwege die drang tot compleetheid, hierboven genoemd. Of omdat ik het boek indertijd al gelezen had, en het me ondersteboven had gemept.

Dat laatste kan namelijk. Om enkele bladzijden. Zo merkte ik nu.

Miniaturen is zo’n bloemlezinkje achteraf — samengesteld toen de schrijver al dood was, en hij in kranten en tijdschriften veel meer bleek te hebben gepubliceerd dan in de reguliere boeken was opgenomen.

In dit geval bestaan die miniaturen vaak uit schetsen die Babel voor de kranten schreef. Vignetten zijn het voor het grootste deel, over de moeilijkste tijd uit de Russische geschiedenis; de periode na de Revolutie, toen er een burgeroorlog was.

En net zo als in de bundels Rode ruiterij en Verhalen uit Odessa, staan er passages in dit boek die kerven. Waarin Isaak Babel bijzonder weinig woorden nodig heeft om onbehoorlijk veel indruk te maken. Zo is er een serie aan minireportages uit een ziekenhuis die ik van een eeuwig kille schoonheid vond.

Voor het boek wreekt zich wel dat de inhoud achteraf overal is weggeplukt. Vooral de lange verhalen zijn niet zo sterk, vergeleken met wat Babel elders heeft gepubliceerd.

Maar om die paar heel indrukwekkende pagina’s moet ik waarschijnlijk blij zijn het altijd nog als een gemis te hebben gevoeld die Miniaturen niet al in huis te hebben. Anders had ik het boek waarschijnlijk niet gauw meer gelezen.

Isaak Babel, Miniaturen
Verspreide verhalen en dagboekbladen

vertaald in ingeleid door Charles B. Timmer
173 pagina’s
Moussault, 1970

Rode Ruiterij ~ Isaak Babel

Er is een nieuwe vertaling uit van Isaak Babel’s Verhalen. En die uitgave wordt zelfs verschrikkelijk gepusht. Ik hoorde er ingekochte reclame voor, op de radio.

Maar als altijd met nieuwe vertalingen is een vraag dan wat er niet zou voldoen aan de vroegere versie, van Charles B. Timmer. Behalve dat de nieuwe uitgever niet de rechten zal hebben gehad op diens werk.

Op Timmer’s soms wat oubollige en wijdlopige Nederlands hebben velen gericht kritiek gehad. Alleen lijkt me nu net dat hij Babel weinig kwaad kon doen. Die schreef zo specifiek en duidelijk, en was zo wars van clichés, dat zijn taal niet opgepoetst hoefde te worden in het Nederlands.

Een echt gegronde reden om een nieuwe versie van de verhalen te willen, kan zijn dat de Rode Ruiterij pas in deze eeuw gerestaureerd is. De oeruitgave was gecensureerd. Niet alles mocht oorspronkelijk gepubliceerd worden in de oorlogsverhalen over de strijd tussen Rusland en Polen om hun grens in 1920.

Toch was die tekst krachtig genoeg om Babel bij leven extra problemen te brengen. Maar goed, zelfs het simpele feit dat hij joods was leverde al problemen op.

De Sovjet-Russen verloren hun oorlog tegen de Polen. Dat was een schande die niet herdacht hoefde te worden. En dus hielp ook niet mee dat Babel geen heldenverhalen schreef, maar openlijk de incompetentie van de eigen troepen had aangeroerd. Zo had zijn cavalerie uiteindelijk geen paarden meer.

Wellicht bevat dat nieuwe boek wel de tekstverwijzingen naar Trotski, en andere elementen die in mijn versie nog ontbraken. Alleen blijft de huidige uitgever daar nu net vaag over.

Rode Ruiterij is in de oude versie een verzameling van 35 korte tot ultrakorte verhalen, die vaak uit niet meer zijn dan éen losse scène bestaan. Ongenoemd blijven heel elementaire gegevens, zoals welke oorlog er nu eigenlijk gevoerd wordt; en hoe die strijd in zijn geheel verloopt.

Dat alleen al maakt het boek hallucinant. Altijd lijkt er onverwacht gevaar te kunnen komen.

Komt daar nog bij dat Babel prachtig en soms zelfs poëtisch schrijft, maar dat hij die taalpracht telkens wel inzet om terloops de grootste ellende denkbaar te benoemen. Achteloos wreed is dit boek bij tijden — omdat in de wereld van een soldaat of een oorlogscorrespondent andere zaken normaal zijn geworden.

Als verzameling vond ik het boek evenwel opnieuw merkwaardig moeilijk leesbaar. De verhalen versterken elkaar, dus lijkt het nut te hebben om er meerdere achter elkaar te hebben. Alleen slaat alle wreedheid dan al snel dood, en verliest Babel’s taal snel zijn kracht.

Maar om dan slechts éen verhaal per dag te lezen, zoals ik doe bij de grote verhalen-schrijvers als een Munro, Updike, of Wolff, werkt ook niet. Daarvoor zijn de verhalen net nog te veel schetsen; observaties die een incompleet beeld geven en dus een verlangen doen groeien naar meer.

[ wordt vervolgd ]

Isaak Babel, Rode Ruiterij
162 pagina’s
in: Isaak Babel, De verhalen
392 pagina’s
Meulenhoff, 1996
vertaald uit het Russisch door Charles B. Timmer

Tijd van grote verwachtingen ~ Konstantin Paustovskij

Een ironische titel draagt dit vierde deel van de autobiografie van Konstantin Paustovski [1892 – 1968]. Misschien dat de verwachtingen groot waren in de jaren 1920, 1921, en 1922. Verder was er niets, behalve een gebrek aan alles; en dus was er vaak grote honger.

Tekenend is bijvoorbeeld een herhaald zinnetje dat Paustovski een hekel aan stelen had, maar er die ene winter niet aan ontkwam om vier keer brandhout te jatten.

Paustovski schreef dit boek in het midden van de jaren vijftig. Hij geeft ergens toe zo uit zijn hoofd geen bijzondere herinneringen te hebben gehad aan de jaren die beschreven worden in De tijd van grote verwachtingen. Die brachten op zich toch ook relatieve rust, tussen veel hectischer perioden.

Eenmaal overwonnen ellende is achteraf alleen wel makkelijk te romantiseren. Dat gebeurt gelukkig verder niet in dit boek.

En zo rustig was het ook niet. Lang nog niet alle gebieden in Rusland hadden al een Sovjet-regering. Bovendien werd het land telkens nog door buitenlandse mogendheden aangevallen.

Konstantin Paustovski verbond zich in deze periode als journalist aan het tijdschrift Morjak; een blad voor matrozen. Veel van dit boek speelt zich daarom ook in de zuidelijke havens af van Rusland, aan de Zwarte Zee.

Het interessantst aan deze hele periode vond ik dan weer Paustovski’s kennismaking met de schrijver Isaak Babel; die ook behoorlijk veel ruimte inneemt in het boek.

Zo komen beide heren te spreken over een manuscript van Babel, dat zeker honderdvijftig bladzijden bevat. Paustovksi is verheugd dat de man die hij al meteen om zijn schrijfkracht bewonderde zich nu blijkbaar toch aan het schrijven van een novelle heeft gewaagd.

Alleen bevat het manuscript tot zijn schrik slechts een al bekend kort verhaal, plus alle varianten op dat verhaal, die Babel geprobeerd had, voor hij tevreden was.

Dat is inderdaad dwangarbeid,’ zei ik. ‘Je moet je wel twintig keer bedenken voor je besluit schrijver te worden.’

Maar het belangrijkste is toch,’ zei Babel, ‘tijdens die dwangarbeid de fut niet uit de tekst te halen. Anders is je hele werk naar de haaien, gaat het naar de bliksem! Het is net alsof je voortdurend op het steile koord danst. Ja, dat is het precies…’ onderbrak hij zich zelf. ‘Men zou ons allen moeten laten zweren nooit kladwerk af te leveren.’

Ik liet hem alleen maar kon de slaap niet vatten [158]

wordt vervolgd

Konstantin Paustovskij, De tijd van grote verwachtingen
Herinneringen

239 pagina’s
De Arbeiderspers, 1981
privé-domein nr. 61

Verhalen uit Odessa | Verhalen ~ Isaak Babel

Babel’s Verhalen uit Odessa brachten al evenmin het wonder dat ik voor altijd hoopte te hebben gevangen met de aanschaf van dit boek.

Er is namelijk een nadeel aan het lezen van een verzamelbundel van kaft tot kaft. De volgorde waarin de inhoud werd opgenomen, hoeft niet de volgorde te zijn die het meest tot de lezer spreekt.

De Verhalen uit Odessa gaan weliswaar over kleurrijke joden — zoals de misdadiger Benja Krik — maar mijn voornaamste reactie op deze vertellingen was zo’n samenvattingszinnetje uit een literaire geschiedenis. ‘Met deze verhalen bracht Babel als eerste een warmbloedige levendigheid in de Russische literatuur’.

Pas bij de losse verhalen in de bundel werd weer duidelijk waarom ik dit boek ooit per se wilde hebben.

En tegelijk gaat het daarbij om een intiem wonder, om de vonk die er bij het lezen overspringt tussen tekst en lezer. Een wat een moeilijk uit te leggen mirakel is dat toch.

De zinnen zijn vaak net iets wonderbaarlijker dan gedacht, en de beschreven avonturen ook wat vreemder, en ruwer.

Arnon Grunberg wijdde ooit een enthousiast essay aan de verhalen van Babel, en hamerde daarbij vooral op diens stijl. Maar veel verder kwam hij niet dan herhalen wat de schrijver daarover zelf al had opgemerkt.

Toen hield ik een heel betoog over de stijl, over het leger van woorden, een leger, waarin alle soorten van wapens worden gehanteerd. Geen ijzer kan zo ijzigkoud het mensenhart doorboren als de op het juiste ogenblik geplaatste punt.

[Guy de Maupassant]
scheiding

Iedere volzin presenteert zich aan de wereld in een goede en in een slechte gedaante. Het geheim schuilt in de wending, in de nauw merkbare draai die je eraan weet te geven. Je moet de hefboom in je hand vasthouden en warm laten worden. En je moet hem maar éénmaal overhalen, niet twee keer.

[Guy de Maupassant]

In de beste verhalen van Babel spreekt een nog wat losgeslagen ik-figuur tot mij. Drijfhout is deze jonge man. Maar iemand met de hoop nog eens ergens op een goede plek aan te spoelen; en daar dan vaste grond te vinden.

Babel munt daarbij vooral uit in samenvattende zinnetjes. De tijd krimpt naar believen in bij hem, of zet onverwachte einden uit. En de nadruk ligt nooit op wat bij slechtere schrijvers dan hem enorm veel aandacht had gekregen.

Maar, vooral, hij begint vaak heel sterk. Dat alleen al.

Ik was een leugenachtig knaapje. Dit kwam door mijn leeswoede. Ik heb altijd een levendige fantasie bezeten. Ik las onder de les, in het speelkwartiertje, op weg naar huis, ’s nachts–onder de tafel, verborgen achter het tot op de vloer hangende tafelkleed. Wanneer ik in een boek verdiept was, liet ik alle gebeurtenissen dezer wereld aan mijn neus voorbij gaan: het spijbelen van school voor een zwerftocht door de haven, de eerste beginselen van het biljartspel in de cafés aan de Gretsjeskaja-straat, het zwemmen in Langeron. Vrienden bezat ik niet. Wie zou het in zijn hoofd halen zich met zo’n type als ik af te geven?…

[In het souterrain]
Isaak Babel, De verhalen
392 pagina’s
Meulenhoff, 1994
vertaald uit het Russisch door Charles B. Timmer

Vliegenpijn ~ Elias Canetti

Wat blij was ik toen Die Fliegenpein uitkwam begin jaren negentig. Was er toch nog eens een boek van Canetti waarvan ik nieuw een eerste druk kon kopen. Een boek dat te lezen viel, zonder dat anderen er al jaren op gekauwd hadden, een tekst niet al door andermans commentaar uit het lood gezet.

Deze vertaling pikte ik veel later nog eens mee, uit de ramsj. Omdat me al gebleken was dat het waarde heeft Canetti’s aantekeningen in meerdere talen te hebben. Elke versie leest anders.

Ik heb alleen geen idee of ik Vliegenpijn ooit eerder las; anders dan het origineel Die Fliegenpein.

Of misschien heb ik wel geprobeerd, en lukte het toen niet. Deze uitgave leest niet heel prettig. De bladspiegel is verkeerd. De regels zijn te breed gezet. En de tekst op de rechterpagina’s begint te dicht op het midden.

Wellicht ook vermoedde ik eerder al wat inmiddels zeker is. In het oeuvre van Canetti zijn er twee hoofdboeken met aantekeningen. Die Provinz der Menschen en Das Geheimherz der Uhr. Deze boeken zijn niet alleen rijk aan ‘aforismen’ en andere gedachten. Ze bieden ook een lopend commentaar op de boeken waar Canetti indertijd aan schreef. Zijn hoofdwerk Masse und Macht, en zijn drie delen aan autobiografie.

Alle overige uitgaven van de aantekeningen zijn aanvullingen op die twee hoofdwerken. Bijlagen. Appendixjes. Heel soms een tweede oogst. Vaker wat nog uit het vat geschraapt kon worden. Tijdens de aantekeningen in Vliegenpijn is Canetti bovendien niet meer aan langere werken bezig.

Voornaamste waarde van die bijboeken lijkt te zijn dat ze altijd wel een schrijver of wat behandelen die Canetti dan leest, en waarover hij dan iets te melden heeft. In Vliegenpijn was dat Babel.

En schrijvers op collega-schrijvers zien reflecteren, is de meest interessante kritiek die bestaat. Zelfs al is Babel voor Canetti zestig jaar na de eerste kennismaking nog altijd even groots.

Verder tekende ik onder meer aan:

scheiding

Zijn geheugen haat hem, het meldt zich altijd wanneer hij zijn mond zou moeten houden. [9]

scheiding

De kunst is weinig genoeg te lezen. [21]

scheiding

Het is moeilijk om anderen te doorzien en zelf intact te blijven. [30]

Elias Canetti, Vliegenpijn
108 pagina’s
Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1993
Vertaling door Theodor Duquesnoy van Die Fliegenpein, 1992