Mannen die niet deugden ~ Ger Verrips

► door: A.IJ. van den Berg

De vraag drong zich ineens op hoe militaristisch mijn opvoeding eigenlijk was. En dan niet om wat mijn ouders dachten, want die dachten niet zo. Maar hoe zat het met de algemene cultuur in de jaren zeventig?

Werd van mij als jongetje nog altijd verwacht dat ik soldaat moest worden? Om de eer nog eens te mogen sneuvelen voor het Vaderland? En als dit zo was, wat bestendigde dat idee dan zoal?

Ik ben geneigd de bizar grote aandacht voor de Tweede Wereldoorlog tijdens mijn schooltijd te zien als passend in dit patroon. Want dat mocht allemaal nooit meer gebeuren.

Sindsdien kreeg een politieke partij waarvan de leider zich telkens weer fascistisch uit alleen wel regeringsmacht, als partner van een coalitie tussen VVD en CDA.

Interessantste opmerking in Mannen die niet deugden komt van een pelotonscommandant. Die constateert dat het Nederlandse leger uit verliezers bestaat. In 1940 hielden ze geen stand. In 1948 streed het voor de verkeerde zaak; omdat onze politici geen realiteitszin hadden over Indonesië. En beter werd het daarna niet, vul ik dan aan.

Want zo’n opmerking pleit bijvoorbeeld tegen het idee dat de Nederlandse samenleving militaristisch zou zijn — vechten kunnen we niet.

Die pelotonscommandant vond dat Ger Verrips eens praten moest met de beste soldaat die voor hem gediend had in Indonesië. Enige schoonheidsvlekje aan deze man was alleen dat hij als vijftienjarige dienst nam bij de Waffen-SS, en aan het Oostfront had gestreden.

Toen diens eenheid de terugtocht dekte van andere Duitse troepen, werd hij gevangen genomen. Daarop had hij enkele jaren te overleven in de Russische kampen.

Eenmaal terug in Nederland kreeg hij een voorwaardelijke straf voor het in vreemde krijgsdienst gaan. En een paar weken later lag er een oproep van de Nederlandse militaire dienst, om uitgezonden te worden naar Nederlandsch-Indië. Alwaar er node gebrek was aan soldaten met praktische gevechtservaring.

Verrips wist ook na meerdere gesprekken met deze man, die enkel Sjeng heet in het boek, nog altijd niet wat hij met diens levensverhaal aan moest. Tot hij bij Szymborska las:

Na elke oorlog
moet iemand opruimen.
Min of meer netjes
wordt het tenslotte niet vanzelf.

Mij viel op dat Mannen die niet deugden pas iets had als het boek niet over dat levensverhaal ging van Sjeng. Want, hoe treurig ook, dat was redelijk voorspelbaar. Wie Babel heeft gelezen, plus een twee boeken over het overleven in een kamp, staat dan van weinig meer te kijken.

Hoe Sjeng en zijn pelotonscommandant de biografie van Hans Andreus lazen bijvoorbeeld, bood iets extra’s. Want volgens die uitgave bleek deze bekroonde dichter fout te zijn geweest in de oorlog — wat bijvoorbeeld nu niet eens op diens Wikipedia-pagina vermeld wordt. Sjeng, als praktijkdeskundige, geloofde niets van Andreus’ verhalen over diens tijd aan het Oostfront. Daar had iemand zich veel heldhaftiger voorgedaan dan hij geweest kon zijn.

Voor de rest wreekte zich te zeer dat dit boek slechts over éen man ging — daardoor bleef het te zeer een lang interview, en geen doorleefde tekst.

Was er bovendien in de Nederlandse literatuur Montyn al, waarin Dirk Ayelt Kooiman het verhaal optekende van iemand die als jonge jongen aan het Oostfront vocht

Ger Verrips, Mannen die niet deugden
Een oorlogsverleden

184 pagina’s
Balans, 1998

[x]opgenomen in het dossier: