Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen ~ Joost Zwagerman red.

► door: A.IJ. van den Berg

Eén van de boeken waarvan ik blij ben dat het in mijn kast staat, is er twee. De beide in leer gebonden deeltjes van The Oxford Library of Classic English Short Stories. Tezamen zijn deze goed voor zo’n negenhonderd pagina’s tekst. Dat is een hoop, maar door de keuze om de verhalen in twee deeltjes te presenteren, zijn de boekdelen goed hanteerbaar gebleven. En prettig te lezen.

Wat me meteen opviel aan De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen is dat dit boek allesbehalve prettig leest. Er zijn 1600 paginas in een band gepropt, de bladspiegel is te breed, er staan te veel zinnen op een pagina, en nieuwe verhalen komen zonder enige rust meteen na de voorafgaande. Daardoor begint er ook weleens een verhaal ongelukkig helemaal onderaan de bladzijde [Willem Melchior, Kogeltjes].

Terwijl het boek rijkdom belooft, is het zo volgepropt dat het juist een goedkope indruk maakt.

Daarnaast is er natuurlijk dat andere bezwaar tegen bloemlezingen. De eeuwige vraag: waarom heeft de samensteller uitgezocht wat die heeft uitgezocht? Bij een heel aantal van de opgenomen schrijvers had ik andere verhalen uitgekozen. Maar waarom? Omdat ik vooral het mooiste uit wil kiezen, en niet iets dat misschien meer representatief voor het geheel?

Vraag is ook wat het doel van zo’n bloemlezing als deze is, waar rijp en groen door elkaar staat, en grootmeesters naast debutanten prijken. Al schijnt Zwagerman bij de samenstelling vooral de vroege verhalen te hebben gekozen, omdat die de wereld voor het eerst met een nieuwe stem lieten kennismaken.

Een ode aan het verhaal aan genre heet dit boek te zijn. In Nederland is het kortverhaal altijd ondergewaardeerd, omdat verhalen hier nog altijd als vingeroefeningen gezien schijnen te worden. Ach ja. De doorsnee Nederlandse roman is nu eenmaal een meesterwerk in het zo hoogaangeschreven genre. Wat deugt er wel aan de waardering van boeken hier?

Mijn algemene bezwaar tegen deze bundel, en de keuze van Zwagerman om vooral vroeg werk op te nemen, is dat de Nederlandse en Vlaamse literatuur van de laatste decennia daarmee erg puberaal wordt. Jonge schrijvers schrijven over jonge mensen. Andere mensen zijn ze nog niet geweest. Maar het wereldbeeld van jonge mensen is bijna voorspelbaar zwart-wit. Met autoriteiten als ouders en leraren, zonder die verplichting van werk en vaste lasten. En ook met voorspelbare angsten.

Ik ben nogal uitgekeken op verhalen met zulke vaste en in mijn ogen gemakkelijke sjablonen. Net als dat ik bijna geen boek over de Tweede Wereldoorlog lezen kan, zonder me te ergeren aan al te makkelijke goed-fout tegenstellingen. Sorry, maar dat weten we nu wel.

Dus. Als dit werkelijk het beste is wat we hebben, dan kan die Nederlandse literatuur grotendeels maar beter worden opgeheven ook.

Desalniettemin, er stonden toch enkele verhalen in dit boek die me nieuwsgierig maakten naar meer. Ondanks alle hierboven opgesomde bezwaren. Ondanks dat een los verhaal tussen die van andere schrijvers wel erg op zichzelf staat, en nauwelijks profiteert van de gemoedstoestand die ontstond na wat daarvoor gelezen werd. Kwaliteit of eigenheid verloochent zich niet. Alleen is vier of vijf prikkelingen op 250 geen grote oogst.

Maar misschien is dat wel het enige doel van bloemlezingen. Dat de lezer daarna gericht andere boeken gaat opzoeken, profiterend van de selectie die een ander al deed. Alleen onderscheidt een zorgvuldig samengestelde bundel als deze zich daarmee dus niet van zo’n slordig vakantieboekje als De twintig beste verhalen over de liefde, of dergelijke tinnef.

Terwijl bijvoorbeeld The Oxford Library of Classic English Short Stories bewijst dat het wel kan: een bijna liefdevolle introductie bieden tot het kortverhaal. Dat is dit boek niet. Want, daarvoor staat er teveel in.

De Nederlandse en Vlaamse literatuur
vanaf 1880 in 250 verhalen

Samengesteld door Joost Zwagerman
1599 pagina’s
Uitgeverij Prometheus © 2005


[x]opgenomen in het dossier: