Stilte van het licht ~ Joost Zwagerman

► door: A.IJ. van den Berg

Wanneer is het schrijven over andermans prestaties geen parasitaire daad? Geen handeling van secundair belang? Hoogstens als het de scribent lukt om iets eigens in te brengen dat de woorden een extra waarde geeft.

En ik moet daarom toegeven grote vooroordelen te hebben gekoesterd tegenover wat Joost Zwagerman [1963 — 2015] vertelde en schreef over beeldende kunst — en daarmee dus ook over dit boek, De stilte van het licht.

De extra waarde in al die inspanningen leek me ten enenmale te ontbreken. Telkens als ik in de krant een paar paragrafen van hem las over dit onderwerp, of als zijn hoofd pratend op televisie verscheen, volgde er nooit iets verrassends.

Het onderwerp was dan misschien veranderd, Zwagerman leek nog altijd aan dezelfde kwaal te lijden die hem zo vervelend om te lezen maakte als hij het over literatuur had gehad. Want nooit ging het bij hem over nobele onbekenden. Altijd opnieuw werd de canon, die al door anderen was vastgelegd, door deze auteur bevestigd. Joost Zwagerman bewierookte steevast weer wierook.

Had hij bovendien wel heel vaak citaten van anderen nodig om kleuring te geven aan zijn woorden. Een praktijk die misschien normaal is in de journalistiek, opdat een journalist dan net kan doen een neutrale instantie te zijn, maar toch niet echt past in teksten die vervolgens het label essay krijgen opgeplakt.

De veiligheid in zijn onderwerpkeuze, en de weinig persoonlijke manier waarop zo’n keuze daarop werd uitgewerkt, maakten Zwagerman bij het onderwerp kunst allereerst tot een popularisator. Waar overigens in het geheel niets mis mee hoeft te zijn — ik lees bijvoorbeeld een popularisator als Steve Jones heel graag om hóe deze zijn verhalen vertelt, want de strekking van zijn betoog over genetica is me al bekend. Alleen werden al Joost Zwagerman’s inspanningen mij telkens wel verkocht als prestaties van het grootste Nederlandse intellectjuweel sinds Erasmus. Wat ik daarom nogal potsierlijk vond.

Tegelijk heeft iedere tijd kunstenaars die stelselmatig worden overschat.

En zulke mensen zijn nog nuttig ook. Als lakmoestest bijvoorbeeld. Er waren gelukkig nogal wat meer die bevreemding voelden over de eerbied waarmee handig maakwerk van Joost Zwagerman zo vaak ingehaald werd als waren het heuse intellectuele scheppingen. En die gedeelde spot liet ons tezamen ook nog beter kijken.

Dat we daarom Joost Zwagerman weleens de Milli Vanilli van de Nederlandse letteren noemden, past daar bij. Om ons vermoeden dat de beste man wel heel erg weinig eigen ideeën leek te hebben.

Alleen koos Zwagerman toen ineens voor de dood. Waarmee het ongepast werd hem nog langer te bespotten. Prompt ook kwam er niets meer van mijn voornemen zijn essays over beeldende kunst eens echt op hun merites te beoordelen. Tot nu.

En toen viel De stilte van het licht nog niet eens tegen. Al viel deze bundel essays al evenmin mee, mede om de hierboven al gesignaleerde structurele problemen.

Een probleem is verder dat een lezer vooraf wel erg weinig belangstelling voor beeldende kunst moet hebben gehad, wil zo’n boek als dit iets nieuws brengen. Zwagerman slaagde al niet voor de simpele test om me éen kunstenaar te noemen van wie me naam of werk nog onbekend was. En dan ben ik toch al enige tijd onverschillig over wat er actueel speelt in het wereldje van de beeldende kunst.

Toegegeven, iemand als de autodidact Willem van Althuis zal buiten Friesland misschien niet heel bekend zijn. Voor mij, als Friese kunstliefhebber, viel er alleen niets te beleven aan Zwagerman’s woorden over weer die eeuwige schilderijtjes van de visafslag bij Laaxum.

Dus hoorde ik domweg weer eens niet tot de doelgroep voor een boek. Ik lees liever iets dat mijn eruditie en goede smaak grondig ondermijnt, of iets dat me verrast, dan teksten die mijn wereldbeeld enkel bevestigen; en daar niets eens vragen bij stellen ook.

En daarmee bleef er bij het lezen weinig meer over dan om een enkele maal te denken: dat heeft hij toch wel handig opgeschreven. Wat een vreemd compliment is voor iemand met zo veel boeken op zijn naam.

Joost Zwagerman, De stilte van het licht
Schoonheid en onbehagen in de kunst

375 pagina’s
De Arbeiderspers, 2015

[x]