Leven op stand ~ Ileen Montijn

► door: A.IJ. van den Berg

Op boeklog zondig ik vrij zorgeloos tegen basisregel nummer éen voor recensenten die in massamedia publiceren. Ik geef hier ook mijn ideeën over een boek weer, als dit het enige is dat ik ooit van een auteur heb gelezen. Terwijl ik daardoor niet weet wat er eigen aan zo’n schrijver is, en wat uniek aan het gelezene.

Maar geen massamedium zal mij toestaan een tien jaar oud boek te recenseren, dat misschien niet eens meer in de handel is, domweg omdat de auteur mij is gaan intrigeren.

Twee boeken heb ik van Ileen Montijn in handen gehad, en dat is genoeg om nu ook verder alles van haar te willen lezen. Zij kijkt op een manier naar de geschiedenis die me goed bevalt. Doordat ze steeds probeert te reconstrueren wat ooit normaal was, en hoe zeer dit toch afwijkt van wat wij in vrij korte tijd normaal zijn gaan vinden. Dit maakt geschiedschrijving zo veel interessanter dan wat standaard aan abstracties in de boeken en canons opduikt; die vervelende politiek altijd, of die toevallige oorlogen. In boeken als de hare wordt het verleden juist levend.

Leven op stand boeit me bijvoorbeeld als het beschrijft wat sociologen ‘gezonken cultuurgoed’ noemen. Wat ooit alleen voor de rijken was weggelegd, kon op den duur iedereen zich veroorloven. Zoals aparte slaapkamers, maar ook verwarming in elk vertrek, of een douche elke dag.

En anders wel: de luxe om met het licht op te kunnen schrijven, zoals nu, omdat het toevallig een erg grijze zondagmiddag is. Want, als iets opvalt aan het leven in de hogere kringen, zoals Montijn dat beschrijft, is dat rijk toen in vele opzichten niet aanvoelt als wat wij als rijkdom ervaren. Ook de gegoede burgerij in Nederland leefde lang erg zuinig.

Mooiste hoofdstuk voor mij in dit boek heeft de fraaie titel ‘pudeur’. Dat gaat onder meer over lichamelijke verzorging, en hoe het zat met de persoonlijke hygiëne een eeuw geleden [onze normen zijn erg veel strikter]. Zo had ik me nooit afgevraagd waarom onze voorvaderen zo verzot leken op het dragen van lange onderbroeken, en wij niet meer. Maar alleen al door Montijn’s uitleg hoe moeilijk het was om bovenkleding te wassen, is me meer duidelijk geworden. Als die wollen of zijden kleding maar niet in aanraking met de huid kwam, kon deze het langer zonder zo’n moeizame wasbeurt doen.

Aan het aloude cliché ‘in geuren en kleuren vertellen’, valt vooral op hoe zelden de reukzin eigenlijk wordt aangesproken in een boek. Montijn bracht die overdracht in dat ene hoofdstuk wel even tot stand. Enfin.

Ileen Montijn, Leven op stand
1890 – 1940

254 pagina’s
Thomas Rap, 1998

[x]opgenomen in het dossier: ,