Interesting Times ~ Eric Hobsbawm

► door: A.IJ. van den Berg

Hobsbawm’s autobiografie is een interessante tegenhanger van zijn werk over de korte twintigste eeuw — Age of Extremes. Dat boek begint in 1914, het leven van historicus startte in 1917. Toen hij geboren werd in Alexandrië, en een ambtenaar zijn achternaam verkeerd opschreef.

Hobsbawm’s vader heette Hobsbaum. En is die spelling al begrijpelijker, zijn voorvaderen heetten Obstbaum, voor ook die naam verminkt werd door een Britse douanier bij binnenkomst in Groot-Brittannië.

Interesting Times viel wel op éen niveau tegen. Het boek is typisch de autobiografie van een man, die altijd aan het werk was, en het daarom niet nodig vind om over zijn huwelijk te schrijven, of zijn kinderen — of noem de normale hoogtepunten uit iemands persoonlijke leven maar op.

Interesting Times bood tegelijk iets dat ik niet eerder zo tegenkwam. Harry Mulisch heeft weleens gezegd de Tweede Wereldoorlog te zijn — om zijn Duitse vader, en zijn Joodse moeder. Hobsbawm houdt zich gelukkig verre van zulke uitspraken over zichzelf. En toch vertegenwoordigt hij nog meer de Europese geschiedenis van de twintigste eeuw.

Na die geboorte in Alexandrië woonde hij in Wenen, en Berlijn. Zijn Britse vader overleed jong, zijn Weense Joodse moeder leefde niet heel veel langer. Hobsbawm kwam begin jaren dertig in Groot-Brittannië terecht, waar hij dankzij een beurs in Cambridge mocht studeren. Daar werd hij even actief in de Communistische Partij — die dan weer de enige partij met communisten in Europa zal zijn geweest zonder facties, of afscheidingen.

Die vroege interesse in de Marxistische ideeën over sociale zaken en economie, heeft zijn leven getekend. Zo moest hij wel dienst nemen in de Tweede Wereldoorlog, maar werd hij waarschijnlijk te zeer als een gevaar gezien om nuttig werk te krijgen. Dus was die oorlogstijd voor Hobsbawm opvallend onproductief en vervelend.

Tijdens de Koude oorlog mocht hij dan weer niet naar de VS, vanwege zijn ideeën als tiener; en ondanks dat hij nauwelijks actief was in de partij; terwijl Hobsbawm na de Hongaarse revolutie in 1956 keurig een fellowtraveller werd. Pas toen zijn status als historicus onbetwistbaar was, viel deze reisbeperking weg.

Tegelijk zijn het niet de grote ontwikkelingen die het boek interessant maken. De autobiografie moest het voor mij hebben van zijn terzijdes. De opmerkingen die Hobsbawm maakt over collega-historici, of over lesgeven, bijvoorbeeld. Of dat hij weinig begrijpt van de culturele voorkeuren generatie die na hem kwam, de babyboomers — wat mij dan weer toonde hoe een cultuur te beschrijven is.

scheiding

[…] Levis triumphed, like rock music, as the badge of youth. By then I was no longer young. I had no great sympathy for the contemporary equivalent of Peter Pan, the adult who wants to stay an adolescent for ever, nor could I see myself credibly performing the role of oldest teenager on the scene. I therefore decided, almost as a matter of principle, never to wear this gear, and I have never done so. This handicaps me as a historian of the 1960s: I stood outside them. What I have written about the 1960s is what an autobiographer can write who never wore jeans. [261-262]

Eric Hobsbawm, Interesting Times
A Twentieth-Century Life

463 pagina’s
Allen Lane, 2002

[x]