Sweet Science ~ A.J. Liebling

► door: A.IJ. van den Berg

Het beste sportboek uit de twintigste eeuw, voor sommigen, is The Sweet Science. Geschreven werd het bovendien door de Amerikaanse journalist A.J. Liebling [1904 – 1963] wiens werk me eerder zo veel leesplezier bezorgde.

Toch viel deze bundel met persoonlijk gekleurde reportages over de bokssport me niet mee. Hoewel geen bladzijde me tegenstond. Maar ik was gewoon beter gewend van de auteur.

En de reden daartoe verwoordde ik indertijd al in het boeklogje over de dikke bloemlezing uit Liebling’s werk. De man was er allereerst een meester om zaken te beschrijven die zijn publiek niet kende. Als hij op vertrouwd terrein bleef, en zijn verhalen in New York spelen, veronderstelde hij makkelijk erg veel bekend.

Het beste boksverhaal in The Sweet Science voor mij speelt zich dan ook af in Ierland. Als hij wel ineens moet laten zien in wat voor lokaal de wedstrijd plaatsvond, en hij wel het treffende detail opmerkt dat overal uit de stad stoelen waren gevorderd voor het publiek. Zodat het best kon zijn dat hij op iets zat uit de aula van een begraafplaats.

Liebling schreef zijn reportages in de jaren vijftig, toen er een einde leek te komen aan een gouden tijdperk in de bokssport. De televisie kwam op, en begon bokswedstrijden uit te zenden. Daarmee concurreerden ze de lokale organisatoren van wedstrijden kapot. Want die konden met hun entreeprijzen niet op tegen gratis.

En, doordat de lokale boksarena’s sloten, was er vervolgens veel minder vraag naar boksers. Waardoor er veel minder mensen dan voorheen in de sport actief waren.

Bovendien meende Liebling, net als andere critici, dat er toen al iets schortte aan de mentaliteit van de meeste boksers. Voorheen kwamen tenminste nog weleens mannen in de ring die al sinds hun jongste kindertijd vochten. En dat moest je eigenlijk wel hebben, om de juiste kracht en beweeglijkheid in de schouders te krijgen.

De reportages in The Sweet Science (of Bruising) vallen chronologisch samen met de jaren van opkomst en terugkeer van Rocky Marciano [1923 – 1969]. [Die weliswaar zijn voornaam zou lenen aan een fantasieheld. Maar wiens leven juist weer niet de inspiratie was voor de Rocky-films, want dat was ene Chuck Wepner.]

Marciano was verder een weinig verfijnde bokser, die altijd won. En die eigenlijk de pech had nooit eens op aansprekende tegenstand te stuiten, wat legendarische gevechten had kunnen opleveren.

Dus ontbreken ook werkelijk memorabele bokspartijen in dit boek.

Dit boek heeft zelfs iets monotoons, omdat de verhalen vrijwel allemaal eenzelfde structuur hebben. Liebling gaat naar een bokswedstrijd, beschrijft iets over de omstandigheden vooraf, soms is hij zelfs naar een trainingskamp geweest. Dan volgt een uitgebreid wedstrijdverslag. En als de winnaar bekend is, komt er nog wat. Meestal wacht Liebling tot het rustig is geworden, en hij een taxi kan vinden om naar huis te gaan. Een enkele keer zoekt hij éen van de boksers op in de kleedkamer.

En zo gaat het achttien keer.

Misschien is het ook dat Liebling me ermee confronteerde dat het boksen me op zich als sport te weinig interesseert. Ik heb weliswaar kennis genoeg van de verschillende stoten om elk van zijn woorden te begrijpen. Maar er was niets waardoor ik werkelijk in de betovering bleef van de verhalen, waarschijnlijk om mijn afstand tot de bezigheid.

Want, over wat het betekent om in een ring te staan, tegenover een goed getraind iemand, die je zo hard als kan slaan wil, gaat dit boek niet. Terwijl dit me juist wel zou interesseren.

Voor Liebling spreekt vanzelf dat boksen een edele sport is, met een geschiedenis. En hij biedt ook iets van die historie; maar dan vooral door eerdere auteurs te citeren.

Voor hem gaat het steeds om het evenement. Om relatief veel geld te betalen en dan een avond een zaal te vullen met duizenden andere mannen. Om in die gezamenlijkheid eerst een paar opwarmpartijen voorgeschoteld krijgen, en dan steeds nerveuzer te worden in afwachting van de hoofdpartij. Om dan mee te gaan in de opwinding van het gevecht, bij te houden wie er de ronde heeft gewonnen, en om dan een mening te hebben over de einduitslag.

Liebling bokste zelf ook, in zijn jonge jaren. En hij kan het niet nalaten om naar andere schrijvers te verwijzen die ook hebben gebokst, en dit als een grote kwaliteit te zien.

En er zijn vele redenen om de boeken van Camus te bewonderen. Dat hij een groot schrijver zou zijn omdat hij had leren vechten in de boksring, was nieuw.

A.J. Liebling, The Sweet Science
225 pagina’s
© 1956
in: A.J. Liebling, The Sweet Science and Other Writings
1058 pagina’s
The Library of America, 2009

[x]