Ik heb nu weer de tijd ~ Adriaan Morriën

► door: A.IJ. van den Berg

Morriën moest haast tachtig worden voor hij toch een keer een bestseller scoorde. Het deeltje Plantage Muidergracht uit de reeks privé-domein haalde vlot meerdere drukken. Mede daarom kwam er later nog een tweede deeltje privé-domein uit.

Het is ook niet dat Adriaan Morriën [1912 – 2002] daar veel voor hoefde te doen. Alle twee de boeken zijn grotendeels vergaarbakken van wat er al eens was uitgegeven aan persoonlijk gekleurd werk. In dit geval dan nog aangevuld met wat miniatuurtjes uit de krant, interviews met schrijvers, een oud dagboek, en de zoveelste herpublicatie van het pamflet De gruwelkamer van W.F. Hermans uit 1954.

Dat pamflet heb ik inmiddels wel vier keer, terwijl het me niet eens bijzonder interesseert. Noch is mijn Morriën-verzameling bijzonder compleet. Maar blijkbaar vond hij het telkens nodig dit stuk weer onder de aandacht te brengen.

De Morriën die maakte dat mij de schrijver ging interesseren, publiceerde tijdloze korte stukjes in de krant. Zijn manier van kijken trof me daarbij. Omdat die meer deed denken aan de impressies zoals een hele school schilders ooit trachtte vast te leggen op doek, dan wat de meeste auteurs proberen te bereiken met woorden.

Ik heb nu weer de tijd laat zien dat die manier van kijken er altijd al in zat. Tegelijk valt ook op aan de dagboekpassages uit de jaren rond 1950 dat Morriën later een stuk leniger schreef.

Misschien zit her verschil er in dat zijn mijmeringen van later datum voor een publiek zijn geschreven, en dat de wetenschap gepubliceerd te worden hem tot moeite dwong. Publicabele dagboekpassages schrijven, met het idee die veertig jaar later nog eens openbaar te maken, zal niet zo vaak voorkomen.

Mij valt op dat mijn waardering voor Morriën wisselt met de tijd. Het ene moment vind ik hem opvallend goed, om zijn kijken. Dan weer is alleen de blik van die vaak wat te geile man me lang niet genoeg, op zoek als ik op zo’n moment ben naar uitleg, of inzichten. En nog later blijkt hij toch wel weer mooi te kunnen schilderen met woorden, ondanks de beperktheid van zijn onderwerpen.

Ditmaal viel het meest recente werk in deze bundel goed. En vond ik al het vroege opgenomen werk en de schrijversinterviews nauwelijks de moeite van het lezen waard.

Adriaan Morriën, Ik heb nu weer de tijd
311 pagina’s
De Arbeiderspers, 1996
privé-domein nr. 188

[x]opgenomen in het dossier: