Requiem voor een pitbull ~ Joris van Casteren

► door: A.IJ. van den Berg

De Telegraaf zal mijn favoriete krant nooit worden. Ik hoor dan ook niet tot de doelgroep van de sensatiepers. En toch ben ik ooit radicaal anders over dit dagblad gaan denken toen iemand me eens fijntjes wees op éen grote kwaliteit van Telegraaf-journalisten.

Als er ooit eens iets bijzonders gebeurde met een gewone Nederlander — zeg een man struikelt in de sneeuw, kan niet meer opstaan, en wordt dan warm gehouden door zijn hondje — dan had de Telegraaf het verhaal van zo iemand altijd als eerste. En groot. Met dan natuurlijk de foto van zo’n man in zijn ziekbed, recht in de camera kijkend, met die hond op schoot.

Dat is vakwerk.

In de reportagebundel Requiem voor een pitbull doet Joris van Casteren wat de Telegraaf dus ooit als exclusieve kwaliteit had, alleen dan beter. Voor veel van de stukken in het boek zal een los artikel in de krant aanleiding zijn geweest. Waarna hij op onderzoek uitging, en zo’n petite histoire in context zette.

Dus leert de lezer het verhaal kennen over de verwarde man die de Maastunnel dreigde op te blazen met een kussen.

Of dat van de Friese boer met zijn illegale Nigeriaanse bruid.

Of het verhaal van de politiebeambte die zich een overdosis snoof op een Wasteland-party.

Of de geschiedenis van de pitbull die dood moest, vanzelfsprekend.

En zo nog zeventien verhalen meer. Daarover kan gezegd worden dat ze doorgaans ambachtelijk heel goed in elkaar zitten. Positief is helemaal dat Van Casteren zijn verhalen ook buiten de Randstad Holland zoekt. Maar dan weegt ook gauw nog iets anders mee. En dat is Joris van Casteren’s toon.

Het lijkt duidelijk zijn keuze te zijn geweest om de woorden van zijn gesprekspartners droog en zakelijk weer te geven. Alleen is het dan zeer afhankelijk van de context, hoe die natuurgetrouwe citaten overkomen.

Journalisten hebben voor mij ook een taak om kwetsbare mensen tegen zichzelf in bescherming te nemen — en de meeste mensen die nooit met de media in contact komen, zijn zo kwetsbaar, omdat ze simpelweg de mogelijke impact van hun uitspraken niet kunnen inschatten.

En Van Casteren wist voor mij toch nog niet altijd de juiste balans te vinden tussen pure registratie, en iets dat neigt naar leedvermaak.

Soms lukt de toon hem wel perfect, bijvoorbeeld als een griend aanspoelt op Schiermonnikoog, en ineens allerlei instanties iets willen en zullen met het kadaver van dat beest. Elkaar dan tegenwerken ook.

En soms maken mensen zich belachelijk, doordat Van Casteren ze niet tegen zichzelf beschermt, zoals geldt voor de buitengewoon opsporingsambtenaar die permanent op homojacht is in ‘zijn’ recreatiegebied. De man wil een vuurwapen kunnen dragen tijdens zijn dienst, en krijgt almaar geen wapen.

Maar misschien is dit verhaal ook wel dé uitzondering in deze bundel. ‘Een hete zomerdag aan het Henschotermeer’ laat een vertegenwoordiger aan het werk zien van onze autoriteiten. Eentje die zichzelf groter maakt dan hij is, in zijn verantwoordelijkheidsbesef. Nogal wat andere reportages gaan juist over mensen in hun machteloze confrontatie met onpersoonlijke instanties. En deze zeggen wat dat betreft per stuk meer dan menige roman.

Dus zou ik liefst nog tientallen van deze reportages lezen — in de wetenschap dat Joris van Casteren al doende waarschijnlijk nog beter zou worden om ze te schrijven. Lelystad bewees dat ook al, in de zakelijke gedeelten.

Joris van Casteren, Requiem voor een pitbull
263 pagina’s
Prometheus, 2007

[x]