Lelystad ~ Joris van Casteren

► door: A.IJ. van den Berg

Sinds vorige maand stopt de sneltrein uit het Noorden naar de Randstad er ineens. Lelystad. Een jonge plaats op de bodem van een voormalige zee. Het gedroomde centrum ooit van een heel nieuw polderrijk.

Ruim 75.000 inwoners heeft Lelystad tegenwoordig. Het hadden er allang minstens 100.000 moeten zijn. Zo ruim is het stad in het oorspronkelijk ontwerp ook opgezet. De wegen zijn er breed, en heten dreven. Maar het ging al mis toen de mannen van de Rijksdienst hun stad in de jaren vijftig planden in het midden van helemaal niets. Zonder dat er industrie of andere nijverheid was in de buurt. Zonder dat er een fatsoenlijke ontsluiting was via een snelweg of spoorverkeer.

Ging daarna de inpoldering van de Markerwaard ook nog eens niet door, zodat Lelystad niet langer een logische centrumpositie innam, maar gewoon een roerloos stadje werd ver weg aan het water.

In het boek Lelystad van Joris van Casteren wordt een deel van de wonderlijke ontstaansgeschiedenis van de plaats geschetst. Maar daar doorheen is de rijke autobiografie van zijn jeugd in deze stad gewoven.

Wat daarbij allereerst opvalt is de kurkdroge toon. Van Casteren schrijft volkomen laconiek de meest verschrikkelijke zaken op. Want toevallig viel zijn jongste jeugd samen met de jaren zeventig; het meest idealistische en merkwaardige decennium van de afgelopen eeuw.

Zijn ouders kwamen ook uit idealisme vanuit Rotterdam naar de polder. Vader zou schoolhoofd worden op een basisschool, en al gauw merken dat fijne ideeën over zelfexpressie van het kind slecht samengaan met etters van kinderen die nooit enige opvoeding hadden genoten.

Lelystad was namelijk een tijd de plek waar Amsterdam zijn moeilijke gezinnen dumpte. De werkloosheid was er mede daarom navenant hoog. Om van de criminaliteit nog te zwijgen. Laat staan alle overige sociale problematiek. Dat de gemeente halfweg de jaren tachtig failliet ging, hielp ook al niet mee.

Het percentage echtscheidingen in Lelystad lag hoger dan elders. Ook Van Casteren’s ouders gingen al snel uit elkaar. En moeder werd vervolgens lesbisch, en vegetarisch, zoals dat in de jaren zeventig en tachtig ging. Maar zijn ouders bleven altijd wel met elkaar praten, anders dan hij om zich heen zag gebeuren.

Ging hij vervolgens dingen doen die alleen jongens onder elkaar stoer vinden, en ieder ander ‘vandalisme’ noemt.

Maar zelfs al groei je op in Lelystad, dan blijft dat nog altijd wel de plaats waar je je van alles bewust werd. Het merkwaardige aan een jeugd valt pas op als de mogelijkheid er is om te vergelijken.

Van Casteren redde zichzelf misschien wel uit de rottigheid doordat hij de poëzie ontdekte in zijn puberteit. En toen zelf dat schrijven probeerde.

En in dit boek lees ik toch ook de poëzie. Waar een ander misschien vooral de ellende rondom ziet, die zo droogklotig beknopt gepresenteerd wordt dat die juist grappig wordt.

Lelystad bestaat uit twee stukken. In het lange eerste deel beschrijft Joris van Casteren zijn jeugd tot het moment dat hij naar de school voor journalistiek in Utrecht vertrekt. Het tweede deel gaat over een terugkeer, vijftien jaar later, als hij oude vrienden en vriendinnetjes opzoekt; en wat criminelen ook uit zijn kennissenkring van toen waar hij benieuwd naar is. Als Van Casteren research doet ook naar de idealen van de mensen die Lelystad hebben opgezet. Want dat kan nu eenmaal. De pioniers van toen er niets was, leven nog.

En publicatie van dit boek in 2008 leverde tumult op. Een van de straatvriendjes van een hofje waar Van Casteren ooit woonde, eiste dat het boek uit de handel gehaald zou worden. De man komt op zijn best terloops voor in de tekst. Ambtenaren van de gemeente dreigden in hun gekrenkte trots een signeersessie in de lokale boekhandel te verstoren, waarop die sessie werd afgelast. Zo meen ik.

Maar tegenwoordig worden er weleens rondritten met gids georganiseerd, om buitenstaanders per bus langs locaties in het boek te leiden.

En wat zou het mooi zijn als er over alle stops op de route van de sneltrein even zo wonderlijk doorleefde boeken zouden bestaan.

Joris van Casteren, Lelystad
335 pagina’s
Prometheus 2010, oorspronkelijk 2008

[x]