In de schaduw van de Parnassus ~ Joris van Casteren

► door: A.IJ. van den Berg

Voor hij vergeten romanschrijvers opzocht, had Joris van Casteren al eens een reeks vergeten dichters gesproken. Maar veel minder dan bij de fictie-auteurs is deze bundel met interviews het totaalportret van een merkwaardige sekte — de dichters lijken allemaal een hoogst persoonlijke reden te hebben gehad om met taal te boetseren.

Tegelijk laat poëzie niets gebeuren, om Auden weer eens te parafraseren.

Van Casteren debuteerde in de periode van deze interviews zelf met een bundel gedichten. Grote Atomen geheten. Hij kon toen nog niet weten of hij lotgenoten bezocht, of dat hij wel een doorbraak zou beleven.

In de inleiding van het interviewboek schildert hij de wereld van de Nederlandse poëzie af als een kring van hoogstens duizend kenners. Die ook allemaal publiceren. Of op zijn minst ambities in die richting koesteren.

Dat wereldje is voor mij al eens genadeloos ontmaskerd. Door Herman Brood nota bene. Toen deze gedichten voordroeg op een poëzie-avond en daarbij kil ontvangen werd. Als een buitenstaander die er niet hoorde. Terwijl geen kenner in het publiek was opgevallen dat Brood voornamelijk werk van Lucebert had voorgedragen.

Joris van Casteren nam alles aanzienlijk serieuzer.

Elk interview in de bundel In de schaduw van de Parnassus werd vergezeld door een vers van de geportretteerde. En geen enkele daarvan maakte nieuwsgierig naar meer.

En ik geloof niet dat mijn onverschilligheid voor deze poëzie kwam door de context. Als van een dichter geen werk meer wordt uitgegeven dan hebben anderen ook al eens negatief geoordeeld. Maar alle gedichten in dit boek kwamen nu net uit bestaande bundels.

Niets is mij moeilijker gebleken, terwijl boeklog toch mogelijkheden genoeg heeft geboden, om te begrijpen en vervolgens uit te leggen waarom het ene gedicht mij wel iets doet, en 99,2% van de rest op zijn best onverschilligheid oproept. Walging en afschuw over een vers zijn misschien nog te verklaren. Maar die ontbreken nu net ook. Schouderophalen schrijft lege zinnen.

Zo weinig de schone strofen me deden, zo verging het me ook met het gezelschap van hun dichters. Aardige mensen lijken het doorgaans, die vergeten dichters. Alleen is het de tijd allang niet meer om groots en meeslepend dichter te kunnen zijn. Dat scheelt nogal in de beleving.

In de schaduw van de Parnassus biedt wel een paar inzichtelijke tijdsbeelden. Het portret was aardig, van de arbeider-dichters uit de jaren zeventig Pierre van Vollenhoven en Wim de Vries. Ook al omdat bij hen duidelijk was waarom ze schreven. De titel van hun gezamenlijke bundel luidt ook: M’n woord een wapen van verweer.

En het verhaal van de ‘De Nieuwe Wilden’ wordt verteld. Voor wie dat interesseert. Want dat er ooit een gezelschap mevrouwen onder deze bendenaam dichtte, is geen feit waarover online veel te vinden is.

Joris van Casteren, In de schaduw van de Parnassus
Gesprekken met vergeten dichters

224 pagina’s
Prometheus, 2002

[x]