Verhalen uit Odessa | Verhalen ~ Isaak Babel

► door: A.IJ. van den Berg

Babel’s Verhalen uit Odessa brachten al evenmin het wonder dat ik voor altijd hoopte te hebben gevangen met de aanschaf van dit boek.

Er is namelijk een nadeel aan het lezen van een verzamelbundel van kaft tot kaft. De volgorde waarin de inhoud werd opgenomen, hoeft niet de volgorde te zijn die het meest tot de lezer spreekt.

De Verhalen uit Odessa gaan weliswaar over kleurrijke joden — zoals de misdadiger Benja Krik — maar mijn voornaamste reactie op deze vertellingen was zo’n samenvattingszinnetje uit een literaire geschiedenis. ‘Met deze verhalen bracht Babel als eerste een warmbloedige levendigheid in de Russische literatuur’.

Pas bij de losse verhalen in de bundel werd weer duidelijk waarom ik dit boek ooit per se wilde hebben.

En tegelijk gaat het daarbij om een intiem wonder, om de vonk die er bij het lezen overspringt tussen tekst en lezer. Een wat een moeilijk uit te leggen mirakel is dat toch.

De zinnen zijn vaak net iets wonderbaarlijker dan gedacht, en de beschreven avonturen ook wat vreemder, en ruwer.

Arnon Grunberg wijdde ooit een enthousiast essay aan de verhalen van Babel, en hamerde daarbij vooral op diens stijl. Maar veel verder kwam hij niet dan herhalen wat de schrijver daarover zelf al had opgemerkt.

Toen hield ik een heel betoog over de stijl, over het leger van woorden, een leger, waarin alle soorten van wapens worden gehanteerd. Geen ijzer kan zo ijzigkoud het mensenhart doorboren als de op het juiste ogenblik geplaatste punt.

[Guy de Maupassant]
scheiding

Iedere volzin presenteert zich aan de wereld in een goede en in een slechte gedaante. Het geheim schuilt in de wending, in de nauw merkbare draai die je eraan weet te geven. Je moet de hefboom in je hand vasthouden en warm laten worden. En je moet hem maar éénmaal overhalen, niet twee keer.

[Guy de Maupassant]

In de beste verhalen van Babel spreekt een nog wat losgeslagen ik-figuur tot mij. Drijfhout is deze jonge man. Maar iemand met de hoop nog eens ergens op een goede plek aan te spoelen; en daar dan vaste grond te vinden.

Babel munt daarbij vooral uit in samenvattende zinnetjes. De tijd krimpt naar believen in bij hem, of zet onverwachte einden uit. En de nadruk ligt nooit op wat bij slechtere schrijvers dan hem enorm veel aandacht had gekregen.

Maar, vooral, hij begint vaak heel sterk. Dat alleen al.

Ik was een leugenachtig knaapje. Dit kwam door mijn leeswoede. Ik heb altijd een levendige fantasie bezeten. Ik las onder de les, in het speelkwartiertje, op weg naar huis, ’s nachts–onder de tafel, verborgen achter het tot op de vloer hangende tafelkleed. Wanneer ik in een boek verdiept was, liet ik alle gebeurtenissen dezer wereld aan mijn neus voorbij gaan: het spijbelen van school voor een zwerftocht door de haven, de eerste beginselen van het biljartspel in de cafés aan de Gretsjeskaja-straat, het zwemmen in Langeron. Vrienden bezat ik niet. Wie zou het in zijn hoofd halen zich met zo’n type als ik af te geven?…

[In het souterrain]
Isaak Babel, De verhalen
392 pagina’s
Meulenhoff, 1994
vertaald uit het Russisch door Charles B. Timmer

[x]