Aufzeichnungen 1973–1984 ~ Elias Canetti

Van Lichtenberg’s aantekeningen zijn talloos veel verschillende bloemlezingen te koop. En toch zijn bijna al die bundels interessant. Door andermans selectie vallen altijd ineens de zinnen op waar ik vele malen eerder gewoon aan voorbij ben gegaan.

Ook van Canetti’s aantekeningen zou iemand, of liever nog meerdere mensen, eens een bloemlezing moeten maken. Daarmee tonend wat hij of zij daarin belangrijk vindt.

Of ik zou al de bundels graag gedigitaliseerd hebben. Zodat met een slimme zoekopdracht te vinden is wat Canetti over een bepaald onderwerp heeft opgemerkt. Omdat het eigen denken daarmee dan een nuttig opkontje krijgen kan.

Deze bundel Aufzeichnungen 1973—1984 is een wat rare bundel. Er bestond namelijk al een ander boek, waarin aantekeningen uit precies dezelfde periode zijn verzameld. Dat boek heet Das Geheimherz der Uhr. Net als dat over dezelfde periode als Die Provinz des Menschen bestrijkt later nog eens Nachträge aus Hampstead is uitgegeven. De auteur bekeek zijn eigen selectie eens opnieuw, en zag dat er nog meer materiaal goed was.

Na Canetti’s dood verscheen er verder nog een deel Aufzeichnungen 1992—1993; dat in Nederlandse vertaling dan weer de door de uitgever hier bedachte titel Slotsom draagt. Om het simpel te houden.

Wat er gebeurt is met de aantekeningen uit de periode 1985—1991 is me een raadsel. Die zullen in de bundel Die Fliegenpein staan. Alleen geeft dat boek geen enkele informatie over de tijd waarin de inhoud tot stand kwam.

Enfin.

Uiteindelijk zijn die aantekeningen samen voor mij ook éen boek. Doet er weinig toe welke titels op de kaften staan.

Een boek ook waarin het eeuwig bladeren blijft, omdat de inhoud nooit in een keer al zijn geheimen prijsgeeft. Om Lichtenberg maar weer eens te parafraseren, elke keer kijkt een iets andere aap in de spiegel die het boek hem voorhoudt.

Ditmaal tekende ik onder meer aan:

Was gut ist, weiß niemand. Man weiß, was besser wäre. [7]

scheiding

[…] Ich habe nie systematisch was gelernt, wie andere Leute, sondern nur in plötzlichen Aufregungen. Sie begannen immer damit, daß mein Blick auf etwas fiel, das ich dann haben mußte. Die Geste des Ergreifens, die Freude am Hinauswerfen von geld, das nach Hause oder in das nächste Lokal tragen, das Betrachten, das Streicheln, das Blättern, das Wegstellen für Jahre, die Zeit neuer Entdeckung dann, wenn’s ernst wurde — alles das ist Teil eines schöpferischen Prozesses, dessen verborgene Einzelheiten ich nicht kenn. Aber anders geschieht bei mir nichts, und so werde ich bis zum letzten Augenblick meines Lebens Bücher kaufen müssen, besonders wenn ich ganz sicher weiß, daß ich sie nie mehr lesen werde. […] [9]

scheiding

Jetzt heißen seine Gedanken Aphorismen, ein Name wie von Prokrustes. [42]

scheiding

Ich lebe unter sehr viel Büchern und beziehe einen großen Teil meines Lebenslust daraus, daß ich die meisten von ihnen noch lesen werde. [60]

scheiding

Man muß die großen Autoren keineswegs alle kennen, solange man die Erwartung auf sie behält. [61]

scheiding

Sartre habe ich nie leiden können. Er ist ein schrekliches Produkt französicher Schulung. [67]

scheiding

Vergiftete Sprache: damals Hegel, jetzt Freud. [88]

scheiding

Wer wenig liest, gleicht bald einer Zeitung. [88]

scheiding

Leute, die der Sprache alles schuldig bleiben. Sie sprechen, als ob kein Wort vor ihnen etwas bedeutet hätte. [88]

scheiding

Ein Eiffelturm aus Zitaten, viermal täglich klettert er hinauf und hinunter. [91]

scheiding

Ich glaube, daß ich ihn überschätzte, will ich so viele seiner Meinungen mit ihm teilte. [96]

scheiding

Ich mag Borges gar nicht. Er stößt nicht an Stein. Er erweicht ihn. [104]

scheiding
Elias Canetti, Aufzeichnungen 1973–1984
120 pagina’s
Fischer Taschenbuch 2002, oorspronkelijk 1999

Aufzeichnungen 1992–1993 ~ Elias Canetti

Het laatste boek dat Elias Canetti [1905 — 1994] nog zelf schreef en vormgaf, bestaat uit aantekeningen, die opgetekend werden in de jaren 1992 en 1993. Al wat er daarna uitkwam, hebben anderen samengesteld uit tekst die er al was.

En er schijnen nog dagboeken te zijn, en delen van de briefcorrespondentie, die pas in 2024 vrijgegeven mogen worden. Ongetwijfeld zullen daar nog publicaties uit voortkomen. De vraag is of ik die nog lezen wil.

Welche Geister liebt man so sehr, daß man es nicht wagt, alles von ihnen zu lesen? [61]

scheiding

Er achtet ihn zu sehr, um ihn kennen lernen zu wollen. Er will sich in seiner Achtung nicht stören lassen. [70]

Enkel die aantekenboeken van Canetti hebben een grote waarde voor me. Al ken ik zijn toneelwerk bijvoorbeeld niet. Maar de drie delen van zijn autobiografie kwamen tergend ijdel op mij over. En de enige roman, Die Blendung, zou ik moeten herlezen, om daar een actuele opinie over te kunnen hebben. De eerste nogal teleurstellende ervaring met dat boek was erg lang geleden. Ik kan er toen te jong voor zijn geweest.

Canetti’s studie Masse und Macht wacht nog altijd wel op herlezing. Mede omdat ik pas na dat boek geschiedenis studeerde, of als journalist de politiek zou bekijken. Wat het interessant maakt om te zien óf ik iets van Elias Canetti heb overgenomen, en, zo ja, wat dan wel.

En er is nog een boek waaraan Elias Canetti lang heeft gewerkt, zonder dat dit ooit tot een publicatie leidde. Zijn boek tegen de dood. Want zelfs al werd hij bijna negentig, aan leven was dat nog altijd te kort.

In Aufzeichnungen 1992 – 1993 gaat het nogal eens over de dood. Waarbij ik niet in kan schatten of Canetti zich door zijn leeftijd, en de bijbehorende kwalen, geroepen voelt om hardop over dat onderwerp na te denken, of dat hij toch nog altijd met dat boek bezig is.

Ondertussen valt Joegoslavië uit elkaar door burgeroorlogen. Wat Canetti de verbitterde conclusie oplevert dat zijn bewuste leven begon met ‘Sarajevo! Sarajevo!’. In 1912 was er op de Balkan ook al strijd. En dat ‘Sarajevo! Sarajevo!’ nu de kreet weer is.

Vergeleken met eerdere aantekenboeken, en ook met het lezen van Slotsom, de Nederlandse vertaling, vielen me de puur autobiografische aantekeningen beter op. Het lijkt soms wel degelijk of Elias Canetti de eindafrekening aan het opmaken is.

Verder tekende ik onder meer aan:

Wieviel Unsinn man schreibt! Wieviel Unsinn man sich denkt! Wohin mit all dem Unsinn? Mann kann’s doch nicht einfach schlucken und vergessen. [8]

scheiding

Man hätte genug an sich selbst für zwanzig Bücher, wenn es einem nicht zu langweilig wäre, alles herzuzeigen. [12]

scheiding

Treue wächst mit der Zahl der nach einem Tod verfließenden Jahre. Einer, der sehr alt wird, müßte in Treue versteinern. [15]

scheiding

Wer sich selbst liest, ist anders da, entspiegelt. [24]

scheiding

Es darf nicht das letzte Buch sein. Du willst keinen Abgesang.
    Du willst überhaupt nich, auf keinen Fall aber milde sterben. [29]

scheiding

Aus Büchern, die er nicht leiden kann, erfährt er mehr. Der Zwang, sie hinzunehmen, stachelt auf zu unerwarteten Gedanken. [77]

scheiding

Verfolge einen Gedanken sieben Sätze lang. Wenn das gelingt, läßt er sich weiter verfolgen. [77]

scheiding

Beim Schreiben kokettiert er. Sonst heiligerernst. [91]

Elias Canetti, Aufzeichnungen 1992 – 1993
99 pagina’s
Fischer Taschenbuch 1999, oorspronkelijk 1996

Aufzeichnungen für Marie-Louise ~ Elias Canetti

Als een schrijver maar belangrijk genoeg is geweest, wordt veel uit zijn of haar erfenis vanzelf handel. En Aufzeichnungen für Marie-Louise is op zich een fraai boekwerkje. Alleen staan er slechts 27 hele pagina’s in die interessant zijn, en nieuw. De rest wordt gevuld met illustraties, en een toelichting achteraf.

En toch moest ik dit boek hebben.

Van Canetti’s werk zijn me de aantekenboeken het liefst, tezamen met het eerste deel van de autobiografie. Dat er een boek bestond met aantekeningen die ik niet kende, werd daarmee vervelend.

Elias Canetti [1905 – 1994] vluchtte in 1939 met zijn vrouw Veza naar Engeland. Daar werkte hij verder aan het boek dat Canetti later als zijn hoofdwerk zou beschouwen. Masse und Macht. Alleen putte dit werk hem uit. En daarom begon hij in 1942 met een dagelijkse ontspanningsoefening, door aantekening te maken van alles wat hem maar door het hoofd speelde die dag.

Eind van dat jaar gaf hij Marie-Louise von Motesiczky een handgeschreven uittreksel cadeau uit de aantekeningen van de maand september. Waarschijnlijk was dit een verjaardagscadeau. Motesiczky [1906 – 1996] was eveneens een balling; een gevluchte Weense schilder. Bovendien was zij even Canetti’s minnares. 1

In dit boek staan de handgeschreven pagina’s uit dat geschenk in facsimile afgebeeld — helaas wel net te klein om prettig te lezen. De tekst is daarom ook steeds op bladzijde ernaast afgedrukt.

En dan gaat het me te ver om die 27 pagina’s hier na te vertellen — of om te controleren of La Rochefoucauld en Pascal toen nog van invloed zijn geweest; zoals degene beweert die dit boek heeft samengesteld.

Voor mij als lezer telt slechts: tekende Canetti terloops toen nog iets aan dat mijn eigen denken raakt?

En dat was slechts een paar keer het geval.

Ik moet Die Provinz des Menschen eindelijk eens gaan herlezen; dat was mijn belangrijkste besef. Canetti is nu niet meer de autoriteit die hij ooit was.

scheiding

Schon um weniger zu wissen, wüßte ich gerne mehr.

[37]
scheiding
Elias Canetti, Aufzeichnungen für Marie-Louise
Aus dem Nachlas herausgegeben
und mit einem Nachwort von Jeremy Adler

119 pagina’s
Carl Hanser Verlag, 2005
  1. Inmiddels is duidelijk dat Motesiczky vijftig jaar gehoopt heeft op meer. []

Babel – Bibel – Bibliotek ~ Susanne Engelmann

Elias Canetti [1905 – 1994] heeft een hele reeks boeken uitgebracht waar vooral aantekeningen in staan. De bekendste daarvan zijn Die Provinz des Menschen, en Das Geheimherz der Uhr. Maar ook de andere delen zijn allemaal heel rijke boeken, waar me bij elke herlezing weer andere zaken in opvallen. Toch ontbreekt er ook een sleutel tot een deel van al die teksten.

Waar slaan ze op terug? En heeft Canetti zich niet ook eerder over dat onderwerp geuit?

Soms is er te herkennen met welke thema’s Canetti bezig was op het moment van aantekenen. Uitspraken in Die Provinz des Menschen zijn bijvoorbeeld te herleiden tot stukken uit Masse und Macht, of tot éen van de delen uit zijn autobiografie. Maar op zich is dat nog niet eens zo interessant. Ik heb in die aantekenboeken altijd ideaal bronmateriaal gezien voor een Canetti-database. Het had me prachtig geleken als iemand al die aantekeningen nu eens gewoon elektronisch had gelabeld, zodat je makkelijk op thema kon bekijken wat de schrijver erover dacht.

Even hoopte ik in dit boek een begin te zien van zo’n nieuwe kijk op Canetti’s werk. Maar dat idee kwam niet helemaal uit. Aan het boek van Susanne Engelmann valt vooral de enorme Deutschgründlichkeit op, en verder eigenlijk niets.

Zo begint de schrijfster met de vraag of Canetti aforismen schreef in zijn aantekenboeken. Daarop luidt het antwoord, geheel voorspelbaar: soms. Waarop ze ook nog eens pijnlijk detaillistisch uitlegt wat aforismen zijn, en wat hun geschiedenis is.

Vervolgens worden enkele uitspraken, die Engelmann dus aforismen acht, gebruikt om Canetti’s ideeën te verduidelijken over taal — volgens trits Babel – bijbel – bibliotheek.

Om dat te kunnen doen moet Susanne Engelmann tussendoor ook nog een korte biografie van Elias Canetti schetsen. Of deed ze dat maar tussendoor. Het ging zo onhandig, dat dit alleen het boek al tekent. Ik vond het bijvoorbeeld vrij merkwaardig dat in een boek over Canetti en taal pas op pagina 137 aan bod komt dat de man opgroeide in een milieu waar heel verschillende talen volwaardig naast elkaar gebruikt werden. Elias werd geboren in Rustchuk, toen een plaats in de Donau-Monarchie, thans in Bulgarije. Zijn ouders waren sefardische Joden, die een Ladino spraken dat gekleurd was door Turkse invloeden. Zijn kindermeisje was Bulgaars. Maar de taal die het meeste indruk maakte thuis, was Duits — de taal van de autoriteit.

In het eerste deel van Canetti’s autobiografie, Die gerettete Zunge, staat uitgebreid wat dit allemaal betekende. Helaas doet Engelmann niets meer dan dit bekende gegeven nog eens in eigen woorden uit te leggen. Verder niets.

Maar fijn dat ze de moeite heeft genomen om wat uitspraken uit verschillende boeken onder elkaar te zetten, en daarbij ook weleens te kijken wat andere aforisten over hetzelfde onderwerp te zeggen hadden. Tjonge.

Susanne Engelmann, Babel – Bibel – Bibliotek
Canettis Aphorismen zur Sprache

247 pagina’s
Königshausen & Neumann, 1997

Behouden tong ~ Elias Canetti

Merkwaardig aan het herlezen van boeken is dat ik altijd meer blijk te hebben onthouden van de eerste kennismaking dan gedacht. En tegelijk dat die herinneringen vaak behoorlijk gekleurd zijn.

Zo herinnerde ik me De behouden tong, dat ik eerder in het Duits las, als een boek over taal, en over de moeizame verhouding tussen een jongen en diens moeder.

En dit idee klopte ook wel.

Verder rekende ik Die gerettete Zunge altijd tot het beste dat Elias Canetti [1905 – 1994] ooit geschreven heeft. En dat oordeel klopt niet meer. Ik las deze jeugdherinneringen voor het eerst toen mijn eigen jeugd op zijn einde liep. Op dat moment spraken ze me nog aan op een emotionele manier; omdat mijn directe identificatie met de schrijver groter was.

Maar als hij over zijn schooltijd schrijft, kan Canetti bijvoorbeeld niet wegsteken telkens nogal wat intelligenter te zijn geweest dan zijn klasgenoten. En dat zal vast zo geweest zijn. Bovendien leverde dit hem enkele malen de haat van zijn klasgenoten op.

Alleen denk ik nu, als lezer, zielig de man van ruim boven de zestig die zich nog zo moet opwinden over wat er op school ooit allemaal gebeurde.

In de tweede helft van dit boek behandelt Canetti bovendien zo ongeveer alle docenten die hij ooit gehad heeft, tot zijn zestiende. Weliswaar toonde Canetti zo aan dat zijn schooltijd belangrijk was, en ook dat hij een goed geheugen had. Tegelijk heeft iedereen tegenwoordig school gegaan en leraren gehad. Daardoor moeten zulke portretjes boven het alledaagse uitstijgen, waar Canetti lang niet altijd in slaagde.

De goede herinnering aan Die gerettete Zunge zal daarom ongetwijfeld op de zo levendige eerste helft van dat boek terugslaan. Als Canetti’s herinneringen vaak nog uit fragmenten bestaan, en die gaan over wat er uniek was aan het begin van zijn leven.

Elias Canetti werd geboren in Roestsjoek, of Roese, dat tegenwoordig in Bulgarije ligt; en toen deel uitmaakte van de Donau-monarchie. Hij was kind in een Sefardisch Joods koopmansgeslacht. Zijn vader beleefde weinig plezier aan de handel daar, en mede om onder de invloed van diens vader uit te komen, verhuisde het gezin tijdelijk naar Manchester.

Canetti’s vader stierf daar jong, zoon Elias zal hem nauwelijks bewust hebben meegemaakt. Toch wordt de man bijkans heilig verklaard in het boek.

Zijn moeder was amper zevenentwintig toen ze weduwe werd.

En goed, dan is het bijzonder hoe levendig Elias Canetti de strubbelingen beschrijft die er waren tussen hem, als jongen, en zijn moeder. Tegelijk denk ik nu dat hij wel heel weinig mededogen toont met haar, dat grote verlies zo jong in haar leven, en de onzekerheden die er daarna bleven.

Ook daarin toonde de grote man zich absoluut bijzonder klein.

Eerlijkheid is absoluut te waarderen, helemaal in memoires, maar een auteur kan ook een verkeerde eerlijkheid tonen; en zichzelf zo ontmaskeren als een opvallend naar mens.

wordt vervolgd

Elias Canetti, De behouden tong
Geschiedenis van een jeugd

349 pagina’s
De Arbeiderspers 1978, oorspronkelijk 1977
privé-domein nr. 50

Briefe an Georges ~ Veza und Elias Canetti

De Duitse kritiek was nogal opgetogen over dit brievenboek, toen het uitkwam in 2006. Jarenlang hadden Elias Canetti [1905 – 1994] en zijn vrouw Veza [1897 – 1963] gecorrespondeerd met diens jongste broer Georg. Maar deze brieven werden pas in 2003 ontdekt, in de nalatenschap van Georg Canetti [1911 – 1971]. Ze zouden een sensatie zijn.

Ik had intuïtief mijn twijfels over dat oordeel, en heb daarom rustig gewacht tot de goedkope paperback van dit boek beschikbaar kwam. Brievenboeken pakken doorgaans niet zo heel bijzonder uit. Dat de auteur een bepaalde status had, is belangrijker voor zo’n uitgave dan hoe hij of zij zich in brieven uitte. Biografische curiosa zijn het meestal, in plaats van wondertjes in de bibliografie.

Is er ook altijd het risico nog dat een literaire held ineens een bijzonder vervelend mens blijkt te zijn.

Tegelijk: schrijven is een gebrek. Blije mensen maken geen interessante boeken. Obsessies en frustraties zijn daar een krachtiger brandstof voor dan geluk. Auteurs kunnen daarom maar beter beoordeeld worden aan het beste wat ze hebben gemaakt.

Briefe an Georges bleek vooral een boek van Veza Canetti te zijn. Van de correspondentie is ook maar éen kant redelijk bewaard gebleven. Georg Canetti was niet zo’n brievenschrijver. In de bundel zijn alleen wat briefontwerpen van hem uit de beginperiode opgenomen, daterend uit de jaren dertig. Later moest hij regelmatig aangepord worden om toch eens wat terug te sturen.

Maar ook Elias Canetti schreef niet zo heel vaak. Bovendien zijn diens brieven aan de houterige kant. Doorgaans wenste hij Georg in net weer een andere bewoording sterkte met een zoveelste verblijf in een ziekenhuis. Bijna nooit staat er iets beklijvends in. Op de allerlaatste brief na dan, die door zijn openheid een grote uitzondering is op de rest van zijn correspondentie in dit boek.

Deze bundel bevat vooral brieven uit de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog. De periode 1933 – 1938 beslaat ruim honderd pagina’s. De oorlog is in een paar pagina’s voorbij, en de periode van augustus 1944 tot augustus 1948 neemt juist tweehonderdvijftig pagina’s in; en wordt daarmee van een veel te groot belang. Komen er daarna nog precies twee brieven uit 1959 in voor.

In de laatste daarvan schrijft Elias Canetti, na een eerste versie van Masse und Macht te hebben voltooid, dat dit boek hem zeker onsterfelijkheid zal verlenen. En dat is van grote betekenis.

Ich war fest entschlossen, mein Werk zu vollenden und mir dann das Leben zu nehmen.

Maar met de afronding van dat enorme project, waarin volgens Canetti de verwarring van de hele eeuw gevat is, kwam de redding. Hij wilde weer leven, en de anderen om hem heen ademruimte gunnen.

Heel de brievenbundel gaat tot op dat moment dan ook, zij het niet altijd direct, over wat Elias Canetti voor onmogelijk mens was om mee samen te zijn. Hij leed aan paranoïa, had regelmatig enorme depressies, en was hoogst onzeker. Hij was Veza ontrouw bovendien; wat zij in de brieven dan weer vergoelijkte, want de aandacht van een leuk meisje maakte Canetti tot een veel leuker mens om mee te leven. Minder intens.

Vrijwel heel het boek is daarmee vooral een illustratie van Veza’s grote eenzaamheid, in dat huwelijk, en in dat vreemde land; na de vlucht. Georg werd een steeds dankbaarder object om genegenheid op te projecteren.

Toch zal me aan al haar brieven weinig bijblijven, behalve genegenheid voor haar. En misschien wel alleen het kille feit uit de uitgebreide toelichting achterin, dat de Britse censor ook na de oorlog nog een tijd eiste dat alle brieven naar het buitenland in het Engels geschreven werden. Waardoor Veza zich bij alle problemen in haar leven ook nog eens niet in de eigen taal mocht uiten.

Elias Canetti trok zich overigens niets van die censuur aan. Maar die had een truc om brieven via Nieuw-Zeeland te versturen.

Dat de echtelieden soms ongerijmd veel voor elkaar geheim hielden, is ook een thema van het boek.

Veza und Elias Canetti, Briefe an Georges
Herausgegeben von Karen Lauer und Kristian Wachinger
420 pagina’s
Fischer Tachenbuch Verlag 2009, oorspronkelijk 2006

Buch gegen den Tod ~ Elias Canetti

Van alles wat Elias Canetti schreef, zijn diens aantekenboeken me het liefst. Want dat zijn uitgaven om eeuwig naar terug te keren.

Moest ik wel toegeven eerder weleens geopperd te hebben nog liever een database te hebben met al Canetti’s uitspraken. Zodat het aanzienlijk makkelijker zoeken is, op trefwoord, om terug te vinden wat de man ook alweer had geschreven over iets.

Das Buch gegen den Tod bewijst alleen dat de wens tot zo’n database een onnozel idee is. Want als Elias Canetti ergens mee bezig ging, dan was hij werkelijk geobsedeerd. Deze postuum door een ander samengestelde uitgave bevat enkel aantekeningen over de dood. En daar waren dus makkelijk ruim driehonderd pagina’s mee te vullen.

Deels zijn die woorden al eens verschenen in de bundels met aantekeningen die Canetti tijdens zijn leven liet verschijnen — waarvan de belangrijkste de drie oerbundels met een eerste keuze zijn: Wat de mens betreft, Het geheime hart van het uurwerk, en De vliegenpijn.1

Grotendeels is de inhoud evenwel nieuw. Wat dan kan omdat volgens de samensteller nog geen 10% van het materiaal dat er lag die oerbundels met aantekeningen gehaald heeft.

Das Buch gegen der Tod lijkt er te zijn gekomen omdat Canetti zelf een boek over dit onderwerp had willen schrijven. In deze uitgave komt ook herhaald de verzuchting terug dat hij nu toch eindelijk eens beginnen moest met dat werk.

Vervolgens sterft zo’n auteur, al leefde Elias Canetti [1905 — 1994] lang. En ineens hebben erfgenamen dan van alles te zeggen over al het ongepubliceerde materiaal in de nalatenschap. Nabestaanden die aanzienlijk minder scrupules hoeven te hebben dan de schrijver.

Dus, terwijl ik enerzijds blij ben weer een aantekenboek van Canetti bij mijn verzameling te hebben kunnen voegen, gaan de pretenties van Peter von Matt dat dit dan hét boek tegen de dood zou zijn mij veel te ver.

De opgenomen aantekeningen zijn me te eclectisch. Het zijn doorgaans notities, om het denken te ondersteunen. Veldwerk. Verkenningen. Daar is niet éen centraal idee uit te halen. Het echte denken lijkt nog te moeten beginnen.

Von Matt stelt ook dat de aantekeningen van heel verschillende aard zijn. Hij onderscheidt liefst dertien verschillende thema’s in Canetti’s woorden. Variërend van onderzoekswerk, zoals wat opgetekend werd over de zeden bij vroegere volkeren in de omgang met de dood, tot en met eigen ervaringen.

Vind ik het ook van hoogmoed getuigen om het werk te doen waar de auteur bij leven voor terugschrok. Bovendien had Elias Canetti wel meer plannen voor projecten waar vervolgens niets van kwam.

Eigentlich habe ich nichts weitergeführt, das einmal gelungen war. Ein Roman statt der geplanten acht. Ein band Masse und Macht statt der angekündigten zwei. Drei Dramen statt eines dramatischen Lebenswerkes. Das einzige, das ich konsequent während fünfzig Jahren weitergeführt habe, sinds die Aufzeichnungen, und zwar eben wegen ihrer Inkonsequenz.

[293]

Maar goed, van hoe veel dooie schrijvers komt er niet alsnog een postuum romannetje uit? Zonder dat zo’n boek ooit nog wat toevoegt?

Canetti geeft ook meermaals met tegenzin toe in dit boek dat zijn aantekeningen misschien wel het beste zijn wat hij zoal gemaakt heeft. In die zin is haast te billijken dat mensen gedacht hebben dat de bestaande uitgaven met deze notities hoogstens een topje van de ijsberg toonden. Waren die bovendien niet eens op thema gerangschikt.

Eén vooroordeel bestond er bij mij over Canetti, en dat heeft Das Buch gegen den Tod wel weggenomen. Ik meende dat de man altijd overbezorgd was over diens eigen hachje. Dat zijn eeuwige strijd tegen de dood een verkapte wens was om eeuwig voort te mogen leven; al was het maar in naam.

En dit klopt toch niet.

Im Widerstand gegen den Tod sieht es so aus, als ginge es bloß um den eigenen Tod. Da wäre zu wenig. Das wäre nichts. Wie macht man es einleuchtend genug und über jeden Zweifel erhaben, dass es um den Tod überhaupt geht, und weniger vielleicht um die allzugeringe Dauer des Lebens als um die Wirkung des Todes, die eine vergiftende ist.

Unser Krebsgeschwür ist der Tod, er steckt alles mit sich an. Das Einschneidende des Todes, während jedes Lebens, er ist immer und überall möglich. Man rechnet mit ihm, selbst wenn mann ihn nicht erwartet.

Das Erstaunliche ist, dass man trotzdem so lebt, als hätte man nichts mit ihm zu schaffen. […]

[219]

Verder viel me op dat ik de aantekeningen uit de eerdere bundels, die me bekend zouden horen te zijn, vanwege de vele keren lezen, me in deze nieuwe context helemaal niet bekend voorkwamen. Als waren ook die woorden nieuw.

Die aantekenboeken dwingen ook een eigen manier van lezen op. Want langzaam lezen wil niet goed, dan moet elk woord gewogen worden. Dan wordt zo’n boek een marathongang van jaren. En bij een snellere vorm van lezen valt het grootste deel van de inhoud helaas weg. Staat daar gelukkig nog genoeg aan taal of wijsheid tegenover.

Vandaar ook dat er eeuwig naar die boeken is terug te keren — bij herlezing valt wel degelijk op dat de topografie van zo’n bundel bekend is, terwijl tegelijk van alles voor het eerst lijkt te worden gezien.

Veel gaf Das Buch gegen den Tod me nu ook niet, bij de eerste kennismaking. Bijzaken vielen me nog het meeste op. Dat de schrijver wat literaire roddel bracht over Thomas Bernhard was aardig, of over de stilzwijgende jaloezie van Max Frisch; die zo graag de Nobelprijs had gehad, daar decennia op wachtte, en toen mee moest maken dat Canetti deze bekroning wel kreeg.

En anders dan bij de eerdere aantekenboeken die door Canetti zelf werden samengesteld: ik weet niet of het zinvol is deze uitgave later nog eens helemaal te lezen. Gelukkig daarom dat dit boek wel een register heeft.

Elias Canetti, Das Buch gegen den Tod
Mit einen Nachwort von Peter von Matt

352 pagina’s
Fischer Taschenbuch, 2014
  1. Ja, ik weet, dit zijn niet de oorspronkelijk Duitstalige titels. Op boeklog is toevallig enkel over de vertalingen wat geschreven, helaas. []

Fakkel in het oor ~ Elias Canetti

Wat herinnerde ik me van de eerste keer dat ik Die Fackel im Ohr las? Ruim twintig jaar geleden?

Helemaal niets. Wat op zich wel weer wat zegt. Die gerettette Zunge was me bijgebleven als de beste van de drie delen van Canetti’s autobiografie. Die herinnering aan de daarop volgende twee mocht blijkbaar daarop helemaal verbleken.

In De fakkel in het oor wordt Elias Canetti van vijftien uiteindelijk vijfentwintig jaar oud. In de tien jaar van dit boek ontwikkelt hij zich van haast een mens tot eindelijk een mens. Hij studeert chemie, en promoveert ook op dat terrein, terwijl het vak hem dan al niet meer interesseert. Hij vertaalt Engelse boeken, en schrijft aan die ene roman, ‘Kant vat vlam’, die uiteindelijk Die Blendung gaat heten.

En het slothoofdstuk over Die Blendung illustreert ook wel aardig waarom De fakkel in het oor niet zo heel memorabel is. Canetti schrijft niets over de totstandkoming van dit boek dat het rijker maakt. Ja, ooit zag het er allemaal anders uit, had de roman zes hoofdpersonen in plaats van die ene, en luidde de titel niet zo als waaronder de uitgave bekend werd. Maar dat is allemaal objectiverende informatie, terwijl ik van memoires nu juist toch ook subjectiviteit verlang.

Waarom moest die roman er bijvoorbeeld per se komen? Waarom hint Canetti wel voortdurend naar voorvallen die hem inspireerden tot het onderwerp ‘massa en macht’, en doet dat eerste boek er zo weinig toe?

Net zo speelt die hele studie chemie geen enkele rol. Dit deel van de autobiografie gaat een beetje over waar Canetti leefde al die jaren — hij verhuisde van Zürich naar Wenen, woonde een tijd in Berlijn, en kwam toen terug naar Wenen. Het gaat om de vrienden die hij maakte, de beroemdheden die hij ontmoette. Mij lijkt het of schaamte Canetti belet heeft zijn overtuigingen uit die periode nader te onderzoeken.

Want, hoewel dit boek De fakkel in het oor heet, en Canetti wel schrijft dat Karl Kraus een enorme invloed op hem had — en diens eenmansblad Die Fackel dus ook — vult hij nauwelijks in wat die invloed dan was. Behalve dan dat Kraus nogal starre overtuigingen had, over wat deugde, en wat niet.

In het begin van dit boek noemt Canetti de jaren die hij beschrijft een periode van luisteren. Dus mag ik het misschien niet raar vinden dat de tekst vooral de moeite waard is door de ontmoetingen die hij beschrijft; de portretjes die de lezer krijgt van namen bij wie het werk misschien nu nog bekend is. Zoals John Heartfield. Georg Grosz. Isaak Babel.

Nu goed, er volgt nog een deel aan memoires, over de jaren 1931 tot 1937. Misschien klaag ik te vroeg dat Canetti zeer leesbaar schrijft, en tegelijk niet bijzonder veel aanreikt dat lijkt op een zelfonderzoek, of verbazing over hoe hij ooit was.

wordt vervolgd

Elias Canetti, De fakkel in het oor
Mijn levensgeschiedenis 1921–1931

355 pagina’s
De Arbeiderspers, 1982
privé-domein nr. 74

Geheime hart van het uurwerk ~ Elias Canetti

Als Canetti de Nobelprijs voor literatuur wint, in 1981, tekent hij iets aan dat me zeer voor hem inneemt.

Aan eerbewijzen van anderen, waarvan men ooggetuige is, ervaart men de belachelijkheid van de eigen eerbewijzen. [117]

Toegegeven, Montale had eerder eenzelfde idee. En op Nederlandse schaal is er ook altijd nog Adriaan Roland-Holst. ‘Leeg en gehuldigd / kwam hij thuis / vermenigvuldigd / tot een muis’.

Toch hoorden Elias Canetti en zelfrelativering niet helemaal meer bij elkaar, sinds ik zijn autobiografieën in snelle opeenvolging herlas. Dat zijn namelijk zeer ijdele boeken — althans zo kwamen ze op mij over. En de kans is daarom klein dat ik deze constatering nog eens ga controleren in Die gerettete Zunge, Die Fackel im Ohr, en Das Augenspiel.

Zelfs al had ik misschien anders geoordeeld over de autobiografie, als ik tegelijkertijd Das Geheimherz der Uhr er bij had gehad. In dit aantekenboek komt Canetti namelijk telkens terug op wat er speelde tijdens het schrijven van de memoires. Waarbij hij onder meer constateert beter op zijn herinneringen te kunnen vertrouwen dan op de dagboeken van toen.

En waar ik Canetti bijvoorbeeld eerder verweet dat hij onvoldoende uitlegt wat het werk van de kritische journalist Karl Kraus voor hem betekende — behalve dat hij even heilig in Kraus geloofde doordat die hem leerde zien — biedt Canetti ditmaal wel wat aan uitleg over waarom deze schrijver uiteindelijk niet meer voldeed. Al is dat dan ook de uitleg van een lezer die inmiddels de grote pathos ziet van Kraus.

Vreemd is overigens wel dat ik blij ben dit soort zaken nu eens zelf geconstateerd te hebben. In een biografie van Canetti door een ander was zo’n conclusie me wellicht niet eens opgevallen. Gesteld dat er biografen zouden zijn die Elias Canetti als onmogelijk mens durven te beschrijven — en anderen geloof ik niet.

Maar Canetti kon schrijven. Aantekenboeken als deze zijn geschenken die blijven geven, ook decennia na de eerste aanschaf. Het is ook net alsof ik telkens misschien een paar zinnen meepik van de bladzijden — dat er geestelijk nooit ruimte genoeg is om ze allemaal mee te nemen.

Ik herlees ditzelfde boek daarom nu ook in het Duits, wat geen enkel probleem is, omdat me daarbij toch ook weer andere zaken opvallen.

Ditmaal tekende ik onder meer aan:

De diepzinnigste gedachten van de filosofen hebben iets van een goocheltruc. Veel verdwijnt om te zorgen dat er plotseling iets aan de hand is. [7-8]

scheiding

Het is al moeilijk om de eigen zelfingenomenheid te verdragen. Maar die van anderen! [14]

scheiding

Schrijvers die alles met alles in verband brengen vind ik onverdraaglijk.

Ik houd van de schrijvers die zich beperken, die zogezegd onder hun intelligentie schrijven, die bescherming zoeken tegen hun schranderheid, zich verschuilen, maar zonder deze weg te werpen of te verliezen. Of van schrijvers voor wie hun schranderheid nieuw is, iets wat zij pas heel laat hebben verworven of ontdekt.

Er zijn er die zich tot iets kleins laten verlichten, plotseling: schitterend. Er zijn er die voortdurend door ‘belangrijke dingen’worden verlicht: verschirkkelijk. [34]

scheiding

Hij zoekt zinnen waarop nog niemand heeft gekauwd. [46]

scheiding

Het is belangrijk in de literatuur dat er veel wordt verzwegen. Het gaat erom dat men bespeurt hoeveel meer de verzwijgende weet dan hij zegt en dat hij niet uit bekrompenheid zwijgt, maar uit wijsheid. [50-51]

scheiding

Binnen vijf minuten zou de aarde een woestenij zijn, en jij hecht aan boeken. [123]

scheiding

Aan de dagelijkse krant verwelkt. [123]

scheiding

Men kan niet eens op de betweters vertrouwen. Er zijn er die plotseling schelden op wat zij hemelhoog geprezen hebben en ook daarmee gelijk willen krijgen. [148]

scheiding

[ is vervolgd ]

Elias Canetti, Het geheime hart van het uurwerk
Aantekeningen 1973-1985

182 pagina’s
De Arbeiderspers, 1988
privé-domein nr. 122
vertaling door Theodor Duquesnoy van Das Geheimherz der Uhr, 1987

Liebhaber ohne Adresse ~ Elias Canetti  Marie-Louise von Motesiczky

Het was al een beetje over tussen Elias Canetti en mij in 2005, toen boeklog begon. De auteur had zichzelf toen al ontmaskerd als egocentrische klootzak, zo hij geen sociopaat was. En veel van wat ik in de loop van de afgelopen tien jaar las en herlas droeg alleen bij aan mijn groeiende weerzin over hem als mens.

En toch blijven die eerste twee boeken met aantekeningen van hem tot mijn lievelingsboeken horen. Omdat daar altijd iets in te vinden blijft wat ik niet eerder zo geformuleerd zag worden.

De brievenbundel Liebhaber ohne Adresse vervolmaakt het portret van Canetti als eigengeiler en zelfzuchtig monster. Ondanks het tamelijk unieke gegeven dat dit boek een bloemlezing biedt uit vijftig jaar aan correspondentie; en de brieven van beide zijden daarbij zijn opgenomen. Canetti leerde de schilderes Marie-Louise von Motesiczky al tijdens de oorlog in Engeland kennen. Beide waren gevlucht. Hun briefwisseling liep tot en met 1992; twee jaar voor zijn dood, en vier jaar voor de hare.

Motesiczky’s familie had nog iets van hun kapitaal kunnen redden, na de Anschluß. En daarom ondersteunde ze Elias Canetti in Engeland vanaf het begin met geld. Aanvankelijk in de vorm van leningen — de eerste brief in dit boek is een contract — later als gift.

Veel brieven gaan vergezeld van ‘ein kleiner Scheck’. Canetti zette dit pas recht toen hij Nobelprijswinnaar werd, en haar een deel schonk van het prijzengeld.

En toch was Marie-Louise von Motesiczky verreweg de zwakkere partij in verhouding. Haar eerbied voor de geleerdheid van Canetti moet onpeilbaar groot zijn geweest. Mede waarschijnlijk omdat zij zich zelfs al schaamde om problemen te hebben met de Rechtschreibung van het Duits.

Voor Canetti was zij slechts een bijvrouw van het tweede plan, in een hele reeks bijvrouwen. Biografen hebben inmiddels negenendertig namen verzameld van vriendinnen die de schrijver erop na hield in de loop der tijd — en die gedoogd werden door zijn vrouw Veza Canetti, omdat hun huwelijk zo slecht was. De belangrijkste vriendinnen waren de schrijfsters Friedl Benedikt en Iris Murdoch.

Verschillende malen zal Marie-Louise von Motesiczky gehoopt hebben op een belangrijker rol. Friedl Benedikt stierf jong, in 1953. Veza Canetti stierf in 1963.

Maar onduidelijk blijft in het boek of ze zulke gebeurtenissen ooit van Elias Canetti zelve te horen kreeg. Er werden ook telefoongesprekken gevoerd. De brieven vermelden lang alles niet.

Zeker is wel dat Canetti het doorgaans zelfs al vertikte om zijn woonadres te geven aan Marie-Louise von Motesiczky. Zij moest haar brieven Poste Restante sturen, naar haar ‘Liebhaber ohne Adresse’. En mede daarom hoorde ze er bijvoorbeeld pas jaren later van dat Canetti in Zwitserland woonde, en daar hertrouwd was met een veel jongere vrouw, waarbij hij ook nog een dochter verwekt had.

Deze gegevens haal ik overigens uit het toelichtende essay achterin. Uit de brieven blijkt niets van deze toch vrij schokkende minachting.

Wat uit de correspondentie wel opvalt is dat Marie-Louise von Motesiczky al gauw met ‘du’ wordt aangesproken door Elias Canetti, terwijl zij hem altijd is blijven vousvoyeren.

Ook bleef me opvallen dat Canetti’s brieven amper te lezen zijn, bijvoorbeeld door hun mechanische lofprijzingen van Motesiczky’s schilderijen. Het is soms werkelijk alsof een ouder daarin plichtmatig de zoveelste kindertekening prijst van een vierjarige.

En toch bleef Marie-Louise von Motesiczky hoop houden op meer. Ondanks dat pijnlijke zelfportret dat ze schilderde van haar en hem. Ondanks dat ze Elias Canetti ook geschilderd heeft als rat. Ondanks het verraad van dat tweede huwelijk.

Haar brieven zijn in elk geval aanmerkelijk levendiger dan die van Canetti. Dus ook die strijd om de sympathie van de lezer heeft ze makkelijk gewonnen.

Ik wilde dit boek lezen omdat me nog nooit oprecht aardige woorden van Elias Canetti onder ogen waren gekomen. Mij was onduidelijk wat al die mensen om hem heen toch in hem zagen. Maar daarover zijn nu enkel meer vragen gegroeid.

Elias Canetti  Marie-Louise von Motesiczky, Liebhaber ohne Adresse
Briefwechsel 1942 – 1992
Herausgegeben von Ines Schlenker und Kristian Wachinger
384 pagina’s
Fischer Tachenbuch, 2014

Nachträge aus Hampstead ~ Elias Canetti

Canetti [1905 – 1994] was al oneindig groot, en eeuwig Nobelprijswinnaar, toen er toch nog altijd nieuwe boeken van hem verschenen. Die ik vervolgens gewoon kopen kon, in eerste druk. Dat heb ik altijd bijzonder gevonden. Er was werk dat verder nog niemand kende; dat recensenten noch literatuurcritici al kapot gekauwd hadden; dat onbevangen te bekijken was.

Er is nu eenmaal geen intenser lezen dan het lezen dat anderen nog niet bezoedeld hebben. Met oprechte excuses aan u voor dit oordeel, geachte lezers.

Al valt het met die onbevangenheid ook wel weer wat tegen, wat dit boek betreft. Nachträge aus Hampstead is een soort tweede oogst, uit de persoonlijke aantekeningen die Canetti maakte in de periode 1954 tot 1971. Het ogenschijnlijk beste materiaal uit die periode was al eens uitgebracht, in Die Provinz des Menschen.

Nu blijft die bundel, Die Provinz des Menschen, voor mij ook de beste verzameling van Canetti’s aantekenboeken. Dat zal ongetwijfeld zijn omdat het de eerste was die ik ooit las. Maar dit is toch ook omdat er de interessantste oordelen in staan, in de karigste zinnetjes. Bovendien wordt een kruisbestuiving zichtbaar met andere boeken van hem, als Masse und Macht, of Die gerettete Zunge.

Aan Nachträge aus Hampstead vielen me ditmaal vooral de leesgeschiedenissen op. Canetti las een aantal groten, zoals Machiavelli, en Hebbel. Hij ontdekte het dagboek van Pavese, en trok daaruit parallellen met zijn eigen leven.

En dan zijn er natuurlijk altijd zijn uitspraken, eeuwig zijn korte en krachtige uitspraken. Die honderden uitspraken.

Es ist wichtig, alle großen Gedanken wiederzusagen, ohne zu wissen, daß sie schon gesagt worden sind.

[19]
undefined

Du mußt auch deine Zeitgenossen lesen. Man kann sich nicht nur von Wurzeln ernähren.

[33]
undefined

Das böse Auge, das ich hatte, interessiert mich nicht mehr. Aber ich bin verzaubert, wenn ich andere lese, die es haben.

[96]
undefined

Sätze finden, so einfach, daß sie nie mehr die eigenen sind.

[154]
Elias Canetti, Nachträge aus Hampstead
Aus den Aufzeichnungen
1954 – 1971

206 pagina’s
Carl Hanser Verlag, 1994

Notes from Hampstead ~ Elias Canetti

Misschien wordt dit meer een meditatie over taal, en geheugen, dan over deze bundel met aantekeningen van Elias Canetti. Dat komt omdat ik dit boek in korte tijd drie keer gelezen heb; en me daarbij wat zaken zijn opgevallen.

Ik begon met deze Engelse vertaling van Nachträge aus Hampstead. Canetti kende ik namelijk al wel in het Duits, of in Nederlandse vertaling, maar nog niet zo. Terwijl een overzetting naar het Engels meestal iets doet met een boek. De duidelijkste uitspraak hierover komt van Karel van het Reve, die de Angelsaksische vertalers verweet vaak niet meer te doen dan een klusje voor Reader’s Digest. Er blijft bij hen wel iets van het origineel bewaard, maar te vaak valt weg wat het origineel nu juist uniek maakte.

Nu hoeft dit overigens niet altijd een probleem te zijn. Een schrijver als Vargas Llosa kan ik het best in een Engelse vertaling lezen, omdat zijn woorden zich daarin minder opblazen als in het Nederlands of Spaans.

Ook de Engelse vertaling van Pessoa’s Livro do Desassossego heeft iets bijzonders; omdat het Engels met zijn hekel aan passieve zinsvormen dat zo statische boek levendiger maakt dan het in andere vertalingen is.

Om dit soort effecten te onderzoeken, was ik van plan eerst dit boek van Canetti te lezen in het Engels, en dan met enige pauze in het Duits. In eerste instantie om te kijken of er verschil zou zijn, in leeservaring.

Dat experiment ging wat mis. In eerste instantie was ik wel blij was dat het tamelijk treurige boek van mevrouw Engelmann me weer richting deze auteur had gedreven. Canetti leek ook in het Engels ouderwets Canetti. Maar toen las ik het Duitstalige origineel, en begon ik me iets te vaak af te vragen waarom me sommige uitspraken in het Engelse boek niet waren opgevallen.

Zo merkte ik niets woordelijk onthouden te hebben, uit de eerste lezing van dat Engelse boek. Zodra ik in het Duits een passage las die langer uitviel dan een paar zinnen, dan kende ik de kern van de mededeling nog. Bij de aforismen en korte opmerkingen was er bijna geen enkele herkenning. Terwijl juist die korte passages zo wezenlijk zijn. Juist daarin abstraheert Canetti. En met een erg grote stelligheid. Zulke zinnen zijn door de auteur bewust van alle context ontdaan, waardoor het uitspraken met een universele geldigheid lijken.

Aanvankelijk leek het dus of ik twee boeken had gelezen die voor een groot deel van elkaar verschilden.

Toen vroeg ik bij het lezen van het Duits regelmatig af hoe iets naar het Engels vertaald zou zijn. Dus las ik Notes from Hampstead noodgedwongen voor een tweede keer. Erbij. Om te zien dat de vertaling soms zeer merkwaardig uitpakte; de vertaler lijkt namelijk idioomkennis te missen.

Willekeurig voorbeeld:

Der Hund bellt ihm die Leviten.

[NaH 132]

The dog barks the riot act at him.

[NFH 140]

Iemand de Levieten lezen, is hem de les lezen — omdat in het Bijbelboek Leviticus de wetten staan opgenoemd die God via Mozes aan Israël schonk. Toegegeven, het is geen uitdrukking die ik dagelijks gebruik, maar heel uniek is die ook weer niet. En het kan best zijn dat de hele zegswijze niet in het Engels bestaat. Maar in dit geval is wel duidelijk dat de vertaler voor een willekeurige andere staande uitdrukking kiest, om Canetti een grap te laten maken, in plaats van een letterlijke vertaling van de zin te geven, of een uitleg van de metafoor.

En dat gebeurde vaker. Niet altijd even duidelijk misschien. Maar vaak genoeg om me het idee te geven dat ik niet twee keer hetzelfde boek las in verschillende talen. Nee, veeleer dat ik een origineel heb gelezen, en ook een merkwaardig soort navertelde kopie.

wordt morgen vervolgd

Elias Canetti, Notes from Hampstead
The Writer’s Notes: 1954 – 1971

218 pagina’s
Farrar, Straus and Giroux, 1998
vertaling door John Hargraves van: Nachträge aus Hampstead, 1994

Ogenspel ~ Elias Canetti

Ik verwachtte in éen opzicht te veel van De fakkel in het oor. Toen Canetti in dit vorige deel van zijn memoires schreef over de totstandkoming van zijn enige roman, dacht ik dat daarmee alles gezegd was. Terwijl de geschiedenis van dat boek zo veel groter is dan alleen de problemen die bij het schrijven optraden.

Ook Het ogenspel, dat derde deel in de autobiografie, gaat voor een groot deel nog over Die Blendung — de roman die in het Nederlands Het martyrium heet, en in het Engels Auto Da Fé. Al was het maar omdat Canetti de roman schreef in 1930-1931, en tot oktober 1935 moest wachten tot er een uitgever kwam.

En dan nog sprak het niet vanzelf dat het boek werd uitgegeven. Met al het andere wat hij indertijd schreef, lukte dit namelijk niet. Canetti was nu eenmaal van joodse afkomst. En Oostenrijk zou weliswaar pas enkele jaren later in Nazi-Duitsland opgaan, maar dit betekende absoluut niet dat het nog vrij van openlijk antisemitisme was.

Overigens valt ook aan Het ogenspel op dat Canetti de evenementiële geschiedenis van zijn tijd vrijwel steeds buiten het verhaal houdt. Blijkbaar vertrouwde hij erop dat zijn lezers die wel paraat zullen hebben.

En dit kan, natuurlijk. Maar mij gaf het bijvoorbeeld een probleem toen Canetti aangaf waardoor hij ineens niet langer in de opinies van Karl Kraus geloofde:

Karl Kraus was kortgeleden gestorven en ik was werkelijk niet op zijn begrafenis geweest. Mijn teleurstelling in hem na de gebeurtenissen van februari 1934 was enorm geweest. Hij had zich voor Dolfuss uitgesproken, hij had de burgeroorlog in de straten van Wenen aanvaard en het verschrikkelijke goedgekeurd. Iedereen, werkelijk iedereen had hem laten vallen [291]

Ik wist nog net dat Engelbert Dolfuss als kanselier in 1933 de democratie in Oostenrijk had opgeheven, en vervolgens het Italiaanse fascisme als voorbeeld nam. Dat dit met soms fatale strubbelingen gepaard ging, is dan zo’n detail dat makkelijk verloren gaat als de geschiedenis je niet direct aangaat.

Alleen tekent het een auteur nogal, als deze zulke gegevens vrijwel negeert, zelfs als hij iets van nabij meemaakte — in De fakkel in het oor meldt Canetti nog net persoonlijk betrokken te zijn geweest bij de julirevolte op ‘Zwarte vrijdag’ in 1927. Maar meer dan de meest algemene bewoordingen wijdde hij niet aan deze gebeurtenis.

Hij verkoos het liever om te schrijven welke beroemde mensen hij allemaal ontmoette, en hoe deze hem waardeerden. Canetti vond ‘name dropping’ uiterst belangrijk. Al vermeldt hij dan weer niet dat de dr. Sonne, die zijn nieuwe leidsman werd nadat Karl Kraus uit de gratie raakte, later nog wereldjeberoemd werd onder de naam Avraham Ben Yitzhak.

Tekenend is dat hij het de moeite waard achtte om de miniemste ontmoetingen met Robert Musil in dit boek op te nemen. Die was van belang omdat Canetti Der Mann ohne Eigenschaften zo’n geweldig boek vond. Maar vermelding van het persoonlijke contact, dat er soms even was, woog nog net even zwaarder.

Musil kwam Canetti ook feliciteren, toen de eerste krantenrecensie over Die Blendung verschenen was. Alleen had Elias Canetti net een afwijzende brief ontvangen van Thomas Mann, aan wie hij ooit het manuscript van de roman had opgestuurd. En Canetti kon het niet nalaten om aan Musil te zeggen dat Mann hem geschreven had. Waarop Musil zich afwendde, en voortaan alle contacten vermeed. Een begrijpelijke daad, lijkt me.

In de periode die dit boek bestrijkt, trouwde Canetti met Veza Taubner. Haar leren we niet kennen uit deze memoires; of niet meer dan dat ze van lezen hield. Dit deel van de herinneringen eindigt met de dood van Canetti’s moeder; van wie er slechts een nogal eenzijdig beeld gegeven is.

Ook de beschrijvingen van dat sterfbed zijn geen wonderen van empathie.

En het is door deze, en de eerder genoemde, zo openlijke gebreken dat ik de drie delen van de autobiografie met gemengde gevoelens wegzet. Ooit vond ik het vreselijk jammer dat Canetti liefst drie boeken nodig had om de eerste 32 jaar van zijn leven te beschrijven; ook al omdat de laatste 32 me interessanter leken.

Ik geloof inmiddels alleen niet meer dat Elias Canetti ooit zijn enorme ijdelheid had kunnen overwinnen, en werkelijk autobiografieën had weten te schrijven die uitstegen boven de zelffelicitatie.

Elias Canetti, Het ogenspel
Mijn levensgeschiedenis 1931—1937

De Arbeiderspers, 1986
privé-domein nr. 121

Ohrenzeuge ~ Elias Canetti

Audioboeken worden ook in Nederland langzamerhand normaal, zo lijkt het. Al geef ik toe deze ontwikkeling niet helemaal te volgen, omdat audioboeken me veel te veel tijd nemen. En dat past meestal niet.

Niet alleen lees ik aanzienlijk sneller dan iemand me voorlezen kan. Ik lees ook zelden op éen en hetzelfde tempo door.

Maar juist doordat audioboeken normaal zijn geworden, valt ineens op dat ook vroeger wel degelijk elpees, en later CD’s, zijn uitgebracht waarop schrijvers hun werk voorlazen. Zo bestaat er een opname van Elias Canetti waarop hij zestien schetsen leest uit zijn satirische bundel Die Ohrenzeuge.

En het bestaan van die geluidsopnamen verklaart me veel. Bijvoorbeeld dat de teksten in het boek weleens voor het oor geschreven kunnen zijn, en niet per se voor het oog — wat al met de naam van het boek verklaard wordt. Waardoor ik ook beter begrijp waarom het me zo zelden lukte om dit boekje ín te komen.

De vorm van satire die Canetti gebruikt, is wel weer klassiek. Theophrastus gebruikte die al, omstreeks 350 voor Christus. En velen volgden hem na.

Men reducere een mens tot zijn of haar meest uitgesproken eigenschappen, en schrijve vervolgens een grappig stukje over deze karikatuur.

Zelfs ik heb me in het verleden van deze stijlvorm bediend. Daardoor was het in de schoolkrant al mogelijk om gericht kritiek op leraren te hebben — wat anders niet mocht — juist door hun namen niet te noemen. De bekritiseerde docent herkende bovendien altijd perfect een collega in de beschrijving.

Mede daardoor lijkt me dat zulke karikaturen, zoals voor alle humor geldt, behoorlijk tijdsgebonden zijn. De auteur moet iets gemeenschappelijks hebben met zijn lezer. Anders wordt er niets gedeeld dat bespot kan worden.

En ook daarom, waarschijnlijk, lukte het me bij de zoveelste poging niet bijzonder om van Canetti’s karikaturen te genieten.

Weliswaar poogde hij om zijn overdrijving tijdloos te maken, en de overdrijving gauw eens in het surreële te zoeken. Ik kon de beschrijvingen alleen nooit terug leiden tot iemand die ik kende. Wiens eigenschappen eindelijk eens benoemd werden. En die ik daardoor beter zag.

Evenmin geloof ik zonder meer dat Elias Canetti met de karikaturen vijftig eigenschappen van zichzelf uitvergrootte.

Nee, zelfs de papierzuiper riep geen herkenning op. Hoewel ik weleens een boek lees. Sterker nog, mijzelf regelmatig tot tekstverwerkende industrie heb benoemd; en zelfspot me niet helemaal vreemd is.

scheiding

Der Papiersäufer liest alle Bücher, es kann sein, was es will, wenn es nur schwer ist. Er gibt sich nicht mit Büchern zufrieden, von denen man spricht; sie sollen rar und vergessen sein, schwer zu finden. Es ist vorgekommen, daß er ein Jahr nach einem Buch gesucht hat, weil niemand es kennt. Hat er es schließlich, so ließt er’s rasch, kapiert es, merkt sich’s und kann immer daraus zitieren. Mit 17 sah er schon aus wie jetzt mit 47. Je mehr er liest, um so mehr bleibt er gleich. Jeder Versuch, ihn mit einem Namen zu überraschen, schlägt fehl; auf jedem Gebiet ist er gleich gut beschlagen. Da es immer etwas gibt, was er noch nicht kennt, hat er sich noch nie gelangweilt. Doch hütet er sich zu sagen, was ihm unbekannt ist, damit ihn keiner beim Lesen zuvorkommt.

[Der Papiersäufer]
Elias Canetti, Der Ohrenzeuge
Fünfzig Charactere
104 pagina’s
Fischer Taschenbuch Verlag 2012, oorspronkelijk 1974

Party im Blitz ~ Elias Canetti

Toen dit boek uitkwam, en de eerste recensies erover verschenen, wist ik: deze uitgave is niet voor mij. Een vooroordeel dat ik nog eens publiek uitsprak ook, bij Canetti’s honderste geboortedag.

Op een gegeven moment voegen boeken niets meer toe aan het werk van een schrijver. Die doen er dan alleen nog aan af. Haast alle postuum uitgebrachte boeken doen er niet toe; of hoogstens als de schrijver zich daarmee ineens ook in een heel ander genre blijkt te hebben geweerd dan altijd bekend was.

Alleen had Canetti bij leven drie meesterlijke delen gepubliceerd van zijn autobiografie. Dat zijn Die gerettete Zunge. Die Fackel im Ohr. En Das Augenspiel. En deze boeken lopen maar tot 1937, toen Canetti 32 jaar oud was. Ofwel, ze missen belangrijke perioden uit het leven van de schrijver, en ook enkele zeer bepalende jaren in het leven van de planeet. Dat grote gebrek zou op zich blij moeten maken met elke poging een vervolg te bieden op die trilogie.

Maar Party im Blitz is geen boek. Party im Blitz kon alleen worden uitgegeven omdat de auteur inmiddels dood was, en die de Nobelprijs had gewonnen, waarmee elk van diens kattebelletjes overdreven respect heeft verworven. Op zijn best biedt dit boek uitgewerkte aantekeningen voor een boek; lange notities over de personen die Canetti ontmoette in Londen, tijdens de oorlog, en ook in de jaren daarna.

En weliswaar hebben de erven Canetti elke aantekening over zo’n tijdgenoot keurig onder een kopje geschaard, dat er soms twee drie keer aan zo’n portretje herbegonnen wordt, laat al zien dat het serieus schrapen was om dit bandje te vullen.

Canetti is ook tamelijk onbarmhartig in zijn aantekeningen, waar hij in die eerdere autobiografieën aanmerkelijk subtieler kritiek leverde op personen; wat voor mij nog meer bewijst dat niets voor publicatie bedoeld kan zijn.

Maar goed, dan staat zo’n boek al jaren onaangeroerd in de kast. En dan wil je snel even iets meepakken voor onderweg. Iets Duits, dat in éen à anderhalf uur uit kan zijn. En dan moest deze dan toch maar eens een keer.

Ik heb amper vijf aantekeningen gemaakt bij het lezen van dit boek. Dat is helemaal niets.

Elias Canetti, Party im Blitz
Die englischen Jahre

247 pagina’s
Carl Hanser Verlag, 2003

Slotsom ~ Elias Canetti

Babel – Bibel – Bibliotek bracht enige vertwijfeling. Of mevrouw Susanne Engelmann had werkelijk alleen citaten bij Canetti weten te vinden die me niets zeiden, of Canetti was een stuk minder interessant dan gedacht.

En dat leek me raar. Daarvoor had ik toch te veel plezier gehad aan het lezen van diens boeken.

De oplossing was evenwel simpel. Ik diende gewoon een verzameling van Canetti’s aantekeningen te herlezen. En dat werd deze. Het dunnetje. De laatste uit de lopende reeks. Waarna ik herademde.

Ik kan niet zeggen dat alle aantekeningen in Canetti’s bundels me even veel zeggen. Maar het mooie aan die boeken is dat ze met mee groeien. Over een paar jaar vind ik andere opmerkingen en aforismen interessant dan nu, of een tijdje terug.

Toch blijf ik bij het idee dat al die aantekeningen misschien het best in een database zouden passen. Waarbij het me ook nog wel iets waard zou zijn als ze eens geannoteerd werden.

Toegegeven, er is enige domme lezerstrots als ik meteen weet wie Canetti bedoeld met de uitspraak:

Hij is in het Mozarteum geweest. Hij heeft geen zingen maar kijven geleerd.

Al komt een paar pagina’s verder weer een uithaal naar deze schrijver, die dan met zijn initialen genoemd wordt. Th. B..

Uit de meest erbarmelijke kleinzerigheid is in honderd herhalingen een heel werk voortgekomen.

Tegelijk schrijft Canetti ook regelmatig over zichzelf als ‘hij’, dus is het bij andere uitspraken lang altijd niet zeker over wie er iets wordt opgemerkt. Schoolser geesten dan ik zouden zich daar best eens in mogen verdiepen, op hun universiteiten.

Meest getroffen werd ik ditmaal door deze uitspraak:

Van welke geesten houd je zoveel dat je niet alles van hen durft te lezen?

Omdat deze uitspraak voor mij op Canetti zelf terugslaat. Er is namelijk nog éen postume uitgave, die ik niet durf te lezen. Party im Blitz, dat laatste nogal fragmentarische deel van de autobiografie. Omdat ik uit de recensies daarvan heb begrepen dat hij zich daarin uitzonderlijk lullig uit over bijvoorbeeld Iris Murdoch.

Schrijven lucht je op. Zelfs als je niets te vertellen hebt, lucht schrijven je op.

Weet je wanneer je niets te vertellen hebt?

Elias Canetti, Slotsom
Aantekeningen 1992 – 1993

110 pagina’s
Uitgeverij De Arbeiderspers, 1996
vertaling uit het Duits van Aufzeichnungen 1992 – 1993
privé-domein nr. 233

Vliegenpijn ~ Elias Canetti

Wat blij was ik toen Die Fliegenpein uitkwam begin jaren negentig. Was er toch nog eens een boek van Canetti waarvan ik nieuw een eerste druk kon kopen. Een boek dat te lezen viel, zonder dat anderen er al jaren op gekauwd hadden, een tekst niet al door andermans commentaar uit het lood gezet.

Deze vertaling pikte ik veel later nog eens mee, uit de ramsj. Omdat me al gebleken was dat het waarde heeft Canetti’s aantekeningen in meerdere talen te hebben. Elke versie leest anders.

Ik heb alleen geen idee of ik Vliegenpijn ooit eerder las; anders dan het origineel Die Fliegenpein.

Of misschien heb ik wel geprobeerd, en lukte het toen niet. Deze uitgave leest niet heel prettig. De bladspiegel is verkeerd. De regels zijn te breed gezet. En de tekst op de rechterpagina’s begint te dicht op het midden.

Wellicht ook vermoedde ik eerder al wat inmiddels zeker is. In het oeuvre van Canetti zijn er twee hoofdboeken met aantekeningen. Die Provinz der Menschen en Das Geheimherz der Uhr. Deze boeken zijn niet alleen rijk aan ‘aforismen’ en andere gedachten. Ze bieden ook een lopend commentaar op de boeken waar Canetti indertijd aan schreef. Zijn hoofdwerk Masse und Macht, en zijn drie delen aan autobiografie.

Alle overige uitgaven van de aantekeningen zijn aanvullingen op die twee hoofdwerken. Bijlagen. Appendixjes. Heel soms een tweede oogst. Vaker wat nog uit het vat geschraapt kon worden. Tijdens de aantekeningen in Vliegenpijn is Canetti bovendien niet meer aan langere werken bezig.

Voornaamste waarde van die bijboeken lijkt te zijn dat ze altijd wel een schrijver of wat behandelen die Canetti dan leest, en waarover hij dan iets te melden heeft. In Vliegenpijn was dat Babel.

En schrijvers op collega-schrijvers zien reflecteren, is de meest interessante kritiek die bestaat. Zelfs al is Babel voor Canetti zestig jaar na de eerste kennismaking nog altijd even groots.

Verder tekende ik onder meer aan:

scheiding

Zijn geheugen haat hem, het meldt zich altijd wanneer hij zijn mond zou moeten houden. [9]

scheiding

De kunst is weinig genoeg te lezen. [21]

scheiding

Het is moeilijk om anderen te doorzien en zelf intact te blijven. [30]

Elias Canetti, Vliegenpijn
108 pagina’s
Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1993
Vertaling door Theodor Duquesnoy van Die Fliegenpein, 1992

Wat de mens betreft ~ Elias Canetti

Die Provinz des Menschen is al zeker vijfentwintig jaar een lievelingsboek van me. En daarmee wordt de Nederlandse vertaling, Wat de mens betreft, dit ook. Terwijl het toch niet dezelfde boeken zijn. In het Duits vallen me altijd andere zinnen op als in het Nederlands.

Maar, voor de verandering kan ik dat niet erg vinden. Die Provinz des Menschen is een lievelingsboek omdat ik het nooit uit zal krijgen. Omdat het bij elke herlezing iets anders te bieden heeft. De lezer is ondertussen gegroeid, en daardoor valleen ineens de waarheden op waar eerder onverschillig aan voorbij werd gegaan.

Overigens is niet uit te sluiten dat ik Die Provinz des Menschen altijd veel te haastig lees; hoe veel dagen ik er ook aan besteed.

Tegelijk werkt het ook niet om dat boek telkens weer weg te leggen, als een uitspraak of een gedachte me getroffen heeft. Om daar dan over te gaan nadenken. Mij valt namelijk telkens weer op dat de toon van het ene stel pagina’s ontvankelijk maakt voor de volgende.

Lezen in dit boek, of de daarop volgende aantekenbundels, kan een roes oproepen. Opvallend genoeg. Omdat nu net alles ontbreekt dat boeken normaliter roezig maakt. Het is niet of er een duidelijke lijn in de aantekeningen zit; behalve dan dat enkele onderwerpen telkens terugkomen.

Canetti begon in 1942 eindelijk te werken aan zijn hoofdwerk Masse und Macht. En hij kreeg al snel door dat hij ook iets anders erbij moest doen, om niet gek te worden. Dat werden die dagelijkse aantekeningen, de uitgeschreven gedachten over alles en niets, zoals die verzameld zijn in inmiddels een hele reeks boeken.

Omdat sommige van die aantekeningen uit slechts éen regel bestaan, heet Canetti tegenwoordig zelfs een aforist. Ik heb dat nooit heel goed begrepen. Ik vind hem doorgaans ook interessanter als hij een gedachte uitwerkt, en niet zo maar iets poneert.

De zinnen in Die Provinz des Menschen zijn deels, net als Masse und Macht, een manier geweest van Canetti om te reageren op de gruwelen van de twintigste eeuw. Heel soms ook schrijft hij persoonlijke bekentenissen op; al staan die vaak in de derde persoon enkelvoud. Soms speelt Elias Canetti enkel met een gedachte, waardoor het boek minder ontboezemingen bevat dan misschien lijkt.

Ik tekende ditmaal bij het lezen onder meer aan:

De roman mag geen haast hebben. Vroeger kon ook de haast tot zijn sfeer behoren, nu heeft de film deze overgenomen; daarmee vergeleken moet de haastige roman altijd ontoereikend blijven. De roman, als voortbrengsel van rustiger tijden, brengt wellicht iets van de oude rust in onze nieuwe gejaagdheid. […] [27]

scheiding

De grote aforismenschrijvers wekken, als je ze leest, de indruk dat zij elkaar goed hebben gekend. [52]

scheiding

Wat je met ontzetting hebt bedacht, blijkt later de eenvoudige waarheid [102]

scheiding

[…] Met welke filosofie men zich ook bezighoudt, zij het met de ene omdat men die beter, zij het met de andere omdat men die helemaal niet kent, in wezen komt het altijd op hetzelfde neer: een uitlichten van enkele getelde woorden, die zich met de sappen van alle andere hebben volgezogen, en hun meanderende voortzetting. [122]

scheiding

Vrienden heeft men noodzakelijk nodig om brutaler, dat is te zeggen meer zich zelf te worden. Voor hen spreidt men zijn snoeverijen, zijn eigenmachtigheden en zijn ijdelheden ten toon; aan hen doet men zich beter of slechter voor dan men in werkelijkheid is. Dan schaamt men zich voor geen enkele onwaarheid: de vriend die je kent, weet hoe waar deze zou kunnen worden. […] [134]

scheiding

Aan Montaigne stoort mij dikwijls het vet der citaten. [184]

scheiding

Het onmiskenbare van een groots boek: dat men zich bij het lezen ervan schaamt ooit zelf een regel te hebben geschreven; dat men echter daarna tegen zijn wil toch weer schrijven moet, namelijk zo alsof men nog nooit een regel had geschreven. [186]

scheiding

Het alleenzijn is zo belangrijk dat men er telkens weer nieuwe plaatsen voor moet vinden. Want overal gaat men zich te snel thuis voelen. Maar het meest gevaarlijk is de verzamelde kracht der boeken. [205]

scheiding

[…] Vele duizenden boeken zijn belangrijker voor me dan die paar die ik zelf heb geschreven. Eigenlijk is ieder boek op ene fysieke manier, die ik moeilijk kan verklaren, voor mij het belangrijkste.—Ik heb een hekel aan de smetteloze schoonheid van bewust proza. Het is waar dat enkele der belangrijkste dingen in goed proza tot uitdrukking zijn gebracht, maar dat is zogezegd buiten de wil van de schrijver om gebeurd; omdat de dingen werkelijk belangrijk waren, werd het proza goed; zij waren zo zwaar en diep verankerd dat hun maat zich niet te vroeg liet nemen. […] [207]

scheiding

Nog een boek, nog een groot boek? Duizend opgeblazen bladzijden? In welke rij plaats je je zelf, en is niet alles beter wat al bestaat?

Trek je er niets van aan, alles moet opnieuw worden gedacht. [233]

scheiding

Veel eigenschappen ontwikkelt men uit eigenzinnigheid. Dan, wanneer ze je vervelen, komt men er niet meer van af. [234]

scheiding

Om te ontkomen aan het plechtige van lezen — alsof alles net zo te gebruiken zou zijn als men het leest — moet een mens zich van tijd tot tijd in een warwinkel van boeken storten, die welke hij veracht omdat hij ze niet meer kent en die welke hij veracht omdat hij ze nooit gekend heeft. Wanneer zijn vooroordelen in verwarring geraken, is er hoop voor hem, hij moet zich eindelijk eenvoudig maken. [253]

scheiding

Hoeveel lezen zou men zich besparen als men de schrijvers vroeger kende. Alle lezen? [305]

scheiding

Het staat allemaal in de krant. Je moet het alleen met genoeg haat lezen. [322]

scheiding
Elias Canetti, Wat de mens betreft
Aantekeningen 1942—1972

355 pagina’s
De Arbeiderspers, 1976
privé-domein nr. 31
vertaling van Die Provinz des Menschen